Diep duiken in de TIE en met een parel van een excentrieke waarheidstheorie bovenkomen

Deze keer wil ik het over de drie hoofdstukken hebben in The Young Spinoza: A Metaphysician in the Making die een onderwerp uit de Tractatus de Intellectus Emendatione (TIE) behandelen. Ik bespreek ze in de volgorde waarin ze in het boek staan, zodat ik het in mijn ogen interessantste voor het laatst bewaar. (Hier verklap ik alvast wel dat dit als PDF beschikbaar is.)

Filippo Mignini behandelt “Fictio / verziering(e) in Spinoza’s Early Writings”, een onderwerp waarover Spinoza vooral, zo blijkt, in de TIE het meeste schreef en dat uitloopt op zijn theorie van de imaginatio. Mignini heeft alle woorden en woordvormingen van fictio / fingeren etc. geïnventariseerd in al Spinoza’s werken en daaruit bleek wat ik in de vorige zin schreef. Zulk soort opsommende en vergelijkende artikelen zijn vaker wat saai, en dat geldt ook wel voor dit hoofdstuk, maar Mignini weet er een interessant exposé mee te brengen, waarin hij aantoont dat de Spinoza van de TIE nog zoekende is naar zijn geesttheorie en naar de verhouding tussen intellect en geest, die hij in de TIE vaak nog gelijkschakelt, en de verbeelding. Spinoza is, zo laat Mignini zien, in de TIE nog duidelijk op zoek naar een waarheidsmethode (waarbij uiteraard de valse, betwijfelde en verzonnen ideeën aan bod komen) als een verbetering van de Cartesiaanse filosofie. Tijdens het schrijven van de TIE kwam hij er achter dat het nodig was om een heel nieuwe leer van de menselijke geest en het intellect te ontwerpen. Kortom, hij merkte dat hij Descartes niet kon verbeteren door een Cartesiaan te blijven. Kortom hij werd Spinoza – en stopte met de TIE. Dat laatste zegt Mignini niet met zoveel woorden, maar is wel de implicatie.

In hoofdstuk 3 behandelt Alan Nelson “The Problem of True Ideas in Spinoza’s Treatise on the Emendation of the Intellect.” De auteur meentdat het verhelderend is om de manier van deduceren in de TIE te vergelijken met de tamelijk aparte deductie-methode die Descartes gaf in zijn Regulae ad Directionem Ingenii. Die verschenen dan wel pas door de vertaling van Glazemaker ver na Spinoza’s dood, maar zouden in de vorm van handschriften al eerder hebben gecirculeerd. Hij verwijst uiteraard naar het fameuze zinnetje tussen haakjes in §33, “the extraordinary parenthical assertion”: “want we hebben een waar idee” en de aanwijzing die hij in §38 geeft dat de methode van verbetering van het verstand voortschrijft “in overeenstemming met de norm van een gegeven ware idee.” Opvallend is dat hij twee oplossingsrichtingen uit de secundaire literatuur ontwaart: [1] de idea vera data slaat op het meest perfecte zijnde: God; [2] het betreft elk idee dat door zichzelf gekend wordt. Opmerkelijk is dat hij niet verwijst naar het ware idee dat onze geest zelf is, de reflectie waarop (via de kennis van de lichaamsaandoeningen) tot verbetering van het verstand leidt.

Zonder dat naar dit hoofdstuk wordt verwezen, haalt John Morrison in het volgende hoofdstuk, “Truth in the Emendation”, in één zin het onlogische van de eerste uitleg van de idea vera data onderuit: Spinoza wil de lezer helpen uit te komen bij het hoogste wezen, hoe kan hij dat dan als vertrekpunt bedoelen. Morrison komt met een heel eigen theorie over Spinoza’s waarheidsleer, daar volgens hem Spinoza’s waarheidsopvatting zo eigenzinnig is dat hij niet te vatten is onder een van de bekende waarheidstheorieën: correspondentie, cohesie resp. causale theorie. Die eigen theorie over waarheid omschrijft hij als essentric interpretation. – bij Spinoza zou een waar idee de essentie van iets pakken.

