Bernard Nieuhoff (1747 – 1831) schreef 'Over Spinozisme'
Hoogleraar in de wijsbegeerte te Deventer (1775), in de wijsbegeerte en de wis- en sterrenkunde te Harderwijk (1775). Patriot. Lid der Nationale Vergadering van de Bataafse Republiek (1796). Aanhanger van de common-sense-filosofie.
Ineens is daar in 1799 een boek van Bernardus Nieuhoff Over Spinozisme. De eerste 30 jaar van de 18e eeuw was er een zekere (anti-)Spinoza-Welle geweest. Daarna was het stil geworden. De Duitse Spinozismusstreit had hier geen weerklank gevonden. Alleen Nieuhoff deed met dit boek een duit in ’t Duitse zakje, maar enige respons kreeg hij op dit werk niet. Ik citeer wat Sassen hierover schreef:
“De hoge waardering van persoon en werk van Spinoza, die zich na het ongunstig oordeel van vele van zijn tijdgenoten voor het eerst in de tweede helft van de 18de eeuw vooral door den invloed van Lessing en Goethe in Duitsland baan had gebroken, heeft aanvankelijk in ons land nauwelijks enigen weerklank gevonden. De eerlijke poging van den Harderwijksen hoogleraar B. Nieuhoff om een objectieve uiteenzetting van Spinoza's leer met een onbevooroordeelde critiek te verbinden en den wijsgeer tegen de ook hier zo vaak herhaalde beschuldiging van atheïsme te verdedigen (Over Spinozisme, Harderw., 1799) bleef zonder gevolg.” 1) Ook volgens Siebe Thissen speelde het geen rol in de latere, 19e eeuwse Spinoza-receptie.2)Bernard Nieuhoff was geboren in Lingen in Duitsland, dichtbij de grens met Nederland. In 1769 ging hij in Leiden theologie en filosofie studeren. Hij promoveerde op een van de eerste dissertaties over esthetica in Nederland, volgens Henri Krop3), over ethica, volgens Siebrand4). Gezien de titel van zijn thesis, Specimen philosophiam de sensu pulchri (1773) zal het wel vooral over schoonheid zijn gegaan, maar wellicht hebben beiden gelijk en werd in het betoog ook ‘het goede’ meegenomen, waarvoor de mens volgens Francis Hutcheson (en Nieuhoff nam dat over) een morele intuïtie heeft. In februari 1775 werd hij hoogleraar aan het athenaeum illustre van Deventer en op 7 augustus van datzelfde jaar werd hij professor in de filosofie, wiskunde en astronomie aan de Universiteit van Harderwijk. Newtoniaanse experimentele filosofie en stoïcijnse ethiek bracht hij er tot deze universiteit in 1811 gesloten werd.
Hem ging het bijdragen vanuit de wetenschap tot het geluk van mensen ter harte, zoals blijkt uit zijn De wetenschappen en kunsten als hulpmiddel tot het mensschelijk welzijn (Harderwijk, 1780)Nieuhoff had sterk patriottistische sympathieën die hem van een aanstelling aan meer gerenomeerde universiteiten afhielden. Na de Franse annexatie werd hij in de Nationale Vergadering der Bataafse Rebubliek gekozen. Hij richtte zich op vernieuwing van het onderwijs, bestreed slavenhandel en slavernij; en pleitte voor een scheiding van kerk en staat, hetgeen de hervormde kerk de geprivilegieerde positie kostte.
In 1799 verscheen zijn Over Spinozisme in de vorm van een brief aan een vriend. Het werd, zoals ik al aangaf, door Sassen gezien als de eerste poging in Nederland om een objectieve, neutrale houding tegenover Spinoza in te nemen en zijn leer met een open geest tegemoet te treden. Hij wilde, in tegenstelling met zoals gebruikelijk was, niet volstaan met enige losse opmerkingen, maar de hele Spinoza proberen te vatten. Het boek is bij books.google beschikbaar.
