Een poging tot uitleg
Iemand, n vd.vijver, schreef
hier op Meer op zon, 20/01/2008 - 19:47.
Is dit (Ethica II,44: "Het ligt niet in de aard der rede de dingen als toevallig, wel echter ze als noodzakelijk te beschouwen.") een cruciale stelling? Doet Spinoza hier ook een uitspraak over de geest of bewustzijn? Dat die dezelfde is als genoemde causale rede en over de causale werkelijkheid als enige werkelijkheid? Dus geen andere geest en geen andere werkelijkheid dan de causale, logiese, wetmatige, voorspelbare, wetenschappelijke wereld v.h. rationalisme van Descartes, Kant, Marx en alle andere vanaf 1600 tot 2000? Zo niet, zijn er dan nog een andere geest of bewustzijn en andere werkelijkheid bij Spinoza? Deze zijn de relevante vragen die een Spinozakenner moet kunnen verhelderen en wellicht beantwoorden en wordt het pas interessant en verneem je pas wat over Spinosa's filosofie. [Spelling en interpunctie gecorrigeerd, CV]
Daarop schreef ik op woe, 23/01/2008 - 21:01.
Geen andere dan de ene werkelijkheid
Ik doe een poging. Ervan uitgaande dat je echte vragen stelde.
Ik begin bij de woorden die je gebruikte. De ‘causale werkelijkheid’ (anders gezegd de reeks van oorzaken en gevolgen, die weer oorzaken van gevolgen zijn etc. binnen de materiële wereld) is niet ‘de enige werkelijkheid’, maar is een manier waarop je de (ene) werkelijkheid kunt bekijken. ‘Logische wetmatigheid’ behoort weer tot een ander manier van naar de werkelijkheid kijken; dan bevind je je in onze wijze van denken – niet meer binnen reeks van oorzaken van de dingmatige materie. Ik probeer dit toe te lichten.
Voor Spinoza (en toch eigenlijk voor ons allemaal) is er slechts één werkelijkheid. Alles wat er is en wat we maar kunnen waarnemen en onderscheiden, valt onder die ene werkelijkheid (de natuur, het universum, de totaliteit, het Al – het maakt eigenlijk niet uit hoe je die omschrijft; Spinoza vat die uiteindelijk samen in het begrip ‘substantie’, maar dat laat ik verder zitten). In die ene werkelijkheid onderscheiden we uiteraard heel veel verschillende (bestaans-)vormen: allerlei entiteiten of wezens of zijnswijzen (samengevat: modi). Het is belangrijk om te blijven beseffen dat die alle tezamen (plus uiteraard alles wat we niet zien, zoals allerlei wetmatigheden die we niet zomaar waarnemen) bij elkaar de totale almaar veranderende maar uiteindelijk ene werkelijkheid vormen.
Maar we willen verder komen. Bij ons begrijpen van die werkelijkheid maken we in ieder geval één heel fundamenteel onderscheid tussen twee compleet verschillende aspecten of eigenschappen - twee fundamenteel andere invalshoeken of perspectieven: namelijk we kunnen entiteiten bezien in hun uitgebreidheid, of materiële aspect en – totaal anders – we kunnen ze zien vanuit het geestelijke aspect (de denkende of bewustzijnskant). Deze twee geheel verschillende eigenschappen noemt Spinoza attributen, maar ook dat kunnen we even opzij zetten. Belangrijk is te beseffen dat het ‘invalshoeken’ zijn, uitzichten op één werkelijkheid. Het gaat niet om twee verschillende op zichzelf bestaande werkelijkheden van lichaam en geest. Lichaam zonder geest heeft geen eigen bestaan en geest zonder lichaam ook niet. Er zweeft nergens geest of denken los in de werkelijkheid…
Die twee (uitgebreidheid en denken) zijn én fundamenteel andere aspecten én volstrekt op elkaar betrokken. Ze zijn onafscheidelijk aan en met elkaar verbonden. Als twee kanten van één medaille, zeg maar; maar eigenlijk is dat beeld niet echt geslaagd als metafoor, daar een medaille overwegend materie is en we ons weinig kunnen voorstellen van de geestelijke kant van een medaille. Zelf, als mens, zijn we een veel duidelijker voorbeeld. Eigenlijk zijn wij mensen dé metafoor. Bij onszelf ervaren we die dingmatige of buitenkant aan het lichamelijk zijn, en ervaren we het mentale, denkmatige, geestelijk of bewustzijn vanuit de binnenkant. De eenheid van die twee ervaren we in de ene identiteit of entiteit die we zijn als aparte modus of bestaansvorm.
Interessant is hoe Spinoza aan de ene kant benadrukt dat de orde en het beloop van oorzaken en gevolgen binnen het ene aspect (binnen het dingmatige/uitgebreide) precies hetzelfde is als de orde en het beloop van (denk-)oorzaken (premissen en argumenten) en (denk-)gevolgen (conclusies) in het andere, geestelijke of rationele aspect. Het is echter volkomen onzinnig om vanuit het ene aspect iets te bevragen aan of over te stappen op het andere aspect. Het heeft geen zin om te zoeken en te vragen naar de invloed van de geest (het denken, de wil) op de materie (het lichaam) of omgekeerd. Die invloed is er niet.
Het verband tussen lichamelijke en geestelijke gebeurtenissen die er uiteraard wél is en die we daarom ook ervaren, loopt als het ware ‘over een andere boeg’. Die op elkaar betrokkenheid van geestelijke en lichamelijke ‘gebeurtenissen’ die er is, komt via de eenheid die ze zijn als modificatie van de ene substantie. De eenheid die we 'als lichaam en geest' merken en weten, ervaren we in de ene identiteit of entiteit die we zijn als aparte modus of bestaansvorm.
Dit lijkt me al heel wat voor "de eerste les".
spinoza | 02-02-2008 | 19:35 | Link |