Een beslissende gebeurtenis in Spinoza's leven?
In mijn verslag dat ik gisteren plaatste over de Spinozadag in de Westerkerk, gaf ik al aan dat ik in een apart blog wilde terugkomen op de toespraak die Carlos Gilly uit Basel, momenteel verbonden aan de BPH, hield onder de titel: "Spinoza: van toverleerling tot atheïst." Hij kwam met 'een nieuwtje', iets dat een volstrekt nieuw licht zou werpen op een facet van de jonge Spinoza dat tot heden onbekend was gebleven. Het leek een ontdekking waarover hijzelf nogal enthousiast was, maar waarop hij die dag verder geen respons kreeg.
Ik zet hier de gegevens die Gilly aandroeg op een rijtje:
In zijn Dissertatio uit 1677, een tegen het cartesianisme gericht geschrift, schreef Johann Christoph Sturm (1635 – 1703) over ontmoetingen die hij met Spinoza te Rijnsburg had toen hij in 1660/1661 een jaar lang in Leiden verbleef. Hij schreef over Spinoza’s opvattingen en over zijn bibliotheek. En hij vermeldde dat er ‘een lachwekkende reden’ (‘ob causam ridiculam’) was “waarom Spinoza aan het geloof van zijn voorvaderen begon te twijfelen en vervolgens de synagoge ontvluchtte.” Wat die ‘lachwekkende reden’ dan wel was, beschreef hij niet.
Wel zou hij daarover, toen hij hoogleraar in de wis- en natuurkunde in Altdorf was, aan zijn leerlingen hebben verteld.
Eén zo’n leerling was Joachim*) Johann Michael Lange. Die deed in zijn “De genealogiis nunquam finiendis et fabulis judaicis (Neurenberg 1696) het verhaal dat door Sturm was verteld:
“De vader van Spinoza, een jood, bezat een handschrift dat zijn lievelingswerk was omdat het vol stond met magische processen en aanwijzingen voor praktische kabbala. Daaronder bevond zich ook een instructie over het tot leven wekken van de doden. Zo gebeurde het dat Spinoza zich kort na het overlijden van zijn vader vol verwachting op het boek stortte waarvan hij besefte dat het voor zijn vader van grote waarde was. En nadat hij daarin geleerd had op welke wijze doden worden opgewekt, voerde de man het gewaagde experiment uit, maar zonder enig resultaat. Geschokt door dit feit zei hij het jodendom vaarwel en hing vanaf dat moment geen geloof meer aan; integendeel, hij begon juist alle religies met de voeten te treden. Dit is dus de lachwekkende aanleiding die hem ertoe bracht eerst aan het geloof van zijn voorvaderen te twijfelen en vervolgens de synagoge te ontvluchten. Daar wordt naar verwezen, zonder de eigenlijke aanleiding te beschrijven, door bovengenoemde doctor Sturm in zijn Philosophia Eclectica, disput. De Cartesianis et Cartesianisno n. 12, pag. 164.”
Carlos Gilly dankt ene Jean Letrout die hem deze tekst uit de nalatenschap van François Secret* ter beschikking heeft gesteld.
Langs twee weggetjes probeert Carlos Gilly de geloofwaardigheid van dit verhaal en dus de mogelijkheid dat Spinoza in zijn jonge jaren een gelovige kabbalist geweest zou kunnen zijn, te ondersteunen.
Ten eerste door de Engelse filosoof Henry More op te voeren die in zijn weerlegging uit 1679 van de TTP van Spinoza al overeenstemming tussen Spinoza en Böhme meende te hebben aangetroffen en van mening was dat atheïsme en “enthousiasme” (sterke godsdienstzinnigheid; geestdrijverij), hoewel ze tegenovergesteld lijken, in veel overeenkomen. De meest onverschrokken atheïst kan vroeger heel goed een gelovige enthousiasteling geweest zijn.
[Dat kan. Zoals mijn leraar sociologie vroeger ook vaak zei: het verschil tussen uiterst rechts en uiterst links is uiterst gering… Over Henry More in dit volgend blog een 'beslissende opmerking]
Een tweede eveneens heel indirect bewijs ziet hij in de nogal wispelturige, vaak van geloof wisselende Johann Peter Späth, ex-protestant en ex-katholiek die zich tot het jodendom bekeerde en die om de verdenking böhmist of spinozist te zijn van zich af te wenden, een felle bestrijding van zowel Spinoza als Böhme opzette. Op zijn beurt viel Johann Georg Wachter Spät weer aan: die zou zich niet tot het ware jodendom hebben bekeerd, maar een mix van theosofia en kabbala aanhangen.