Ik kan hier in kort bestek uiteraard niet de merites van het hele hoofdstuk overbrengen en beschrijf alleen kort zijn procedure. Aan de tekst van de TIE ontleent de auteur zeven kenmerken die Spinoza aan een waar idee toekent. Hij analyseert de geselecteerde passages en brengt ze op de noemers: agreement, intrinsic, essence, certainty, deduction, foundation en mind-relativity.
Vervolgens gaat hij na welke van deze kenmerken gepakt worden door de drie genoemde waarheids-interpretaties van de Spinoza scholars die de betreffende theorie aanhangen. Niet toevallig is er dan geen die alle kenmerken meeneemt, zodat er alle aanleiding is voor een eigen essentie-gerichte interpretatie van de auteur.

Morrison weet uiteraard dat hij met zijn interpretatie een heel nieuwe en enigszins eigenzinnige brengt en het zou me dan ook niet verbazen als hij met essentric interpretation meteen en bewust een associatie met eccentric interpretation heeft willen oproepen. Want dat is het bepaald ook. Maar dit knipoogje zegt niet dat het niet ook om een serieus bedoelde bijdrage  gaat, want het gaat wel om een zeer aantrekkelijke excentriciteit. Het stuk is zeer helder en overtuigend geschreven. Onderweg krijgen we heel goede uitleg over b.v. ‘t formele, resp. objectieve zijn, over ideatum en object en zo meer.

Voor deze blogger is uiteraard extra aantrekkelijk dat dit hoofdstuk eigenlijk één onderbouwing is van wat hij in het blog van 6 januari 2014 schreef over “Habemus enim ideam veram (TIE 33)” - Want wij hebben een waar idee..., n.l. dat Spinoza daar al in z’n hoofd gehad moet hebben wat hij later in Ethica 2/11 zou bewijzen, n.l. dat onze geest het idee of de adequate kennis is van ons lichaam (in God). Merkwaardig is dan weer wel dat de auteur precies naar dit zinnetje niet verwijst, maar natuurlijk wel naar het zgn. in ons ‘gegeven ware idee’.

Hij komt er met zijn essentiegerichte waarheidstheorie op uit dat we met de eerste ‘gegeven ware idee’ waarmee wij werken en waar we op voortbouwen, de ingeboren idee is van onze eigen essentie. In de Ethica ontwaart hij tenslotte nog een 8e kenmerk van ware ideeën: ‘degrees’, n.l. dat ze er zijn in verschillende graden.

Alleen al dit intrigerende artikel vind ik de aanschaf van dit boek waard, hetgeen ik alle bezoekers van dit blog dan ook aanbeveel te doen: kopen en lezen durf ik nu al te zeggen, ook al heb ik pas bijna de helft van het boek gelezen. Maar zie - zojuist ging ik nog eens op zoek en warempel, Morrison biedt het als PDF op zijn website aan.

Ik wil nog één kleine kanttekening bij dit derde hoofdstuk maken. Bij het kenmerk ‘foundation’: “We must use a certain inborn true idea to form all our other true ideas,” noteert hij: “Spinoza never defines this term (‘inborn tool’). But he does define ´inborn power’:  “By inborn power I understand what is not caused in us by extern causes.” (TIE §31k)” Daaraan wijdt hij nog een korte beschouwing, maar hij geeft geen aandacht aan het feit dat het ‘not’ in noot k een toevoeging is door latere tekstbezorgers, maar in de OP niet voorkomt. Ik ben het geheel eens met die tekstbezorgers dat Spinoza het zo bedoeld moet hebben, anders wordt zijn bewering en leer onbegrijpelijk. Maar iemand die daar een belangrijk criterium voor zijn waarheidstheorie van maakt, kan dit niet negeren en dient daarover iets te zeggen. Dit vind ik het enige zwakke puntje in dit verder zeer aantrekkelijke hoofdstuk.

