De illusie van Spinoza?

Zelden of nooit zeggen de ontvangers van de Spinozapremie in de toespraak die ze bij gelegenheid van de prijsuitreiking houden iets over Spinoza of maken ze zelfs maar een allusie op iets van de grootste Nederlandse filosoof. Dit is te zeggen althans, voor zover deze toespraken op de website van de NWO te vinden zijn. Eénmaal vond ik een verwijzing naar Spinoza.

Prof. dr. P. (Peter) Hagoort [directeur van het F.C. Donders Centre for Cognitive Neuroimaging en hoogleraar Cognitieve Neurowetenschap, in het bijzonder gerelateerd aan neuroimaging aan de Radboud Universiteit Nijmegen.] ontving in 2005 de Spinozapremie.

Bij het ontvangen van die Spinozapremie sprak hij over ‘breintaal’ en daarin had hij een paragraaf, getiteld ’De illusie van Spinoza’.

Hij wees er onder meer op dat ondanks de vele verschillen tussen al die talen, alle mensentalen volgens hetzelfde basisprincipe werken. Dit is dat we met een eindig aantal woorden (of bij doventalen gebaren) en een beperkt aantal procedures (een grammatica) om die woorden (of gebaren) met elkaar te combineren, een oneindige reeks mededelingen aan elkaar kunnen doen. Van ons vermogen tot communicatie via taal maken we bij voortduring gebruik. [...] De mens is eerst en vooral een talige mens (Homo loquens). Wat zou onze cultuur zijn zonder taal? Hoe ons denken? Wie het geheim van de mens wil ontraadselen, moet bij de taal te rade gaan. Wie het geheim van de taal wil doorgronden, zal ook naar het menselijk brein moeten kijken. Vandaar mijn fascinatie voor taal en hersenen. […]

Het tweede probleem is nog prangender. Woorden als taal, geheugen, aandacht en bewustzijn behoren tot onze taalschat. Maar wat ze betekenen is vaak niet precies genoeg bepaald om er experimenteel onderzoek op te kunnen baseren. We moeten eerst een uitgewerkt idee hebben over de mens als taalgebruiker, alvorens we zinnig kunnen onderzoeken hoe ons taalvermogen in het brein verankerd is.

De illusie van Spinoza

Maar, hoor ik u denken: heer Hagoort, dat is toch makkelijk zat. Ik ben de taalgebruiker, ik weet wat ik wil zeggen, ik stuur mijn articulatieorganen aan die de spaakklanken produceren. Een beetje introspectie is voldoende om uw model van de taalgebruiker van vlees en botten te voorzien. Hier stuiten wij op wat ik zou willen omschrijven als de Illusie van Spinoza. Op verscheidene plaatsen in de Ethica zet Spinoza uiteen dat wij onze handelingen wel kennen, maar geen toegang hebben tot de oorzaken ervan. Wij denken dat we die oorzaken kennen, maar dat is een illusie. Spinoza (1632-1677) besefte zeer goed dat de menselijke ervaring geen betrouwbare gids is om tot een adequate verklaring te komen. Een belangrijke reden is dat grote delen van onze cognitieve huishouding niet voor het bewustzijn toegankelijk zijn. Hoe wij informatie uit ons geheugen ophalen, op welke wijze wij tijdens het spreken woorden samensmeden tot langere uitingen, dat alles laat geen registreerbaar spoor in ons bewustzijn na. Het vernuft van de experimentator is vereist om de feiten boven tafel te krijgen en een adequaat model van de taalgebruiker te construeren. Dankzij een omvangrijke onderzoekstraditie in de psycholinguïstiek, die terug gaat tot Wilhelm Wundt (1832-1920), hebben wij gelukkig intussen een gedetailleerd (maar nog altijd onvolledig) beeld gekregen over de complexe cognitieve architectuur van spreken, luisteren en lezen. Laten we eens enkele van deze feiten onder ogen zien.”

Maar hoe merkwaardig dat iemand die erop uit zegt te zijn de taal zo precies mogelijk te onderzoeken, datgene wat Spinoza als illusie typeert, omschrijft als “de illusie van Spinoza”. Dat is toch zeggen of suggereren dat Spinoza illusoir was? Prof. dr. Peter Hagoort? [Hier Toespraak of hier het hele Nwo-Document]