De essentie der dingen [Intermezzo] "Sterven als René Gude, dat kon er maar één"

    

Zo luidt de laatste zin van een groot herdenkingsartikel in Trouw naar aanleiding van het overlijden afgelopen vrijdag van René Gude (1957 – 2015). Het vormt de aanleiding voor even dit intermezzo in de reeks over het essentiebegrip bij Spinoza. Zonder deze appellerende zin zou ik hier niet over de overledene geschreven hebben. Over Spinoza heb ik hem nooit gehoord, wat wel gekund zou hebben wegens hun beider interesse in de stoïcijnen, op wie Spinoza uiteindelijk wel kritiek had, maar van wie hij toch veel overnam. Ook René Gude deed dat.

Uiteraard kon er maar één als René Gude sterven – er wás er maar één. Daarmee zitten we meteen midden in Spinoza’s Ethica. Van ieder individueel ding, dus ook van ieder mens, bestaat er maar één en elk individu heeft z’n eigen essentie (en dienen we niet te benaderen als een exemplaar van een soort).

Maar - ik wil niet flauw doen - duidelijk is uiteraard dat met die uitspraak gedoeld wordt op de manier, waarop Gude de laatste jaren in zeer sterke mate in het openbaar – met de grootst mogelijke openbaarheid in De Wereld Draait Door – sprak over zijn aangekondigde dood. Daarmee raken we ook even aan de inhoud van zijn wezen, zijn conatus, de manier waarop hij in zijn bestaan trachtte te volharden: door via het zo grote aandacht eraan te geven a.h.w. zijn dood te ontkennen. Ik vond het allemaal iets krampachtigs hebben – iets als fluiten in het donker. Zo tegenstrijdig, alsof je met dat fluiten zou laten zien dat je niet bang bent in het donker… Maar goed, blijkbaar hadden velen bewondering voor dat “bespreekbaar maken.” Voor mij had het ook iets exhibitionistisch, zoals dat uitdrukkelijk poseren met één been op de cover van zijn boek Stand-up filosoof.

Maar hij moet een gezellige man geweest zijn; en een gedreven man met grote bijdragen aan wat sinds de resultaten die hij bereikte, publieksfilosofie genoemd wordt. Hij was oprichter en jarenlang hoofdredacteur van het Filosofie Magazine, daarna vele jaren directeur van de ISVW, mede-initiatiefnemer van de Maand en de Nacht van de Filosofie én hij was Denker des Vaderlands. Vooral in die functie zat hij veel aan bij Mathijs van Nieuwkerk in DWDD.

Van Peter Sloterdijk, die hij vaak naar Nederland haalde en met wie hij bevriend was geraakt nam hij het idee over van, naast religie, sport en kunst ook filosofie te zien als ‘trainingsprogramma’ waarmee mensen zichzelf maken, en zich perfectioneren door naar doelen te streven waarmee ze a.h.w. boven zichzelf uitstijgen. Sloterdijk beschrijft dat uitvoerig in zijn fraaie ethicaboek: “Je moet je leven veranderen.” Het programma dat René Gude daarvan voor zichzelf en anderen maakte, had in mijn ogen iets nogal geforceerds kunstmatigs.

 Zijn overdrijven werkte kennelijk aanstekelijk. Acht overlijdensadver-tenties vullen vandaag bijna een hele pagina in trouw; uiteraard van de familie, verder van de Stichting Maand van de Filosofie, DWDD, het bestuur, het curatorium, de medewerkers en de vrienden van de ISVW. Opmerkelijk dat die laatste vier niet samen in één advertentie pasten.

De kop van het genoemde Trouwartikel luidt: "Allergisch voor geklaag en azijnzeikerij.” Dan ben ik vandaag even de azijnzeiker van dienst. René Gude viel nu eenmaal niet bij iedereen in de smaak. Gude had veel anderen nodig om zichzelf te zijn. Hij bereikte als almaar meer publieksfilosoof een groot publiek en werd aldus – net als andere BN-ers – via vele anderen in de meest hoge mate zichzelf.

Maar toch geldt voor hem niet meer dan voor wie ook (naam in te vullen):

           

Reacties

Over smaak valt niet te twisten. Ik heb de laatste jaren juist met bewondering René Gude gevolgd, hij heeft de filosofie m.i. toegankelijker gemaakt voor een groot publiek. Nee, Spinoza noemde hij niet maar in zijn leven maakte hij voor mij toch wel wat dingen waar die ik ook bewonder in Spinoza: loskomen van ideologie, geen slaaf van je emoties zijn, durven te denken........Nee, een azijnzeiker was hij niet. Leven als Gude, dat kon er maar een.

Dank je, Bop. Ik vraag me af of ik het blog wel had moeten maken. Ik werd vooral getriggerd door de geciteerde laatste zin in 't stuk over hem, die ook nog een kopje werd, alsof grote betekenis werd gegeven aan iets wat goed beschouwd voor iedereen geldt en dan dus een grote dooddoener is. En daardoor liet ik me door mezelf verleiden om me te uiten over wat mij in Gude minder aanstond. Had ik beter uit piëteit kunnen nalaten. Maar vanavond werd dat beeld in DWDD bevestigd door Conny Palmen die zei goed bevriend met hem geweest te zijn en die vervolgens zei dat hij eigenlijk iedereen wilde plezieren - een allemansvriend was. Ik weet dus niet of hij geen slaaf van z'n emoties was - over het tegengaan waarvan hij gedreven kon praten - dat zeker; dat was zijn leven als Gude.