 

Reacties

Die negatie is een zeer onterechte ingreep van Gebhardt in de TIE-tekst. Heb ik herhaaldelijk uutgebreid verantwoord.

“By inborn power I understand what is not caused in us by extern causes.”
Wim Klever verwijst in zijn vertaling naar dit ‘non’ en geeft voorrang aan de grondtekst zonder die latere toevoeging. Dit duidt er volgens Klever op dat de innerlijke krachten nog geheel en al door uitwendige oorzaken bepaald worden.

Hoewel affectiones één geheel zijn kunnen we haar toch tweevoudig indelen om er beter zicht op te krijgen. ( Zie axioma’s E5) Enerzijds de inwerkende oorzaken van buitenaf die de affecties zijn, de zon op mijn lichaam bijvoorbeeld. Anderzijds de interne uitwerking van deze oorzaken naar affecten, mijn specifieke ervaring van die warmte. Bijvoorbeeld geïrriteerd worden of me behaaglijk voelen wat vervolgens mijn acties mede zal bepalen. Dit alles speelt zich vooral af op het onbewuste niveau van de conatus: ‘we verlangen niet naar het goede maar we noemen (later) goed datgene waarnaar we verlangen.’ (Laten we even buiten beschouwing laten wanneer dat onbewuste bewust en zelfbewustzijn wordt en ons nu even niet verslikken in streven-willen-drang-begeerte.)

De Engelse zin met ‘is not caused’ verwijst dan meer naar de kracht van de uitwerking (ax 2 E5) of de affecten in die ‘inborn power’. Dezelfde zin zonder ‘not’ verwijst dan meer naar de uitwendige oorzaak, of de affecties bij mijn ‘inborn power’.
Dat de uitwerking bepaald wordt door de kracht van haar oorzaak laat ik even buiten beschouwing. Het gaat me om de verschillende accenten die met en zonder die ‘not’ gelezen kunnen worden.
Of is dit te simpel?

Stan bedankt voor de verwijzing naar de PDF.

Herken ik hier (een deel van) de hermeneutische cirkel (van Kant-Heidegger-Lacan-Zizek)?

Stel dat de neo-cortex/frontaalkwab steeds meer indrukken wil, maar het langetermijngeheugen van ervaringen en interpretaties steeds maar vanwege restsporen naar ooit ontstane ideeën selecteert (ondanks aanslagen door willekeur aan taal en cultuur)?

@Michiel,
Ik weet niet wat uw herkenning is, of hoe u dit ziet, maar mijn lezing van Spinoza tracht ik te combineren met Deleuze en Lacan's énonciation en enoncé. Maar Zizek, die ik graag lees en ernstig neem volg ik niet in zijn (mis)lezing van 'het lichaam zonder organen'.
Misschien kan u een korte verduidelijking geven? Als Stan het ziet zitten dat we een klein zijspoor opgaan.

@Ed, om bij de opgeroepen kwestie te blijven: het gaat om de noot bij TIE§33 waarin Spinoza zijn fraaie vergelijking maakt met zoals mensen met hun aangeboren gereedschap (innatis instrumentis) nieuwe gereedschappen maakten, "zo verschaft het intellect zich door zijn aangeboren kracht intellectuele instrumenten waarmee hij nieuwe krachten opdoet om andere intellectuele bewerkingen uit te voeren, etc." Daarbij staat de noot: "Per vim nativam intelligo illud, quod in nobis a causis externis [non] causatur, quodque postea in mea Philosophia explicabimus." Dat 'non' staat niet in de OP, maar is door Gebhardt toegevoegd, daar het anders een onbegrijpelijke mededeling is. Wim Klever heeft inderdaad meermalen betoogd dat die toevoeging onterecht was. Maar daarbij heeft hij volgens mij nergens uitgelegd waarom Spinoza dat een vis nativa, 'aangeboren kracht' zou noemen. Het past wel in zijn eigenzinnige Spinoza-uitleg dat de mens uit 100% reacties (zijn vertaling van 'affecten') bestaat. Je hoort hem er dan ook nooit over dat Spinoza bij de mens ook HANDELEN kent - acties en niet alleen passies: acties van begrijpen die uit onszelf, ons intellect voorkomen (uit onze geëmendeerde vis nativa).
Het al geopende zijspoor via Deleuze, Lacan en Zizek zie ik me lede ogen aan. Ik zal proberen te volgen wat zich daarop beweegt, maar er niet aan bijdragen.

