Er bestaat geen orthodoxe Spinoza-interpretatie

Herman De Dijn, Spinoza, de doornen en de roos. [uitgeverij Pelckmans Klement, Kapellen, ca. 192 blz. ISBN 9789086870547, oktober 2009, prijs ca. € 19,95]

Met het bijeenlezen van zijn artikelen voor dit boek heeft De Dijn veel (de meeste?) Spinozaliefhebbers een mooi tuiltje rozen bezorgd. Maar hij heeft bij zijn Spinoza-interpretatie wel een aantal doornen van eigen makelij gevoegd. Ik begin over de rozen, tussendoor komen dan die doornen.

De bundeling van juist deze artikelen lijkt een heel goede greep. De Dijns eerste boek over Spinoza in het Nederlands is een soort Summa geworden, zeker ook gezien de vele referenties naar vele artikelen van zijn hand. Herman De Dijn verschafte de Spinozaliefhebber met Spinoza, de doornen en de roos een mooi, erudiet en evenwichtig boek en dat meen ik, ondanks enige kritiek die ik ook zal geven. Eigenlijk is het er niet aan af te lezen dat het is samengesteld uit artikelen over een periode van meer dan dertig jaar (van 1976 tot 2009). Het ligt wellicht aan het ‘herwerken’, maar er is nauwelijks overlap. De thema’s worden niet of nauwelijks dubbel aan de orde gesteld, zoals zo vaak gebeurt in integraal gebundelde artikelen.

Het beeld van de doornen en de roos laat De Dijn meerdere betekenissen hebben (o.a. de moeite die je als lezer moet doen om via de geometrisch geordende weg uit te komen bij een stralend uitzicht). Hij laat Spinoza aan de mensheid eigenlijk twee rozen bezorgen. Enerzijds, voor een zekere elite van filosofen, de gelukzaligheid of roos die bereikt wordt in de kennis van de hoogste soort die uitloopt op de verstandelijke godsliefde. Anderzijds, voor de echte gelovigen, het goede leven (de roos) dat bereikt wordt in gehoorzaamheid aan Gods geboden en beoefening van naastenliefde. Volgens zijn eigen interpretatie had het boek dan ook eigenlijk beter als titel kunnen hebben: Spinoza, de doornen en de rozen.

Het eerste hoofdstuk is een heel toegankelijke en sublieme summa summorum. We krijgen, zoals hij aan het begin belooft, de hele Spinoza: diens metafysica en eigen godsleer, de kenleer, psychologie of emotieleer, zijn filosofie van religie en politiek en daar doorheen en vooral: zijn ethiek. Daarover zodadelijk meer. Hier eerst een eerste doorntje. De Dijn typeert Spinoza’s metafysica – hoewel niet in de hoofdstukken die deze behandelen – als ‘ontotheologie’, zonder deze term toe te lichten of te verklaren waarom hij deze term nodig vindt. Spinoza is toch geen theoloog, maar filosoof, dus waarom dan ineens ‘zijnstheoloog’? Ook heeft hij het (p 19) over de theologie van Deel 1 van de Ethica. Spinoza geeft echter geen theologie, maar een filosofische, ‘wetenschappelijk’ bedoelde godsleer. Dit is toch bepaald niet irrelevant en dat weet De Dijn uitaard ook heel goed. Dus waarom deze stekeltjes? Terug naar de rozen.

De Dijn maakt doorheen het boek meermalen en goed duidelijk dat het Spinoza om ethiek gaat: om het toelichten van, resp. toeleiden naar het leiden van een werkelijk goed leven. ‘Goed’ uiteraard niet af te lezen aan enig extern gedefinieerd ‘goed’, maar aan wat in Spinoza’s ogen werkelijk goed is voor de mens en ‘zijn behoud’- ‘behoud’ in de zin van het behouden van zijn voortbestaan. Spinoza is geïnteresseerd in wetenschap en daarmee ook bezig, maar dat staat – zo maakt De Dijn duidelijk – steeds en uiteindelijk in dienst van de ethiek.

 

