De Ethica-uitlegger
Hendrikus Keijzer, stukadoor, autodidact en zelfbenoemd spinozakenner, krijgt in Trouw vanaf vandaag wekelijks ruimte om een stelling uit de Ethica van Spinoza toe te lichten.
De krant leidt dit in met: "Langzamerhand erkennen we in Nederland dat de ‘Ethica’ van Spinoza ons belangrijkste filosofische boek is. Maar kennen we ‘De ethica’ ook?" Begonnen wordt met
Stelling 44 uit deel 2:
Het ligt niet in de aard der rede de dingen als toevallig, wel echter ze als noodzakelijk te beschouwen.
Laten we zijn toelichting eens onder de loupe nemen. Hij schrijft:
’Deze stelling gaat over de werking van de geest. Stel: op de savanne in Afrika lopen acht zebra’s. Plotseling hoort de groep een geluid, een geritsel. Ze zien niets. Maar de noodzaak tot overleven doet hen de oren spitsen. Wat vindt daar plaats, wat ligt daar, wat is er aan de hand? Die informatie hebben ze nodig, er kan daar een leeuw liggen die hen probeert op te vreten. Die zebra’s kunnen niet zeggen: ‘Och, dat is niets.’ Verkeerde interpretatie is dodelijk. Als een van die zebra’s dat denkt, zijn ze zo met z’n zevenen. Die beesten moeten achterhalen wat dat geluid betekent, ze moeten correcte informatie hebben, dat is een noodzakelijkheid. De zebra’s speuren hun hersens daarom af naar die informatie – voorzover ze hersens hebben natuurlijk.
Nu komt de vergelijking met de mens. U krijgt telefoon, u hoort een stem. Wat doet u nu? U kunt die stem aanvankelijk niet thuisbrengen of u kunt die stem wel thuisbrengen - dat doet niet ter zake. U weet niet wat u doet? U denkt misschien dat de juiste naam u toevallig te binnenschiet? Dat u toevallig ontdekt dat de stem aan de andere kant van de lijn behoort aan een jonge vrouw? Nee, het ligt niet in de aard der rede de dingen als toevallig te beschouwen. Wel echter als noodzakelijk. U probeert de juiste informatie te vergaren, net als die zebra’s. Ik heb een jong iemand aan de lijn, denkt u. Hoe weet u dat? Omdat u andere jonge stemmen kent, die ook ongeveer zo klinken. Dat invullen doet u vanuit opgedane ervaringen die in uw hersens zitten. U doet hetzelfde wat de zebra doet, hij roept herinneringen op, die hem kunnen vertellen wat er aan de hand is. Voor de zebra is het een kwestie van leven of dood. Voor ons minder. Maar dat doet niets af aan wat er gebeurt, aan het noodzakelijke proces dat zich in de geest van elk levend wezen afspeelt.”
Begrijpen is iets anders dan informatieverwerken
Hoeveel begrijpen we nu met deze "uitleg" van de stelling van Ethica II,44? Dingen als noodzakelijk (oorzakelijk - en bij Spinoza is dat tevens logisch - bepaald ipv als contingent/toevallig) begrijpen, is toch heel iets anders dan praten over wat zich (voor het voortbestaan noodzakelijk) aan goede informatieverwerking in onze hersenen afspeelt. Hendrikus Keijzer roept met zijn voorbeelden de verbeelding aan en hij blijft op dat niveau. De informatie die de zebra's in hun hersenen naspeuren blijft contingent, precies zoals zij daar zelf en de geluiden die ze horen vooralsnog contingent zijn (hoe noodzakelijk de goede uitkomst van dat zoekproces voor hun voortbestaan ook mag zijn). Maar die noodzakelijkheid bedoelt Spinoza hier niet.
Iets echt (in Spinozistische zin) begrepen hebben ze dan nog steeds niet. Ook als ze straks weglopen of met z'n allen de leeuw verjagen (als die het was), ook als het geen zebra's maar exemplaren van homo sapiens waren, dan bleef het de vraag of ze alles van hun hele situatie écht doorzien en begrepen hadden. Die soort praktische (overlevings-)noodzakelijkheid bedoelde Spinoza dus niet.
Spinoza komt in zíjn toelichting in zijn tweede bijkomende stelling al direct uit bij de noodzaak voor de begrijpende rede om de dingen 'sub specie aeternitatis' te zien. Dat is andere koek. Dat soort denkinspanning verricht je niet even terwijl je oor-in-oor staat met mogelijk gevaar of bij het thuisbrengen van een telefoonstem.
Hendrikus Keijzer blijft verder verwijderd van echt begrip, dan Keizer Hendrik IV die op zijn weg naar Canossa toonde begrepen te hebben wat voor zijn voortbestaan noodzakelijk was, maar die waarschijnlijk ook tot méér begrip kwam van wat 'macht' is én alles kon relativeren in het licht van de eeuwigheid. Op weg naar Canossa werd deze keizer een beetje filosoof.
Keizer Hendrik IV werd tijdens de investituurstrijd in 1076 in de ban gedaan. Op weg naar Canossa smeekt hij zijn bemiddelaars, Mathilde van Tuscië en abt Hugo van Cluny, om hun ondersteuning tegenover de paus, teneinde opheffing van de ban te verkrijgen. [Plaatje van hier]
[Deel van mijn reactie - zonder dat wat bij het plaatje hoort - geupload naar Trouw]
spinoza | 27-12-2007 | 19:44 | Link |