Stan,
Geef mijn email maar aan Michiel als hij dat wil, dan gaan we apart verder over de zijweg. Ik begrijp dat.
Over mijn schrijven van 10:44 en mijn tweedeling kan je daar even op ingaan. Handelen is actief en verhoogt met blijheid de conatus (of volgt uit die blijheid) zie jij dus volledig los van onze affecten?

Stan,
Nog snel even verduidelijken voor je reageert. De tekst gaat over 'inborn power'. Deze inborn power heeft dan geen relatie met affecten maar is al omgezet (?) naar adequate begrippen?

Ed, ik heb moeite om op de reactie van 10:44 in te gaan, daar mij niet zinnig lijkt om naar betekenis te gaan zoeken, ingeval de ontkenning niet wordt aangenomen.
Ik kan er alleen dit op zeggen: Onder de 'ingeboren kracht' (van de TIE) dient de conatus (van de E) begrepen te worden. Dat is de kracht waarmee we in ons bestaan pogen te volharden. Die kracht komt niet voort uit de dingen die ons tot bestaan brengen, noch uit de affectiones, maar komt voort "uit de eeuwige noodzaak van Gods aard." [cf 2/45s dat terugverwijst naar 1/24). Het kennis- of denkaspect van de conatus, de drang om te kennen, 'de kracht van de geest' (Mentis potentia) wordt alleen door het intellect, het begrijpen, bepaald (o.a. 5/Praef). Voor Spinoza handelen we alleen door begrijpen. Het affect blijheid dat ontstaat doordat bepaalde affectiones, begeleid door het idee van een extern iets, de conatus of bestaansmacht versterken (de transitie naar die grotere macht), betreft nog steeds een passie, een ondergaan en geen actie of handelen. Handelen wordt het pas als we begrijpen wat ons overkomt - hoe dat alles in elkaar steekt. Pas vanuit begrijpen (en dat is iets wat uit onszelf komt en niet van buiten) kunnen we handelen.

Stan,
Bedankt.

Stan we handelen ook als we niet begrijpen, maar al te vaak. Het gaat bij Spinoza in de TIE om handelen naar de werkelijkheid (waarheid). Begrip is dan een adequate voorstelling van een bepaalde werkelijkheid, of een natuurlijke werking met ons verstandsvermogen begrijpen. Wij bezitten dan kennis van die natuur en van onze eigen natuur maar niet meer dan de Natuur kan voortbrengen. En als we daar naar handelen doen we dat dus met wetenschappelijk inzicht. Alleen als we zo verstandig leren handelen blijkt dat we over een eigen (ingeboren) natuurlijk begripsvermogen beschikken.

Stan,
‘Spinoza in het enactivisme’ is een blogtekst van 1-10-2014 waarin jij verwijst naar Kerry Handscomb. Het artikel heet "Enactive Cognition and Spinoza's Theory of Mind" en is een verduidelijking van hoe wij ‘enactivated’ in de wereld staan.
Dit is ook een ‘inborn power’ (algemeen dan) waarbij de mens niet Descartiaans vanuit het ‘Ik’ tegenover de wereld staat maar waar subject en object nog niet gescheiden zijn.
Enactive cognition verduidelijkt mooi de affectiones vooraleer ze bewust worden in Wil en Begeerte.
Ook Andy Clarck met de idee van The Extended Mind geeft mooie inzichten in ons bewustzijn.

Dit staat los van de ‘non’ in het citaat maar is misschien de herinnering waard.