Teveel heil

De Dijn maakt dat vooral duidelijk door steeds weer en zeer overvloedig de term ‘heil’ te gebruiken, of dit h-woord in allerlei samenstellingen – samenstellingen zoals ze niet bij Spinoza terug te vinden zijn. Het is echt opvallend hoe vaak De Dijn dit ‘heils’-woord hanteert. Hij doet dit zonder ergens te vertellen dat ook dit – in beginsel vooral religieus geladen woord, waarmee in de superstitieuze godsdiensten de mensen een in het hiernamaals te bereiken heil wordt voorgehouden – door Spinoza uiteraard een volstrekt immanente, aardse, betekenis krijgt als: behoud, geluk, welzijn, gemoedsrust e.d.. De Dijn gebruikt deze term (voor deze lezer hinderlijk te) vaak. Ook daar waar Spinoza zelf heel andere termen gebruikte, vertaalt De Dijn die opvallend graag met ‘heil’. Het enige hoofdstuk waarin de term ‘heil’ niet voorkomt is hoofdstuk 9 over Spinoza’s politieke filosofie. Daar is sprake van ‘welzijn.’ Maar in het laatste hoofdstuk (10) over de actualiteit en relevantie van Spinoza is het weer raak en gaat de vraag over het goede leven weer vooral over heil, heilsweg, heilsdenken, heilsboodschap, heilsleer, heilsproblematiek (106) etc. Hij heeft het over de heilsvraag (18); de Spinoza van de TIE ziet hij als ‘heilsexpert’ (32). Heil ziet De Dijn als een soort ‘herbetovering’ (p. 17), een goed leven is een heilvol leven (21), als het echte geluk (26), als gelukzaligheid (70), het ‘summum bonum is ‘het hoogste heil’ (111); hij heeft het over de ‘heilswerking’ van de godsdienst (p, 122, waar ‘heil’ wel 6x voorkomt), als ‘de welstand’ (105), als heilbrengende kracht van een waarachtige levenswijze van naastenliefde en gehoorzaamheid aan God (125), als ‘zuiver intellectuele liefde’ (129), als ‘vredevolheid en gemoedsrust’ (134), als aequiesscentia in se ipso, een gerustheid en vredigheid van het hart (131). Kortom De Dijn overdrijft nogal met het h-woord.

Hij maakt Spinoza zo wel erg tot een soort evangelisch profeet. Als iemand zou willen beweren dat het misschien met een taalverschil tussen België en Nederland van doen heeft, vermoed ik eerder dat het samenhangt met de KU Leuven. Dit was de tweede doorn. Het wordt weer tijd voor een roos.

 

Compacte stijl

Heel fraai zijn sommige hoofdstukken (b.v. 5 en 6) in buitengewoon compacte stijl geschreven – zonder ook maar enig ge-oh! Heel sterk is dat het geval met hoofdstuk 5 over kennis en emotie.

Die compacte stijl is een waar genoegen om te lezen. Een genot althans voor degenen die al kind aan huis zijn bij Spinoza. Het is overduidelijk: dit boek kan alleen geschreven zijn door iemand die levenslang omging met Spinoza. Dat en hoe De Dijn ons met dit boek laat delen in zijn kennis en vooral begrijpen is ware generositas, waaraan de meeste spinozisten zich met ‘imitatio affectum’ kunnen warmen en laven tegelijk. Het is een boek dat zich eerst in één ruk laat lezen om daarna nog eens stukje voor stukje herkauwend  en heroverwegend te herlezen en nog beter te consumeren en verteren (ook de wellicht onverteerbare doorn-brokjes)

Maar – geen roos zonder doorn - die compactheid leidt een enkele maal tot onnodig jargon dat best vermijdbaar was geweest, zoals, om een voorbeeld te noemen: “De onmogelijkheid van transattribuut interferentie en intelligibiliteit (of verklaring) impliceert dat de ‘objectieve’ voorstelling van een andere realiteit in het denken onafhankelijk van die realiteit [enz…]. Een eigenlijk onnodige doorn, maar gelukkig betreft dit een uitzondering.

 

Bijdrage aan de Spinozahermeneutiek

Apart wil ik drie bijdragen vermelden die De Dijn in dit boek aan de Spinozahermeneutica bijdraagt. Hij is zich er goed van bewust dat er geen orthodoxe Spinoza-interpretatie bestaat. Hij reikt eenvoudigweg de zijne aan – en daar kun je als spinozist al dan niet je voordeel mee doen.

[1] zijn correctie van Guerault die in de uitleg van deel I van de Ethica, De Deo, de eenheid van de substantie als het ware opgebouwd, samengesteld doet worden uit ‘substanties met één attribuut’. Dat wordt dan toch een beetje een moeizame, want kunstmatige eenheid. De Dijn laat zien dat die eenheid vanaf het begin verondersteld en benadrukt kan worden. Het is, gezien het onderwerp, veruit het moeilijkste hoofdstuk uit het boek, hetgeen niet verbazingwekkend is, want Deel I zelf is ook uiterst moeilijk. Maar wellicht speelt ook mee dat het hier om de oudste tekst in de verzameling gaat, geschreven in of kort na de tijd, waarin De Dijn zijn eerste Spinoza-studies deed. Latere teksten in dit boek dragen het voordeel van de grotere distantie

[2] De tweede bijzondere bijdrage vind ik zijn benadering en hermeneutiek van de derde ofwel intuïtieve kensoort. Hij behandelt kort iets van de discussie tussen Hubbeling en Wetlezen over of Spinoza nu wel of niet als mysticus gezien moet worden. De Dijn zelf hoort tot degenen die de drie kensoorten als niet reëel gescheiden zien: het intuïtieve is verbonden met het rationele weten en in dat laatste is nog veel verbondenheid met imaginair weten (al was het maar via de taal). In De Dijns benadering is intuïtief weten een soort rationeel betrokken weten dat tegelijk distantieel is – een vorm van existentieel beleven van het gewetene.

