Deus est omnium rerum causa immanens, non vero transiens

Twee vertalingen – twee interpretaties?

Het zou kunnen zijn dat voor de juiste vertaling van deze 18e stelling uit het eerste deel van de Ethica een "Glossary of Latin terms in Spinoza", een pleidooi van de Australiër Chris van Rompaey, waarover ik begin van de maand een blog had, dringend gewenst is.

Van Suchtelen vertaalde: “God is de inwonende, niet echter een buitenstaande oorzaak aller dingen.” Henri Krop heeft: “God is de in zich blijvende en niet de overgaande oorzaak van alle dingen.” Corinna Vermeulen vertaalt: “God is de immanente, maar niet de voorbijgaande oorzaak van alle dingen.” De erbij gegeven toelichting is in de geest van die bij Krop.

Krop geeft in een eindnoot een toelichting uit Heereboord [een inblijvende oorzaak is een oorzaak die een gevolg in zich voortbrengt – een overgaande oorzaak vereist zowel een reële scheiding tussen oorzaak en de stof waarop zij inwerkt, als een overdracht van iets dat het gevolg ondergaat]. En zo heb ik vanaf het begin van mijn kennismaking met Spinoza dit in mij opgenomen. Al jaren heb ik in mij dat hét verschil ‘m dus zit in ‘t binnenblijven, resp. naar buiten komen van ‘t resultaat, waarna je in het laatste geval (dat van transiens) twee dingen hebt. De kip is de overgaande oorzaak van het ei: ze legt een ei dat wij kunnen rapen. Het “kosmische ei” dat God 'legt', blijft in hem, zodat er niet twee gescheiden dingen zijn: God en kosmos. De kosmos en alle dingen erin zijn in God, zoals we ook in propositie 15 lezen [Quicquid est, in Deo est et nihil sine Deo esse neque concipi potest. - Al wat is, is in God en niets is zonder God bestaanbaar noch denkbaar].
Deze uitleg is ook volkomen in overeenstemming met hoe er in de KV op diverse plaatsen over de causa immanens, versus de causa transiens wordt gesproken. Teveel om hier allemaal te citeren.

Nu las ik gisteren de bespreking van Alexander Douglas van J. Thomas Cook, Spinoza's Ethics: A Reader's Guide (2007) en daarin deze passage:

There are a few oddities in Cook's scholarship. Cook reads Spinoza's proposition 'Deo est omnium rerum causa immanens, non vero transiens’ (1P18) as saying that God is the immanent, not the transient cause of all things. Curley, whose translation Cook normally uses, construes ‘transiens' as 'transitive'. Some older translations have `transeunt’, which is just an archaic way of saying `transitive'. While most readers take this proposition to mean that God causes each thing directly rather than transitively, i.e. mediated by some other thing, Cook takes it to mean that God's causal power is exercised constantly through the thing's lifespan rather than transiently, i.e. fleetingly. This is an implausible reading. The demonstration of the proposition says nothing about whether God's causal power is fleeting or constant; it does say something about whether his causal power might be mediated by something else.” [cf. academia.edu]

Ook Shirley vertaalt Ethica 1/18 met: “God is the immanent, not the transitive, cause of all things." En ook de diverse Franse vertalingen hebben transitive.

Als de uitleg van Alexander Douglas hoe ‘transitief’ gelezen wordt, breed gedragen wordt, hebben we dus te maken met twee distincties ingeval van immanens - transiens:

a• Binnenblijvend (inwonend) versus overgaand/apart-worden

b• Direct versus indirect (via andere dingen) veroorzaakt worden

En dat lijken mij niet twee dezelfde onderscheidingen. Zou een goede Glossary uitkomst bieden? Of misschien een lezer die voorbijging (transiens)?

Reacties

Transiens betekent volgens het Latijnse woordenboek ‘voorbijgaand’. Ook in het huidige Nederlandse en Engelse taalgebruik betekent een transient verschijnsel, een tijdelijk (=voorbijgaand) verschijnsel dat ergens door veroorzaakt is. Bijvoorbeeld een stroomstoring in een apparaat of een TIA in de hersenen. Een transiente oorzaak van alle dingen zou dan een tijdelijke, of voorbijgaande oorzaak zijn van het bestaan van de dingen. Het enige wat bestaat is God/natuur/substantie. Er kan dus geen voorbijgaande oorzaak zijn van het bestaan van de dingen. Dat is wat de stelling was en wat die betekent. En meer woorden hoeven er m.i. ook niet aan te worden vuil gemaakt.

Adèle, leuk je weer eens te horen. Toch lijkt er aanleiding méér woorden aan de kwestie 'vuil' te maken. ja, God is de werkoorzaak van het bestaan van de dingen en van hun essentie (1/25); maar singuliere dingen komen door andere singuliere tot bestaan, terwijl de kracht waarmee ze in het bestaan volharden (hun essentie) direct voortkomt uit God (o.a. 245s). Gods werkoorzaak van het bestaan van de dingen werkt blijkbaar indirect ("horizontaal"). En zo lijkt in de uitleg van Alexander Douglas 1/18 alleen te slaan op hoe de causale macht wordt overgedragen ["causal power not mediated by something else"].