Update 18 juli 2011: ook bij earlydutchbooksonline.nl [hier & PDF]
Siebrand veronderstelt n.a.v. enige passages dat de adressant van het boek die met ‘V’ wordt aangeduid, zijn zoon Vosmarus is die zich in 1799 aan de Harderwijkse universiteit had laten inschrijven. Uit de biografische en vele nauwkeurige notities blijkt Nieuhoff zich goed gedocumenteerd aan het werk te hebben gezet. Op vele plaatsen geeft hij een reactie op werken, van Herder bijvoorbeeld, die een rol speelden in de Pantheismusstreit.
Twee citaten uit Over Spinozisme. “Neerlands grote koopstad bracht misschien nimmer een zeldzamer verschijnzel voord, dan dit in de wijsgerige waereld der vorige eeuw. Het leven en karakter van dezen zoo diepzinnigen denker, en zich altoos gelijken man, leest men niet zonder grote verwondering en stille hoogachting.” (p.6) Ja! gelezen heb ik Spinoza, en, gelijk gij zeer wel hebt opgemerkt, met de pen in de hand. Met halen en strepen is meer dan eene pen gestompt: doch mijn boek niet heel ooglijk gecierd. Ook heb ik Spinoza doorgelezen, als een koud wijsgeer. Geen denkbeeld: wat hij kon zijn,-—. kon worden, — moest worden, of zou zijn;—— niet of al rechtzinnig; — niet of al kristen; — niet of al theist of deist, — atheist of pantheist; — niet of al te laken of te prijzen? kwam in mij op. Ik las hem stipt; ik volgde hem, zoo veel ik kon, van het eerste tot het laatste, en bestreefde mij te weten, te doorzien, te begrijpen, wat de man bondig betoogd meende te hebben! Dus deed ik, op dat mijn onderzoek mij zelve mij op een besluit bracht, en, als het ware, uit zich zelve opgaf, wat ik hier moest denken of oordeelen.Een werk echter , waar van mij niemand de aangenaamheid ligt zal benijden. Ik las noch liever tweemalen Xenophon en Cicero, en Young en Pope, en Hooft en Cooke, dan eens eenen Spinoza, zoo stroef, en droog, en plat, dat hij naaulijks gelijken heeft. — Hebbe ik, op deze trage reize door Spinozaas wiskonstig brein en waereldstelsel, eenig genoegen gehad, het was dit vooral, het welk mij s'mans wijsgerig vernuft, en edel karakter deed gevoelen. — Hier zie ik u de ooren spitzen. Klaar genoeg bemerkt ik uit uwen kleinen brief, dat dit water beter op uwen molen zal zijn, dan die van uwen buurman in domino. Zeg dien goeden vromen preeker, dat hij in den katechismus studere, en niet in Spinoza; die schreef voor zulke lieden niet, het ware dan eene letterkunst van het oude Israël. Voeg er bij, ter geruststelling van den gemoedelijken herder, dat zijne schaapjes zich niet ligt zullen verloopen op deze keijharde rots, zoo verre buiten, als boven, den gezichteinder van. zijn kuddeken, — en misschien ook van heeroom. (p. 3-4) |
Nieuhoff wil het spinozisme ontdoen van zijn 'mathematische schors' om zo een 'gelouterden, aannemelijkeren en edelen uitleg' mogelijk te maken.
Centraal staat volgens Nieuhoff bij Spinoza het idee van Gods vrijheid, zijnde zelfbepaling (niet willekeur of ongedetermineerdheid). De idee van een noodzakelijke vrije God bereikte Spinoza door analytisch de verschijnselen te reduceren tot een causa sui. Vanuit dit concept ontwikkelde het systeem zich synthetisch.
