Actualiserend lezen van de TTP lijkt moeilijk

Gisteren had in de IVKO-school in Amsterdam de derde bijeenkomst over Spinoza's Theologisch-politiek traktaat plaats. De inleider was drs. Pieter van Walbeek en het thema: hoe verhoudt de TTP zich tot de theologie in de 21e eeuw.

Inmiddels heeft de heer Van Walbeek zijn toespraak al op zijn internetsite gezet, zodat ik kan volstaan met een enkele indruk. [hier de link naar de website waarop de verder uitgewerkte toespraak staat)

Op dit weblog had ik al eens commentaar gegeven op teksten van de inleider op zijn website: Ds van Walbeek tracht in Spinoza een theoloog te zien. Daarbij gaf ik hem credits (ik schreef: “Dominee van Walbeek is, zoals je dat van een dominee mag verwachten, een zeer zorgvuldig en hermeneutisch lezer. Hij ziet bij Spinoza veel meer systematiek dan een leek al ziet, bijvoorbeeld chiastische opbouwen en omsluitingen. Ik heb, proberend zijn stukken te volgen, best wat van hem opgestoken.”). Maar ook gaf ik hem geducht commentaar (want “ook hij zit, net als iedereen, aan bepaalde vooroordelen en interesses vast.”).

 [Ik probeerde een foto te krijgen waarop de heer Van Walbeek de zaal in keek en drukte meermalen af als hij dat deed, maar het lukte niet - het was telkens te kort; dus op elke foto staat hij gebogen naar zijn tekst]

De toespraak was lang en zat vol thema’s en vooral ook zo vol systematiek dat niet eenvoudig was welke boodschap Van Walbeek ons wilde meegeven. Hij legde veel nadruk op allerlei zorgvuldige ordeningen waarmee Spinoza zijn TTP had opgebouwd, iets dat eigenlijk alleen via een visueel schema duidelijk kan worden gemaakt.

Voor hij aan zijn eigenlijke betoog toekwam, gaf Van Walbeek drie actualiseringen:

·         Spinoza’s constatering, dat de volkse eer voor de godsdienstige ambten een belangrijke factor is bij het ontstaan van grote twisten, afgunst en haat, geldt niet meer aan het begin van de 21ste eeuw: de professor, de dokter, de advocaat, niet de religie, maar de wetenschap heeft nu onder meer het twijfelachtige voorrecht om volkse eer te ontvangen.

·         Het bijgeloof, de superstitio, waaraan Spinoza aan het begin van de voorrede uitvoerig aandacht besteedt, zouden wij aan het begin van de 21ste eeuw, na de gebeurtenissen in de 20ste eeuw, beter als religie kunnen aanduiden.
“Een theoloog, die in zijn leven en werk daarvan getuigt is de Zwitser Karl Barth (1886 - 1968), die aan het begin van de eerste wereldoorlog tot zijn ontzetting merkte hoe vrijwel al zijn theologische leermeesters, o. a. Von Harnack het oorlogsmanifest van keizer Wilhelm ondertekenden: ‘Ich habe eine Götterdämmerung erlebt, .... wie Religion und Wissenschaft restlos sich in 42 cm Kanonen verwandelten’. In de jaren dertig is Barth vanwege zijn politieke opvattingen als hoogleraar uit Duitsland verbannen. In het indrukwekkende oeuvre van Barth spelen deze ervaringen verborgen zonder meer een rol, met name bij zijn religiekritiek. In Par. 17 van zijn KD (Kirchliche Dogmatik) met de titel ‘Gottes Offenbarung als Aufhebung der Religion’ staat de volgende zin te lezen: ‘Religion ist Unglaube, Religion is eine Angelegenheit, man musz sagen, die Angelegenheit des gottlosen Menschen.’12 Dit inzicht en andere inzichten van Barth spelen helaas in de praktijk van de kerk aan het begin van de 21ste eeuw nauwelijks een rol.” (Voor verwijsplaatsen zie de toespraak)

·         Misschien zou je in de geest van Spinoza kunnen zeggen, dat wetenschap die haar oorsprong in de religiekritiek vergeet, in de komende eeuwen een factor kan worden bij het licht ontvlambare mengsel van religie (en dan nu wetenschap als religie!) en politiek. Actueel is op dit moment de wijze waarop de economische wetenschap richting geeft aan de wereldwijde economische crisis vanwege de ‘religie’ van het neoliberalisme.

