De eerste dialoog in de KV – Spinoza in debat met Descartes
Je komt het nergens tegen, maar volgens mij is de eerste dialoog (Zamenspreeking) in de Korte Verhandeling een discussie die Spinoza aanging met Descartes. Je leest dat niet in de toelichtingen van Mignini, Knol en Koops, en ook tijdens de VHS Zomercursus werd daar niet op gewezen, blijkt uit mijn aantekeningen en het uitvoerige verslag van Jan de Koning.
Als deze tekst, zoals Sigwart in de 19e eeuw meende, de oudste tekst van Spinoza zou zijn, dan is zijn experiment om het eens met Platoonse dialogen te proberen, wellicht geschreven in de periode waarin hij, bij Franciscus van den Enden waarschijnlijk, voor het eerst kennis maakte met de filosofie van Descartes. Dan zijn zijn belangrijkste verwerpingen al in een zeer vroeg stadium bij hem opgekomen.Het aardige is namelijk dat er al heel veel van Spinoza’s blijvende ideeën aan te treffen zijn in deze discussie tussen Verstand, Liefde, Rede en Begeerlijkheid (Hartstocht, hertaalt Rikus Koops). Ik geef hier niet die dialoog en verwijs, voor degenen die geen tekst bij de hand hebben naar deze pagina, waarop G.H. Jongeneelen de tekst naar internet heeft gebracht.
Dat de Rede voor Spinoza en Begeerlijkheid voor Descartes staat, lijkt me uit de inhoud heel duidelijk; vooral daar Begeerlijkheid/Descartes spreekt over de gescheiden substanties denken (Verstandige Zelfstandigheid) en uitgebreidheid (Uijtgebreide Selfstandigheid). Ik zal enige sporen aanwijzen, waaruit blijkt hoeveel er al van Spinoza’s ideeën uit deze dialoog blijkt. Grappig is hoe hij Begeerlijkheid/Descartes al alle argumenten laat aandragen waarop Rede/Spinoza zó doeltreffend kan inkoppen “gebruik makend van uw eigen bewijzen”.
De drie kensoorten
Natura sive Deus
Causa sui
Een de rol van de Liefde?
Verstand komt maar éénmaal voor en staat voor de ‘intuïtieve kennis’. Voor uitleg, redeneren en argumenteren verwijst Verstand naar de Rede. De Begeerlijkheid staat voor de imaginatio en het is een grapje dat – zij het onuitgesproken - Descartes hiermee bedoeld wordt: hij denkt teveel vanuit de ervaren dingen en de verscheidenheid der dingen, waar ook de hartstochten als onze reacties uit voortkomen.
In het vorige blijkt al de kritiek dat Descartes aan de verkeerde kant begint te filosoferen, dat je de dingen vanuit het geheel dient te begrijpen, vanuit de hele natuur.
De Natuur krijgt de attributen die vanouds door de scholastieke leer aan God toekomen: één, eeuwig, door zichzelf, oneindig en de hoogste volmaaktheid (impliciet wordt hier de natuur gelijkgesteld aan de – niet genoemde - God).
Subtieler, zo dat ‘t wellicht niet door iedereen direct wordt opgepakt, is het verschil in definitie van causa sui. Voor Begeerlijkheid/Descartes geldt dat als ‘dit wezen’ (de natuur) zichzelf heeft veroorzaakt dan is dat door zijn almacht. Achter en in diens causa sui begrip zit dus de almacht (en impliciet de vrije wil) waarmee dit wezen zichzelf veroorzaakt heeft. Voor de Rede/Spinoza bestaat de natuur door zichzelf op noodzakelijke wijze – en is er geen vrije wil.
De oorzaak bestaat niet altijd buiten de gevolgen. Juist in geval van de natuur blijven de gevolgen altijd tot de natuur behoren. De natuur is zowel immanente oorzaak der dingen, als een werkelijk (en niet louter bedacht) geheel.
Hieraan zie je hoe de natuur a.h.w. model staat voor Spinoza’s godsbegrip.
De Liefde is hier al een subtiele vooruit verwijzing naar de amor Dei intellectualis.