Stelling 1/18 gaat niet over naaste veroorzaking, dus als je dat erbij haalt op de manier waarop je dat doet, dan maak je de stelling niet duidelijker. En nergens ben ik bij Spinoza een 'overdracht van causale macht' tegengekomen. Er is maar één macht, één substantie, één leven, één bestaan, namelijk die van God. En die is in alle dingen: dat is de immanentie van God. Dat is wat 1/18 zegt. Ik kan me niet voorstellen dat je het daar niet mee eens zou zijn. Je bent toch niet verplicht de interpretatie van Alexander Douglas (of Heereboord) serieus te nemen?

Wat tijdelijk wordt veroorzaakt is de beperking van God immanent tot een eindige VORM door andere beperkte eindige vormen. Al het enkelvoudige “… moet dus gevolgd (zijn) uit, of tot bestaan zijn bepaald door God of een attribuut van hem, voor zover dat voorzien is van een modificatie die eindig is en een begrensd bestaan heeft.” E1/28d Dus niet alleen de verticale relatie van God immanent wordt door God veroorzaakt, maar ook de horizontale beperking van en door enkelvoudige dingen is en blijft veroorzaakt door God. Maar daar gaat het nog niet over in stelling E1/18. Daar legt Spinoza eerst vast dat God de immanente oorzaak is van ALLE dingen, dat wil zeggen van zichzelf, en dus niet tijdelijk veroorzaakt kan worden door zichzelf. Waarom is dit belangrijk: ik denk om nogmaals heel duidelijk vast te stellen dat er geen scheiding bestaat tussen God en zijn schepping, maar zijn schepping IS. Een vertaling van transiens met ‘overgaand’ of ‘transitive’ (= overdraagbaar of overgankelijk op een object) werkt daarom op zijn minst verwarrend.

Dat ‘moet’ in het citaat verwijst naar de zinsnede in E1/28c: “Alles wat bepaald is om te bestaan en te werken, is zo door God bepaald (zie stelling 26 en het corollarium van stelling 24)”

Dank voor je duidelijke uitleg, Adèle, en voor de twijfel die je zaait over de vertaling van transiens met ‘overgaand’ of ‘transitive’. Als je ziet hoe wijdverbreid die vertalingen zijn, dan kóm je nogal met iets (en was dit blog zeker zinvol). Iets om nog eens op verder te zoeken.

Dank je wel Stan voor je positieve reactie op wat je ook negatief had kunnen beoordelen als bijvoorbeeld aanmatigende wijsneuzigheid - maar dan diplomatieker geformuleerd ;-)

P.S. In de voetnoot bij E1/18d geeft Curley in het Engels de vertaling weer van laatste zin van het bewijs in de Nagelaten Geschriften (NS). In de NS staat: “Dieshalven, God is geen oorzaak van iets, dat buiten hem is; 't welk het tweede is, dat wy voorgestelt hebben.” Kijk zo is die vertaling in de NS met ‘overgaande’ in de stelling zelf, dan weer wel duidelijk. Zowel in de NS als bij Curley (als transitive). Want voor alle duidelijkheid: ik bestrijd niet dat causa immanens/ causa transiens aansluit bij het scholastieke onderscheidt tussen een actio immanens en een actio transiens.

onderscheid ;-(

Laten we het over dat scholastieke onderscheidt tussen actio immanens en actio transiens (waaarnaar Han van Ruler in een voetnoot bij de vertaling van Vermeulen naar verwijst) maar niet hebben. Geef in Google maar eens "the extremely obscure distinction" van o.a. Thomas van Aquino in:
`actio divina est formaliter immanens et virtualiter transiens.`

Kun je me de link geven die je bedoelt? Er zijn nogal wat hits.

Ik bedoelde niet speciaal één link, maar wilde je juist laten ontdekken dat je bij velen uitkomt: Franciscus Suarez, Anselmus, Thomas van Aquino e.v.a. Er is over die propositie veel gedacht en geschreven.
Als je "the extremely obscure distinction" ingeeft kom je bij het boek waar ik die typering aan ontleend.

En welke conclusie heb je daaruit getrokken met betrekking tot de interpretatie van E1/18? Wat mij betreft maakt de vertaling niet zoveel uit; per slot van rekening kan 'voorbijgaand' ook op de verkeerde manier gekoppeld worden aan E1/28. Een voetnoot kan dat voorkomen. De tekst van de NS spreekt voor zich. Dus die in een voetnoot kan helpen. Of een voetnoot als die van Han van Ruler.

Ik trek alleen de conclusie dat een ter verduidelijking bij 1/18 bedoelde verwijzing naar het scholastieke onderscheid tussen actio immanens en actio transiens weinig helpt.

Goed dat je de NS erbij haalde: zijn we weer bij 'overgaand': "God is een inblijvende, en geen overgaande oorzaak van alle dingen." Bedoeld als volgens de 'betoging' [bewijs]: "God is geen oorzaak van iets, dat buiten hem is." Laten we het hier maar bij laten, stel ik voor.

A je to buurman!

https://nl.wikipedia.org/wiki/Buurman_en_Buurman

http://www.kindertube.nl/buurman-en-buurman/buurman-en-buurman-filmpjes.html

Terugblikkend op dit blog, wil ik toch even vaststellen hoe waar de behoefte is aan een goed Glossarium bij Spinoza. Dit wordt ook bewezen door de manier waarop Adèle vanuit een hedendaags Latijns woordenboek en het huidige Nederlandse en Engelse taalgebruik meent te kunnen vaststellen wat Spinoza in de 17e eeuw met 'transiens' bedoeld moet hebben. Zo moet het dus niet.
En ook Alexander Douglas zat er met zijn uitleg volstrekt naast.