Met Jacobi verwerpt Nieuhoff de geometrische bewijstrant. Die acht hij ongeschikt voor morele zaken: zo wiskundig worden het schone en het goede niet ervaren. Hij ziet Spinoza als een metaphysicus dogmaticus, die zijn gelijke in de geschiedenis van de filosofie niet heeft. Hij is van mening dat Spinoza met zijn aprioristische argumentatie tot ijdele speculatie vervalt die tegen de common sense ingaat en niet door ervaring te verifiëren is. Hij ziet Spinoza zintuigelijke waarnemingen transformeren tot zuivere noties van de rede, hoewel die voor ons onkenbaar zijn, zoals b.v. het wezen van de materiële uitgebreidheid’ of ‘de materiële natuur als zodanig’. Het klinkt naar Kantiaanse kritiek, maar is, volgens Krop, in de grond traditioneel. Nieuhoff heeft waardering voor Spinoza, maar vindt dat Spinoza chaos maakt van de relatie tussen het oneindige en het eindige, liever had hij gehad dat Spinoza de natuur als substantie had genomen en dan van daaruit naar God had gezocht. Hij wil dan ook Spinoza verbeteren, reformeren door
Ÿ Spinoza’s verwerping van het empirisme teniet te doen;Ÿ Spinoza met het theïsme te verzoenen;
Ÿ Spinoza’s vrijheidsbegrip te ‘verduidelijken’
Hij wil rede en intuïtie met empirische waarnemingen aanvullen. God wil hij de externe scheppende oorzaak van de natuur maken. En hij wil in God wil en verstand onderscheiden: God is vrij door zijn keuzemogelijkheid en noodzakelijk voor zover het de mathematische orde van de natuur betreft. Nieuhoff deed een serieuze poging Spinoza minstens gedeeltelijk te rehabiliteren, maar het is duidelijk dat je na zo’n ‘verzoening’ of ‘reformatie’ geen echt Spinozisme meer over hebt. Nieuhoff zelf geeft dat duidelijk aan op blz 149 (waar Johannes Kinker op wijst): "Staat deze waarheid [theïsme], en vooral het begrip dier goddelijke vrijheid, gegrond, niet op de innerlijke noodzakelijkheid van zijn wezen, maar op zedelijke noodzakelijkheid, pal: dan dwaalt Spinoza, en zijn spinozisme is van grond ontbloot."
* * *
Recensie van Over Spinozisme in: Vaderlandsche Letteroefeningen. A. van der Kroe en de Wed. J. Yntema en zoon, Amsterdam 1799:
Bernardus Nieuhoff, over Spinozisme. Te Harderwyk, by J. van Kasteel, 1799. In gr. 8vo. 372 bl. Nieuwe Stelzels, door uitsteekende Vernuften ter baane gebragt, die, althans naar den uiterlyken schyn, verre van het gewoone afwyken, en wel inzonderheid dezulken, die invloed hebben op Godsdienstige grondbeginselen, en verjaarde Theologische begrippen, ontmoeten dikwyls, by derzelver eerste openbaarmaaking, heftiger tegenspraak en tegenwerking, dan zy vervolgends, by een langzaamer en koeler beöordeeling, bevonden worden te verdienen. Door misverstand en vooroordeel, om niets ergers te noemen, worden niet zelden roemwaardige verdiensten, een tyd lang, miskend, en 't licht der waarheid, door zelfdenkende Mannen ontstoken, geheel verdonkerd. Maar het komt ook wel eens wederom, met vollen glans, te voorschyn, wanneer bevoegde richters aan de eerste verspreiders behoorlyk recht laaten wedervaaren. Zoo gunstig hebben beroemde Mannen, in den tegenwoordigen tyd, het Spinozistisch Stelzel, oudstyds veelal afgeschilderd als een samenweefsel van de afgryzelykste ongerymdheden, beginnen te beoordeelen, Men heeft in Spinoza den edelmoedigsten waarheidzoeker, den verhevensten opklaarer, en trouwhartigsten deugdsbetrachter, herkend, en bewonderd.De Hoogleeraar nieuhoff loopt zoo hoog met Spinoza niet, hoewel hy hem, als een streng, oprecht en eerlyk zelfdenker, zeer hoogacht. Hy