Accommodatietheorie

Vorige week nam Andries Knevel met veel gevoel voor drama met ondertekening van een verklaring afstand van de zogenoemde ‘creationistische’ visie: „Vroeger geloofde ik dat de aarde in zes dagen geschapen was, nu geloof ik in de evolutietheorie.” Hij hangt nu ergens tussen ID en TE (“theïstische evolutie”).

Hij wist heel goed hoe je een hype regisseert (aan wie was die verklaring trouwens geadresseerd? Wie heeft hem nu in bezit?) en verklaarde vervolgens weer heel onschuldig de daarna ontstane commotie (met opzeggingen bij de EO, verklaring van EO-zijde) niet te hebben voorzien en zeker niet te hebben bedoeld. Honi soit qui mal y pense…

Trouw dat al weken bezig is met Calvijn en nog nauwelijks aandacht aan Darwin gaf, heeft n.a.v. Andries Knevels verklaring vandaag een stukje over hoe Calvijn eigenlijk over het letterlijk nemen van Genesis 1 dacht. Hij heeft, zo schrijft Emiel Hakkenes, er in 1554 een commentaar op gepubliceerd. Calvijn hechtte niet zo aan het letterlijk nemen van het schepping-in-zes-dagen-verhaal: “God had oudtijds wel in een ogenblik de wereld kunnen scheppen.” God is zó almachtig dat bij hem alles mogelijk is: een schepping in zes dagen evenzogoed als een schepping met een vingerknip.” En dan komt het stukje, waarom ik er hier een blog aan wijd, namelijk over de vraag of het dan niets betekent hoe het in de Bijbel staat? Daarover had Calvijn zijn accommodatietheorie: God zou zich in zijn spreken en handelen aanpassen (accommoderen) aan de beperkte vermogens van de mens, zoals een moeder zich aanpast aan het niveau van haar kind als ze hem iets wil uitleggen.

Dus toen Spinoza in 1670 in zijn Theologisch-politieke verhandeling met zijn accommodatietheorie kwam (hoe de profeten hun boodschap brachten in de vorm waarin hun toehoorders het konden begrijpen), bestond deze al zeker 116 jaar. Ik meen trouwens een vergelijkbare opvatting ook al bij Augustinus gelezen te hebben (maar weet niet meer waar).

Zoals Andries Knevel nu dichter bij Huub Oosterhuis en bij velen in de rest van de wereld is gekomen, zo lijken Calvijn en Spinoza ook dichter bij elkaar te liggen. Het verschil is dat volgens Spinoza god geen vingers had en dus ook niets in een vingerknip deed, dat god geen wil had maar dat de wereld noodzakelijk gevolg van god is en dat er geen tijdsverschil was tussen god en de wereld (met de wereld ontstond pas de meetbare tijd – zelfs de tijd van een vingerknip duurt al te lang…), dus eigenlijk was er letterlijk genomen geen schepping. En een verschilletje was dat god geen persoon was met wie je een persoonlijke verhouding kunt hebben. Ik zeg ´verschilletje´, want de amor intellectualis Dei van het vijfde deel van de Ethica, komt toch (griezelig? dicht) in de buurt van een persoonlijke, wellicht mystieke, relatie tot de god die de hele natuur is. Zo is dat sinds de Romantiek veel geïnterpreteerd.

Als je - met name n.a.v. dat laatste - ziet hoeveel verschillende richtingen van spinozisme er zijn, en als zo’n discussie n.a.v. Andries Knevels ommezwaai nog eens duidelijk maakt, hoeveel meer richtingen binnen het calvinisme bestaan, kun je de vraag stellen: waren Calvijn, Spinoza en Darwin wel resp. calvinist, spinozist en darwinist?

En lees hoe de website van de "Stichting de Bijbel is waar" de accommodatietheorie eerst omvormt (niet de profeten, maar God zou zich aangepast hebben...) en dan verwerpt:

De bijbel geeft ook geen grond voor een accommodatietheorie. Men stelt dan dat God zich in zijn communicatie naar de mens toe zo heeft aangepast, dat Hij in metaforen is gaan spreken. God is dan niet werkelijk rechter, dat lijkt alleen maar zo, Hij doet zich zo voor. God is dan niet werkelijk liefde, zo doet Hij zich alleen maar voor. God openbaart zich b.v. in de bijbel als een rationele God. Daaruit besluiten wij, als orthodoxe christenen, dat God een rationele God is, maar de accommodatietheorie zegt dat God niet rationeel is, Hij doet zich alleen maar als rationeel voor. Hoe God dan wel is, dat weet men niet precies. Men gebruikt soms de term bovenrationeel of supra-rationeel  maar dit zijn volledig lege begrippen. Hier herkennen we de zogenaamde negatieve theologie en het godsbegrip van het neoplatonisme. Waarom zouden we de bijbel niet nemen zoals het er staat? Er is geen enkele reden om dat niet te doen. Als je de accommodatietheorie accepteert dan verdwijnt God in het onbekende. Want Hij zou dan niet zijn zoals Hij zich in de bijbel presenteert.

Een beetje begrijp ik deze verdedigers van de letterlijkheid wel. Het moeilijke bij het aanhangen van een accommodatietheorie is, dat je zelf moet bepalen wat waarheid en wat geaccommodeerd is. Hoe is dat nog in de hand te houden? Met Spinoza kom je uit bij de rede, het 'natuurlijk licht'. Ook al vond hij - meegaand met goed protestants gebruik - dat je de Schrift met de Schrift moest uitleggen - daar moest je dan toch wel altijd de rede bij blijven inzetten.

Aanvulling. Nog even doorzoekend zie ik dat op DBNL het boek van Eric Jorink: Het ‘Boeck der Natuere’. Nederlandse geleerden en de wonderen van Gods schepping 1575-1715 (2006) gedigitaliseerd is. Jorink schrijft over de in de 17e eeuw in rechtzinnige kringen zo verfoeide accommodatie-theorie. Bijvoorbeeld schreef de predikant Henricus Brinck (1645-1723) in zijn aanval op de ‘dwalingen’ van de cartesianen en coccejanen dat de Schrift wel degelijk sprak over kometen: ‘Daar word wel gelezen van Wonderen en teekens in den Hemel, waar onder de Cometen zijn begrepen.’
Jorink: “De hardnekkigheid waarmee dit werd volgehouden kwam mede voort uit de angst dat met de toepassing van het accommodatie-principe en daarmee van de ratio de status van relevatio zou worden ondermijnd.” [hier]

 

Reacties

In die hele discussie over 'intelligent design' en het fantastische scheppingsverhaal wordt Spinoza door Cees Dekker, Andries Knevel etc. angstvallig buiten de deur gehouden. Zij weten heel goed dat er een logisch onweerstaanbaar alternatief voor hun bekrompen visie is (en altijd al was), dat zij om diverse redenen maar al te graag onbesproken laten IN HUN MEDIA OF PUBLIEKE OPTREDENS. Spinoza is al te subversief.