Derde en laatste Verhandeling over de verbetering van het verstand
Zaterdag 16 april was de derde en laatste bijeenkomst in de voorjaarscursus die de Ver. Het Spinozahuis in het Spinoza Lyceum te Amsterdam organiseerde. Dr. Henri Krop sprak over het wetenschapsfilosofisch aspect van de Verhandeling over de verbetering van het verstand (TIE).
Henri Krop begon met de paradigmawisseling over hoe er in de 17e eeuw gedacht werd dat de natuur in elkaar zit. Descartes had het over de natuurwetten waarmee (bijna) alles begrepen zou kunnen worden. En Spinoza benadrukte dat dat ook gold voor de mens en zijn geest. Er ontstond ook een breuk met betrekking tot de logica. Aristoteles had als eerste die discipline wat betreft de regels van het denken geformuleerd. Van de 17e tot het eind van de 19e eeuw werd logica een onderdeel van de wetenschap, waarin wordt onderzocht hoe wij denken. Dat begon met Bacon’s Novum Organum. Deze nieuwe vorm van logica zou men ook wetenschapstheorie kunnen noemen, maar beter is het te spreken van kennisleer ofwel epistemologie.
Wetenschap, natuurkunde is in die tijd geen vooral sociologische onderneming van gezamenlijke kennisproductie – het ging toen om de kennis die de individuele wetenschapper bereikt. De nieuwe logica, deze regels om het verstand in het kennisproces te leiden, krijgt b.v. gestalte in Descartes Vertoog over de methode, als manier om waarheid te vinden. Zie ook de Logica van Port Royal (1660). De kunst van het denken valt volgens deze logica uiteen in: 1) begripsvorming; 2) oordelen; 3)redeneren: 4) aanbrengen van ordening; 5) het onthouden van die kennis. Een andere benaming voor die activiteit geeft Tschirnhaus in zijn Medicina mentis (1675), waarin wordt benadrukt dat de vervolmaking van het verstand moet worden afgeschermd van bedreigingen of ziekten. Zo zijn passies een soort ziekte die het verstand aantasten. Petrus van Balen (1643-1692) bracht in diezelfde geest in 1684 De Verbetering der Gedagten uit.
De TIE combineert volgens Krop beide nieuwe typen logica. Het verstand moet worden gezuiverd (zoals filologisch een corrupte tekst). De TIE gaat uit van de basisgedachte dat het denkproces een vorm van kennisverwerving is. Dat de menselijke geest zelf al tot kennis leidt, een logica naturalis vormt, waarop de logica artificialis de reflectie vormt. Deze logica is (zie de volledige titel) een weg, of (volgens de Nagelate Schriften) een middel, d.w.z. een methode. De logica is als het ware een methodologie om tot kennis te komen.
Waarom kon de methode in de nieuwe logica zo belangrijk worden?
Bij Aristoteles is die vraag er nog niet. Pas in de 16e eeuw komt de vraag naar het ‘hoe’ op. Voor Aristoteles (cf De Anima) is kennisverwerving een natuurlijk proces. De zintuigen hebben al de mogelijkheid van kennen in zich. Die wordt geactualiseerd door de deeltjes die op onze zintuigen vallen. Maar in aanleg hebben we die kennis al. Onze kennis past al bij die buitendingen. Mijn verstand destilleert die er in een abstractieproces uit. Met de term adequatie wordt de overeenstemming tussen dingen en kennis uitgedrukt. Daar dit een natuurgebeuren is, vormt het a.h.w. een automatisme. De werkelijkheid levert een exacte weerspiegeling in mijn denken. Onze taalstructuur en denkstructuur en de structuur van de werkelijkheid passen voortreffelijk samen.
In de 16e eeuw komt de vraag op of we onze taal en denken wel als uitgangspunt kunnen nemen. Er ontstaat twijfel; de taal lijkt namelijk iets willekeurigs, woorden zijn kunstmatig op de dingen geplakt. En zo bevinden wij ons in een labyrint, waaruit niet zonder draad van Ariadne, ofwel een methode, uit kunnen komen.
Volgens Spinoza hangt ons geluk van die methode af: zonder uitzuivering van vooroordelen geen geluk. Spinoza beveelt aan om, als we het nog niet bereikt hebben, alvast voorlopige regels te handhaven. Het gaat dus in de wetenschap ook, zelfs voornamelijk om ons persoonlijke heil. Het gaat om wetenschap met een praktisch doel.
Wat zegt Spinoza over deze methode? Zie voor de opbouw van de TIE § 49.
Spinoza stelt: we moeten een vertrekpunt hebben, willen we niet in een oneindige regressie komen (zie wat hij zegt over hoe we om ijzer te smeden een hamer nodig hebben, maar om een hamer te maken hebben we ander gereedschap nodig en zo verder terug). Hij bedoelt ermee dat we in ons verstand wel degelijk over de middelen beschikken om kennis te verwerven (zoals we ook ijzer kunnen smeden). De menselijke geest is ervan overtuigd dat we die vermogens hebben.