Dat zou allemaal moeten illustreren hoe dicht de kabbala en Spinoza’s leer bij elkaar zouden passen – nogal zeer indirecte 'evidenties' met grote omwegen bij elkaar geharkt. Hoe dan ook, Carlos Gilly vindt Spinoza’s ‘Werdegang van “tovenaarsleerling tot atheïst” “niet zo onbegrijpelijk”. En dan doet hij zogenaamd een bescheiden stapje terug, maar niet heus, als hij zegt: “het wachten is nu op het oordeel van de Spinozakenners op de bekendmaking van deze beslissende gebeurtenis in Spinoza’s leven.” [vet van mij]
*) NB uit een reactie bij dit blog van de heer mevrouw Cis van Heertum blijkt dat ik me vergiste en personen verwisselde. Joachim Michael Lange blijkt Johann Michael Lange en derhalve een andere persoon te zijn dan Joachim Lange. Ik laat de oorspr. tekst staan, maar neem de intentie ermee met deze notitie terug. (7-7-2008)
Wat Carlos Gilly volstrekt nalaat is om enig licht te laten schijnen op zijn boodschapper, Joachim Lange (1670 – 1744), Duits piëtist (mede door zijn activiteiten werd Halle een centrum van piëtisme); was een ‘gespierde polemist’, zoals Jonathan Israel hem omschrijft. Lange, sinds 1709 professor in de theologie in Halle, was het die de campagne tegen Wolff leidde en er verantwoordelijk voor was dat Wolff, waarschijnlijk op onware verdachtmakingen, uit Halle moest vertrekken. Lange was het die fel van leer trok tegen Van Leenhof, over wie hij beweerde dat sinds het begin van de nieuwe [= 18e] eeuw in geen enkel ander verband het spinozisme ‘geraffineerder en schaamtelozer’ naar voren was gebracht dan door Leenhof in zijn boek, Der Himmel auf Erden. Hij noemde Van Leenhof meermalen ‘een van de meest perfide propagandisten van het spinozistisch fatalisme en determinisme', het sop waarmee volgens hem ook Wolff was overgoten. De publiciteitscampagne tegen Wolff in het Duits en in het Latijn werd zoals gezegd door Lange geleid. Lange was vooral zo fel anti Spinoza daar de controverse rond Van Leenhof aantoonde dat een populair vereenvoudigd spinozisme kon doordringen tot alle lagen van de bevolking. (Alles bij Jonathan Israel, De Radicale Verlichting, zie index)
En zo'n fel anti-spinozistisch iemand zou dan als geloofwaardige getuige moeten worden gezien inzake wat dan ook aangaande Spinoza? Die zou zijn mededeling zonder enige bijbedoeling of verborgen agenda hebben gebracht?
Wie ook maar iets van Spinoza gelezen en begrepen heeft, zou op grond van dit karaktermoordend verhaal moeten aannemen dat Spinoza echt zo onnozel was om in wonderen en vooral: in de mogelijkheid van opwekking uit de dood te geloven?
Ik vrees dat mensen die te lang in sferen van esoterisme, hermetisme, obscurantisme en kabbalisme verkeren, geneigd raken om al te goedgelovig te worden.
Sturm, een wis- en natuurkundige leefde nog ongeveer 7 jaar na deze ‘bekendmaking’ van zijn verhaal door zijn vroegere leerling. Het zou aardig zijn te weten of hij zich hierover nog in een of andere brief heeft geuit.