 

Op deze actualiseringen ging de spreker verder niet in, hoewel hij over het tweede punt nog iets zei – ik kom er nog op. Wel besteedde hij veel aandacht aan “het raadsel van Ibn Ezra ‘mits ge het mysterie van de twaalf begrijpt’", waaraan Spinoza aan het begin van hoofdstuk 7 van de TTP aandacht besteedt. Het was voor Van Walbeek aanleiding om uitvoerig Deut 27: 1- 8 uit te leggen (zie vanaf blz 9 tot einde van zijn lezing op blz 15).

Ik kan me voorstellen dat een voormalig dominee hiervan kan smullen, maar hij sprak er, kan ik wel zeggen, als het ware toch hoog van een kansel ver mee over de hoofden der aanwezige ongelovigen heen. Interessant misschien voor liefhebbers om nog eens na te lezen en om dan te zien hoever moderne tekstexegese zich kan verwijderen van het gewone niet-verstaan. Hij kwam ermee uit op de aanbeveling om die tekst, waarin tijds- (“die dag”) en plaatsaanduidingen (“aan de overzijde van de Jordaan) staan, op een abstracte manier te lezen (waarbij dus wordt afgezien van elke plaats en tijds-aanduiding, zodat de tekst overal en in alle tijden op het eigen bestaan kan worden toegepast).

Hoeveel anders is deze bijbeluitleg dan de allegorische lezing van de bijbel, waarmee de joodse filosoof Philo in Alexandrië was begonnen, die door Maimonides of Rambam in de 12 eeuw werd overgenomen en door Spinoza zo fel werd betwist? 

 

 

Groepsdiscussie
Het had iets voor de nabespreking kunnen zijn, maar in mijn groep kwam dit niet aan de orde. Dat zo’n onderwerp (
hoe verhoudt de TTP zich tot de theologie in de 21e eeuw) op vele manieren is te benaderen, bleek wel in de discussiegroep ter nabespreking waarin ik zat; daarin werd door de gespreksleider en sommige anderen gezegd dat ze eigenlijk een andere toespraak hadden verwacht. Die nabespreking ging dan ook alle kanten op, maar ging niet of nauwelijks over de lezing en helemaal niet over de aangereikte stellingen.

Ik had aangekondigd nog graag iets te willen zeggen over en de mening der anderen te horen over de volgende passage uit de toespraak:

“Niemand binnen of buiten de wetenschap, binnen of buiten de kerk kan om de resultaten van de historischkritische wetenschap heen. In één opzicht verschilt echter de samenhang van het historisch-kritisch onderzoek, zoals je die bij Spinoza in de kern aantreft met de tot volle wasdom gekomen historisch-kritische wetenschap van de 19de (en 20ste) eeuw: bij Spinoza staat de vrijheid van het onderzoek in het kader van een ‘pietas’, een vroomheid en een vrede, die juist de vrijheid veronderstelt en waarborgt. En de impuls was het machtsmisbruik, die priesters (en koningen) van de gangbare religie maakten. Die impuls was afwezig in het tot volle wasdom gekomen historisch-kritische onderzoek van de 19de eeuw. Aan het begin van de 20ste eeuw moest Karl Barth dan ook tot zijn ontzetting constateren, dat vrijwel al zijn theologische leermeesters, die natuurlijk gepokt en gemazeld waren door dat historisch-kritische onderzoek het oorlogsmanifest van keizer Wilhelm ondertekend hadden.” (vet van mij)

Voor mij is de vraag of het Spinoza om pietas als gelovige vroomheid te doen was. Een manier van spreken om Spinoza een beetje in het kamp (het kader) van het geloof in te trekken? Volgens mij ging het Spinoza echt niet om het geloof of om de (religieuze) vroomheid op zichzelf en was dat slechts een middel om te komen tot rust en vrede in de samenleving, zodat vrijheid van onderzoek en van denken gegarandeerd kon worden. Om dat laatste ging het hem. En daarom deed hij politieke voorstellen tot spelregels dienaangaande.
Maar er was geen tijd meer om er in de nabespreking aandacht aan te besteden.
  

Het werd zeker geen 'verloren middag'. De heer Van Walbeek had duidelijk erg veel werk gemaakt van zijn toespraak, waarin hij ook veel van zijn ‘hobby’ had gestoken [hier in uitgebreide vorm]. Zelfs van iemand die ver van deze wijze (of sowieso) van Bijbellezen verwijderd is, blijft het boeiend om telkens de vergelijking met Spinoza te maken en om na te gaan of Spinoza er een beetje beter door te begrijpen is. Door wat Van Walbeek aandroeg, en als wat hij aandroeg representatief is, meen ik begrepen te hebben dat het historisch-kritische wetenschappelijke onderzoek van Bijbelteksten, waartoe Spinoza de aanstoot heeft gegeven, zich ver van hem en zijn intenties heeft verwijderd.