Voor Descartes begint het met twijfelen aan alles; dan ontdekken dat twijfelen denken is waarbij blijkt dat we dááraan en dus aan ons bestaan niet kunnen twijfelen. In onze geest vinden we een idee van zo’n volmaaktheid dat het uit het denken (en niet uit de verbeelding) voortkomt. De latere Cartesianen knoopten hieraan vast dat we van het idee God alles kunnen afleiden, daar we er de hele natuur in meegekregen hebben. Bewustzijn, conscientia, is dat meeweten met God. We moeten dus wel een kracht in ons hebben om tot ware kennis te komen. Spinoza denkt overigens niet dat het mogelijk zou zijn om alle kennis te hebben. De methode is geen excuus om geen gebruik te maken van de ervaring. Het gaat bij hem niet om het opsporen van apriori-wetenschap. Het besef is er bij hem dat ons verstand beperkt is. Wel zijn we in staat om van alles wat we aan kennis bereiken één geheel te maken. Taak is dus om ervaring op te doen, maar dit wel te systematiseren in een geheel. Ermee samen hangt het begrip van waarheid bij Spinoza. Als we eenmaal waarheid hebben dan is dit een criterium voor zichzelf en voor de onwaarheid.
De vraag is wel gesteld of Spinoza een coherentie-opvatting van de waarheid heeft. Zie daarvoor §39 en §42 waar hij reflecteert op het eerste ware zijnde. Waarheid is alleen maar mogelijk als het in verband wordt gebracht met de bron van alle dingen, dat is met God. Zo wordt waarheid ingebed in een geheel. [Zo zei Hegel later: waarheid is het geheel].
De manier waarop dat uitgangspunt doorwerkt, de methode, is verder vooral reflectie. Dat kan ieder doen via de aangeboren krachten die de geest in zich heeft. Reflecterend op die aangeboren gedachten spreekt Spinoza over de definities. Zie § 95 over de definitie als de intieme essentie van een ding. Dit is (o.a. door Hubbeling) wel Spinoza’s nominalisme genoemd: niet abstracties, maar concrete dingen moeten we definiëren. We moeten niet uitgaan van algemene eigenschappen, maar van dat wat het bijzondere tot dit concrete ding maakt.
Wat is dan de kennis van een bijzonder ding? Bij concrete singuliere dingen gaat het om zaken die geplaatst zijn in de tijd en een plaats. Maar Spinoza wil vervolgens komen tot de vaste en eeuwige dingen.
Henri Krop eindigde met te stellen 1) dat het verschil tussen TIE en Ethica is dat het laatste die methode niet nodig heeft en 2) dat de TIE een van de moeilijkste traktaten van Spinoza is daar het een aantal onverenigbare dingen zou bevatten (welke? daaraan kwamen we verder niet toe…)
Reacties
Beste Stan,
Bedankt voor het beschikbaar stellen van je " collegedictaat". Geeft een fraaie samenvatting van de inleiding van Henri. Kan iedereen zijn/haar voordeel mee doen.
bertus de Keizer 17-04-2011 @ 21:54
Afgaande op het dictaat moet ik vrezen dat Krop niets van de TIE heeft begrepen en de toehoorders beter buiten van het zonnetje hadden kunnen genieten dan zich een totaal verkeerd oor te laten aannaaien. Het spijt me dit te moeten vaststellen. Liever zou ik vriendelijker zijn geweest over de vriendelijke Henri.
wim klever 17-04-2011 @ 23:56
Wat jammer dat Wim Klever niet de moeite neemt om inhoudelijk te reageren. Ik had al begrepen dat niemand in Nederland de Ethica begrijpt, nu ook de TIE al niet. Zou hij niet eens een serie van vijf colleges kunnen geven, elk gewijd aan een belangrijke misvatting te onzent omtrent Spinoza's geschriften? Met argumenten, ruimte voor discussie en tegenargumenten? Opdat zijn geluid niet verloren ga.
henk keizer 18-04-2011 @ 11:57
Zoiets als Jan Mulder in DWDD, zijn vijf grootste frustraties, maar dan niet persoonsgericht.
henk keizer 18-04-2011 @ 15:36
@HK. Ik blijf niet aan de gang. Ik heb Spinoza's adembenemende ontdekkingsreis bij het schrijven van de TIE uitgebreid weergegeven in mijn SPINOZA. VERHANDELING OVER DE VERBETERING VAN HET VERSTAND. TEKST EN UITLEG (Baarn: Ambo 1986). Uitverkocht maar in bibliotheken nog wel in te zien. Me dunkt: moeite genoeg gedaan. De pot verwijt de ketel wat hemzelf mankeert. Doe zelf wat moeite, HK, voor het geval u wilt weten wat Spinoza's objectief was en waarom dat mislukte op de manier zoals hij het zich had voorgesteld.
wim klever 18-04-2011 @ 22:24
Ik ben de TIE mooi gaan vinden door de 3 lezingen. Wim Klevers vertaling heb ik in huis van de bieb. Wat ik een groot voordeel vind van zijn vertaling is dat de eigen natuur met een kleine n wordt geschreven en de 'ganse Natuur' met een N.
Verder hadden we een leuk gesprek met Henri Krop in de groep na de lezing, wat zeer verduidelijkend was. Ik heb dit weergegeven onder 'passage over wilsvermogen een duistere tekst?' Ging ook over Krop's Ethica-vertaling en de kwestie of Spinoza iets statisch heeft. Maar vooral over de verschillende interpretaties van 'rede'/'ratio' in de laatste eeuwen (namelijk, in Spinoza's tijd, MèT en, met ingang van het positivisme in de gedragswetenschappen, 18e eeuw, ZòNDER de EMOTIES). Dat Spinoza's wetenschappelijke methode van het vinden van de essenties, de 'Wesenschau' in de FENOMENOLOGIE, toentertijd tot de rede werd gerekend en nu wordt gezien als maffe vrouwen- methode (mijn woorden). Margreet Brandes
Margreet Brandes 19-04-2011 @ 18:12