vindt niet alleen zyn voorstel onaangenaam, styf en gedrongen, maar houdt ook zyn Stelzel voor onbestaanbaar, omdat het rust op een denkbeeldigen grondslag, die het van zelf doet ter nederstorten. Hy schryft evenwel geen wederlegging, maar schynt eer ten oogmerke te hebben, om, in 't Werk voorhanden, een kort overzicht te geeven van de verschillende, meestal verkeerde, beöordeelingen, die 't Spinozisme heeft moeten ondergaan; met aanwyzing van 't waare oogpunt, waaruit hetzelve, zynes erachtens, moet beschouwd worden, en van zoodanige verbeteringen, waardoor men 't zelve, zoo hy meent, zeer gemakkelyk tot een alleraannemelykst Stelzel kan hervormen, dat, met den voortgang der opklaaring, meer en meer veld zal moeten winnen. De schryftrant van den Hoogleeraar, in de Nederduitsche taal, heeft de regte helderheid niet. Ook willen wy niet ontveinzen, dat de verkiezing, om de boekmaatige orde en form, gelyk de Schryver zich uitdrukt, ter zyde te stellen, en zich by losse aanmerkingen of bedenkingen te bepaalen, over 't geheel het juist begrip van 's Mans waare meening niet zeer bevordert. Maar des niettemin bevat dit voortreffelyk Boek eene menigte van schoone gedachten, en gewigtige ophelderingen: en het is voor hun, die met buitenlandsche Schriften minder bekend zyn, des te schatbaarer, omdat hier zeer veel uit de beste Schriften, over het Spinozisme, byeen verzameld, en, in bygevoegde Aanmerkingen, voor hun, die 'er meer van willen weeten, de weg gebaand is, om verder te regt te raaken. [bij de DBNL]
* * *
Misschien is meer de uitgever dan Nieuhoff verantwoordelijk voor deze grafische voorstelling op de titelpagina van Over Spinozisme, maar die geeft toch een wat merkwaardig beeld van aanhangers van Spinoza.
Noten & Bronnen
1) Ferd. Sassen, Geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland tot het einde der negentiende eeuw. Elsevier, Amsterdam / Brussel 1959. In H4, §7. De herleving van het Spinozisme. [bij de DBNL]
2) Siebe Thissen, De Spinozisten. HOOFDSTUK 6 SPINOZISME: WIJSBEGEERTE OF PROZA? SPINOZA EN DE NEDERLANDSE UNIVERSITEITEN [zie hier]Ik maakte voor dit blog ruim gebruik van de volgende artikelen:
3) Henri Krop: “A Dutch Spinozismusstreit: the new view of Spinoza at the end of the eighteenth century.” In: LIAS 32 (2005), 1, p. 185 – 211.
4) Heine Siebrand: Tussen stelkunst en levenskunst. Bernard Nieuhoff over het Spinozisme. In: Bzzlletin 121 (Spinozanummer, december 1984), p. 11 – 15
Jonathan Israel: In strijd met Spinoza. Het failliet van de Nederlandse Verlichting (1670-1800). Bert Bakker, 2007. Vertaling van ‘Failed Enlightenment’: Spinoza’s Legacy and the Netherlands (1670-1800). NIAS, Wassenaar, 2007. "Spinoza was largely correct, in Nieuhoff’s eyes, in rejecting all teleology and discarding the traditional anthropomorphic notions of God, but had finally stepped beyond what was acceptable; fortunately, he had latterly been cut down to size, argued Nieuhoff, by Kant’s critical philosophy. Nieuhoff knew the refutations of Spinoza by Condillac, Wolff, Nieuwentijt and Clarke, among others, but rated these much less highly than that of Kant." [bij NIAS]
W. Christiaens, M. Evers, Steven Jan van Geuns, Jakob van Geuns: Patriotse illusies in Amsterdam en Harderwijk: de patriottentijd in Amsterdam en Harderwijk, weerspiegeld in de brieven van Steven Jan en Jakob van Geuns, zonen van de Harderwijkse hoogleeraar Matthias van Geuns, 1784-1788. Uitgever Uitgeverij Verloren, 2002 [books.google]
Biografische gegevens bij de DBNL