     Hier een slideshow van de 1e en 3e studiebijeenkomst

 

Reacties

Beste Stan,
Ik begin langzamerhand in te zien, dat jij er een afkeer van hebt Spinoza in welk opzicht dan ook theologische kwalificaties toe te dichten. Ik begrijp dit niet goed. Immers ook de meeste filosofen in de oudheid behandelden het mysterie van de boven mens en mensheid en de voor ons ongrijpbare werkelijkheid, waar god of goden de dienst uitmaakten.( Codewoorden om het ongrijpbare bespreekbaar te maken.)
Ook de latere kerkvaders ( woord achteraf door ons bedacht) gingen uitgebreid in discussie met hun filosofische/theologische voorgangers en tijdgenoten. De relatie tussen ons mensen en die ongrijpbare wereld waar wij niet goed bij kunnen is daarin een belangrijk thema. Als ik het goed heb is het woord " theologie" van Plato zelf afkomstig, als hij de rol bespreekt die de goden hebben bij het inbrengen van de preexistente ideeen in hun stoffelijke vormen. Dit deel van zijn filosofie noemt Plato zelf" theologie".
Naar aanleiding van een eerdere opmerking mijnerzijds zou ik je de vraag willen stellen, waarom deel I van de Ethica, dat over niets anders handelt dan over god ( De Deo), met alle geweld geen theologie mag heten. ( terwijl het het in mijn benadering wel degelijk is ( eerste de theologie, daarna de anthropologie = de orde van de Ethica)
Ik ben benieuwd naar je antwoord,
Vriendelijke groet,
Bertus de Keizer

Was gister ook aanwezig bij bovenstaand besproken lezing.
Vind dat Dhr. van Walbeek zich wel erg ver van een directe behandeling van het onderwerp af bewoog. Als het thema is "Hoe verhoudt de TTP zich tot de theologie van de 21 e eeuw" had ik verwacht dat spreker iets zou zeggen over de invloed van de huidige theologen, priesters, rabbijnen en Imans op hun volgelingen van deze tijd. M.a.w., over de invloed van de katholieke leiders op het condoomgebruik in Afrika en op de nieuw te maken abortuswet in Spanje, op de extreem orthodoxe rabbijnen op de settlers op de Westbank en op de invloed van de Imams op de zelfmoordenaars in de Arabische wereld. Ik noem maar een paar actuele dwarsstraten.
Hij heeft die dingen ook wel terloops genoemd maar de bedoeling van de langdurige uitwijdingen over teksten in Tenach kon ik niet allemaal volgen. Ben er verder van overtuigd dat de inhoud van de lezing met veel zorg en kennis van zaken is gemaakt maar de bedoeling ervan zal alleen ingewijden duidelijk zijn geworden.

@ Kees Bruijns,
Dank voor je reactie.
De ochtend van de lezing had dagblad Trouw een felle reactie van theoloog Jean-Pierre Wils die in januari uit de rooms-katholieke kerk stapte, over het immorele gedrag van de paus en een aantal bisschoppen - hun 'moraliseren met de knuppel'. Hier te lezen:

http://www.trouw.nl/opinie/letter-en-geest/article2065119.ece/_Roomse_allergie___.html
En fraai staaltje van hedendaagse kritiek op theologische politiek.

@ Bertus de Keizer,
Dank voor je reactie.
Ik ben al een poosje van plan hierover (dat Spinoza geen theoloog is) uitvoeriger te schrijven, maar heb daar nog wat tijd voor nodig. Er komt ooit een stuk van me.

Het is met de term 'theoloog' net als met die van 'God': ieder verstaat er het zijne onder. En over niets valt zo makkelijk te strijden (en oorlog te voeren) als juist over de dingen waarover we zo sterk van mening kunnen verschillen, waarbij het de grote vraag is of de gebruikte termen verwijzen naar dingen die bestaan. Maar de vraag naar werkelijk bestaan maakt eigenlijk niet uit, want al bestaan de zaken waarnaar die termen verwijzen niet: ze werken wel!

De theologie stelde zich altijd de opdracht te zoeken naar transcendentie - sterker om aan te tonen dat transcendentie werkzaam is in de wereld. De theologie zoekt en vindt uiteraard - zoekt en gij zult vinden - 'sporen van een transcendente God', beantwoordt daarmee 'verlangen naar heil en hoop en gerechtigheid'. Ook jij hebt het over "het mysterie van de boven mens en mensheid en de voor ons ongrijpbare werkelijkheid". Voor Spinoza bestond er geen boven de mens uitstijgende onbegrijpelijke werkelijkheid.