Hier meer over Lange in het Biografisch Bibliografisch Kirchenlexikon
*) François Secret (1911 – 2003) a été Directeur d’études à l’École Pratique des Hautes Etudes, section des sciences religieuses. Ses travaux ont porté sur l’ésotérisme chrétien de l’époque moderne et, plus particulièrement, sur les liens que ce dernier entretenait avec la kabbale. Il a également travaillé sur la figure de Guillaume Postel qu’il a contribué à faire mieux connaître. [van hier] Francois Secret hield zich zeer bezig met ‘esoteric writings’. Enige van zijn boeken: François Secret, Les Kabbalistes chrétiens de la Renaissance, Paris, Dunod, 1964, XI-372 p. François Secret, Le Zôhar chez les kabbalistes chrétiens de la RenaissanceSylvain Matton and Francois Secret, Documents Oublies Sur L'alchimie, La Kabbale Et Guillaume Postel: Offerts, a L'occasion De Son 90e Anniversaire, a Francois Secret Par Ses eleves Et Amis François Secret, Hermetisme Et Kabbale - LatinDe Cabbalisticis Inventis Libri Duo by Federico Borromeo and Francois Secret François Secret, "La Kabbale chez Du Bartas et son commentateur Claude Duret," Studi francesi 7 (1959): 1-11.François Secret’s Hermetisme et Kabbale (LEZIONI DELLA SCUOLA DI STUDI SUPERIORI IN NAPOLI 15, Napoli: Istituto Italiano per gli Studi Filosofici, 1992). |
Reacties
geachte mijnheer Verdult,
Allereerst hartelijk dank voor uw uitvoerige en positieve berichtgeving over de Spinozadag, die door de BPH in de Westerkerk is georganiseerd. Wat betreft uw evaluatie van de voordracht van Carlos Gilly, wetenschappelijk hoofdmedewerker van de bibliotheek, wil ik er op wijzen dat niet Joachim Lange, maar Johann Michael Lange (1664-1731) de auteur was van het boek waarin de anekdote over Sturm staat. Hij was net als de felle anti-spinozist Joachim Lange ook een piëtist, zoals te lezen staat op de website van de Stadtbibliothek Neurenberg:
"Der als hochgelehrt geltende und im Predigen gewandte Lange musste aufgrund seiner Sympathien mit Pietisten und Schwärmern 1709 Altdorf verlassen und nach Prenzlau ziehen."
met een vriendelijke groet,
Cis van Heertum
Cis van Heertum 07-07-2008 @ 14:53
Hartelijk dank voor uw correctie. Ik ben in een valkuiltje gevallen van de 'bijna' gelijke naam en het 'bijna' gelijke tijdsgewricht en ook door het feit dat in de index van Israels Radicale Verlichting de naam Joachim Michael Lange niet en Joachim Lange meermalen voorkomt. Heb ik te snel aangenomen dat het om dezelfde ging.
Ik laat de tekst staan, maar plaats er wel een opmerking bij waarin ik naar deze reactie wijs.
Stan Verdult 07-07-2008 @ 17:15
Wie in Google "Joachim Michael Lange" (dus tussen aanhalingstekens om alleen deze combinatie te krijgen) ingeeft, krijgt dit weblog als de enige plek op internet waarin deze naam voorkomt.
Stan Verdult 07-07-2008 @ 19:18
geachte mijnheer Verdult,
nog even een correctie op de correctie: het werk is van Johann Michael, niet Joachim Michael. U heeft nu een virtueel personage: Joachim Michael Lange, geschapen!
vriendelijke groet,
Cis (voor Francisca) van Heertum
Cis van Heertum 08-07-2008 @ 09:09
Geachte mevrouw van Heertum,
Dank, dank voor uw vervolg-reactie. Graag wíl ik precies zijn, maar dikwijls blijkt toch hoe moeilijk dat kan zijn. Zoals ook blijkt uit het feit dat ik uw naam als verwijzend naar 'mannelijk' interpreteerde. Ook dát hebt u gecorrigeerd. (Misschien had ik onbewust aan Ciske de rat gedacht? Had ik op dr. Cis van Heertum gegoogled dan had ik wel enige hits en hints gekregen, ziek ik nu).
Ik kan niet meer achterhalen hoe (en in welk stadium) ik Johann in Joachim heb veranderd (dat een tweede voornaam achterwege blijft, gebeurt wel vaker). Ik vermoed dat het gebeurde op het moment dat ik blij was iets over 'een Lange' in de betreffende periode in Jonathan Israel's 'Radicale Verlichting' te vinden en dat die verwisseling daar ontstond. Slordig. Ik schaam mij. Maar gelukkig hebt u de moeite genomen mijn fout - in twee instanties - te corrigeren. Ik zal nog nagaan of de juiste naam nog een treffende hit op internet oplevert.
Met vriendelijke groet,
Stan Verdult
Stan Verdult 08-07-2008 @ 12:28