O zeker werden door de christelijke geleerden, dat begon al met Paulus en is door Aurelius Augustinus vervolmaakt, ter verdediging van hun geloof (neo)platonische denkbeelden gebruikt. Plato had tot in de late Middeleeuwen veel gezag.

Maar als Plato het woord 'theos' gebruikte, kan dat maar beter niet met 'God' vertaald worden, omdat dit woord teveel associaties oproept met de God van de monotheistische geloofsbelijdenissen (aldus de website katholiek Nederland). Theos heeft in het werk van Plato meerdere betekenissen. In de Politeia wordt theos 'de immer zijnde' en 'de steeds aanwezige' genoemd. Deze theos werd door christelijke platonici met de God van Israel gelijk gesteld: Jahweh, Hebreeuws voor zoiets als 'Ik ben die is'.

En inderdaad schijnt de Politeia van Plato de eerste tekst waarin het woord theologia voorkomt - in het meervoud. Plato heeft het over meerdere vormen van theologie. Degenen die over goden praten, dichters of theologoi, moeten wat hem betreft ophouden met de goden voor te stellen als wezens zonder deugden. Zij moeten van Plato uitgaan van een eeuwige godheid die voor 'het goede' staat en het goede voorstaat. Plato maakte een onderscheid tussen een mythische en een rationele benadering van het goddelijke. Voor Plato moeten theologen het goddelijke naar waarheid weergeven, maar vooral ook moeten ze de gevolgen voor de maatschappelijke zedelijke orde goed beseffen. De godenwereld zou ten voorbeeld dienen te worden (voor)gesteld aan het menselijke handelen. In de Wetten bespreekt Plato de goddelijke herkomst van de wetten en komt hij tot de conclusie dat de goden bestaan, dat zij het goede beogen en een rechtvaardig regime over de mensen voeren. Deze redelijk onderbouwde theologie dient uiteindelijk van staatswege opgelegd ter worden. Hij bood dus als eerste een politieke theologie. Maar we weten hoe hij over dichters (en theologoi) sprak, die werden verbannen uit zijn ideale staat. Reken maar dat Plato zichzelf niet als theoloog zag.

Zo ook Spinoza niet. Hij sprak wel over en bekritiseerde de theologische politiek, maar zonder daarmee zelf theoloog te zijn. Hij wilde juist een scherp onderscheid tussen het gebied van de theologen en filosofen. Daar ging het hem om in de TTP. En dan zou hij zich zelf als theoloog zien? 'De Deo' kan wellicht dus net als Plato's 'theos' maar beter niet als 'God' vertaald worden - om dezelfde reden als boven vermeld. Het geeft maar het misverstand dat hij in Ethica I theologie zou bedrijven. Quod non! Ik kom daar later in een blog uitvoeriger op terug.

Beste Stan,
Je zult begrijpen, dat ik het met je stellige zienswijze ( Quod non!) niet eens ben. Bovendien, mijn vraag was niet of Spinoza zichzelf als theoloog zag, maar of hij soms ook niet zelf aan theologie deed. Ik zie uit naar het resultaat van je definitieve reaktie die , naar ik begrijp, in de maak is en ligt te rijpen.
Wellicht in dat kader nuttig ook de desbetreffende hoofdstukken te lezen in het boekwerkje van Dr. H. G. Hubbeling " Spinoza" uit 1966. Citaat hoofdstuk" wijsgerige godsleer": "Voor het mysterie Gods heeft Spinoza alle oog". En in ons verband het gewichtige hoofdstuk " Theologie": " Spinoza's theologie wordt niet door iedere spinoza onderzoeker serieus genomen" etc.. Ik hoor nog wel nader van je,
Vriendelijke groet,
Bertus

Beste Bertus,
Door te schrijven zoals je deed, stimuleer je me zeer om eerst het boekje van Dr. H. G. Hubbeling te bespreken. Ik las het enige malen waardoor het vol potloodaantekeningen is gekomen. Ik wilde er al eens een blog aan wijden. Nu ga ik dat doen. Voor ik toekom aan het beargumenteren dat Spinoza volstrekt niet aan theologie deed (dat was ik van plan te doen in een bespreking van Wim Klevers Definitie van het christendom) zal ik eerst dat werkje van Hubbeling bespreken. M'n handen jeuken als het ware. Morgen eerst m'n belastingaangifte en dan pak ik dat boekje weer op.

Theologen weten alles van niets!...Hun morele god is immers een zelf verzonnen hersenspinsel...Spinoza's amorele god is die van de filosoof.Goed gedefinieerd en daardoor onbetwistbaar waar...