[3] Als derde benadruk ik De Dijns uitleg van Spinoza’s - door hem zo genoemde - 'twee heilswegen'. Afgezien van de al bekritiseerde term ‘heilswegen’, ben ik het geheel eens met De Dijns benadrukking van enerzijds de door (sommige) wetenschappers en filosofen te voltrekken kenweg van de Ethica van het gelukbrengende en blijmakende doorzien van de dingen in eeuwig perspectief (iets dat bepaald niet aan iedereen gegeven is; wat dat betreft ben ik het volstrekt oneens met Wim Klever); daartegenover laat Spinoza via de TTP zien dat er een geluk- en rust brengende weg is voor de gelovigen, die de ware bijbelse boodschap van gehoorzaamheid en naastenliefde verstaan en ernaar leven.
Dit is de manier waarop ook ikzelf de Ethica en de TTP lees. (Ik distantieer me op deze plek dan ook uitdrukkelijk van de felle en soms uiterst venijnige reacties van Wim Klever op de blogs waarin ik de komst van dit boek aankondigde hier, en hier en hier - deze reacties zijn en blijven uiteraard geheel voor zijn verantwoordelijkheid).

 

De Dijn dualiseert

Kom ik nu tenslotte, na tussendoor op een paar kleine doorntjes gewezen te hebben, op een zeer hardnekkige en stekelige doorn: De Dijn dualiseert Spinoza. De Dijn drijft om redenen die we slechts kunnen vermoeden, maar die met de omgeving van de Katholieke Universiteit van Leuven te maken zullen hebben, een wig tussen God, de Absolute Oorsprong, en de wereld - tussen God=Natuur en zijn gevolgen. Hij staat er namelijk op om alleen de natura naturans* als Spinoza’s God te zien. En dan ook nog eens - gezien ‘de oneindigheid van oneindige attributen’ - die God als transcendent te zien. Zo dualiseert hij en haalt hij het immanente en monistische uit Spinoza's systeem. Hij kan niet meegaan met de God als ook natura naturata (quatenus...). Alsof er op een of andere manier een scheiding bestaat tussen de substantie en de modificaties ervan (als tussen een schepper en zijn schepping). Die modificaties behoren tot en zijn en blijven op hun beurt 'substantie' (aanhalingstekens voor 'quatenus'). Hij krijgt wel uit zijn pen (in hoofdstuk 4) “Er is maar één werkelijkheid, God, die alle dingen immanent in zich draagt.” Maar niet: dat de dingen God als hun drager in zich dragen. Wel schrijft hij “de dingen kunnen niet zonder God, hun grond; maar de grond heeft de dingen niet nodig, noch om te bestaan, noch naar hun aard.” Je moet de substantie uiteraard (logisch) eerst denken, maar ontologisch is God of de substantie gelijkoorspronkelijk ook ondenkbaar zonder de wereld van die modi. Iets dat hij een hoofdstuk eerder kon toegeven, waar hij schreef: “God kan in zekere zin niet zonder modi gedacht worden.” Waaruit zou die ‘grond’ anders bestaan? Dat de substantie vooraf gaat aan haar aandoeningen (1e definitie) is uiteraard als logisch voorafgaand bedoeld. Uiteraard moet er iets zijn dat de aandoeningen (modificaties) kan ondergaan, maar zonder die modificaties bestond die substantie uiteraard nooit en in alle eeuwigheid niet.

De Dijn heeft het blijkbaar nodig Spinoza’s God transcendent te noemen. Uiteraard transcendeert de hele werkelijkheid elk singulier ding. Maar De Dijn bedoelt iets anders en zoekt die transcendentie niet in de oneindigheid der modi, maar vooral in de ‘oneindigheid der oneindige attributen’. Johann Gottfried von Herder was de eerste die dit argument (dat daarin een transcendente God zou worden beweerd) uitvond. Hij werd daarin gevolgd door bijvoorbeeld Karl Jaspers en nu dus door De Dijn. Hiermee schept hij zich een God, waarmee hij misschien toch een beetje op de KU Leuven en bij Kardinaal Danneels aan kon komen, maar hij doet er de door-en-door immanentie-filosoof Spinoza mee tekort. Er wordt door Herder, Jaspers en De Dijn (en anderen) in mijn ogen teveel waarde gehecht aan de ‘oneindigheid van oneindige attributen’. Als je je inleeft in waar het Spinoza om ging, was het dat hij vooral tegen Descartes, voor wie een substantie slechts één attribuut of wezenseigenschap kon hebben, wilde argumenteren dat een substantie méér dan één attribuut kon hebben. Wij kennen slechts twee attributen en het ging hem ook om die twee. Maar één ding is voor Spinoza duidelijk: als er ooit nog een attribuut wordt gevonden, wordt er geen wezenseigenschap van een andere wereld of substantie gevonden, maar is dat een wezenseigenschap van dezelfde ene substantie. Hem ging het om de eenheid van de totale ene werkelijkheid. Die claim dat er maar één werkelijkheid is (en niet iets daarbuiten) bereikte hij door er alle mogelijke wezenseigenschappen aan toe te schrijven en dit voleindigde hij met zijn uitdrukking: ‘oneindigheid van oneindige attributen’. Dan hoefde niemand zich daar nog ooit zorgen over te maken. Tevens annexeerde Spinoza daarmee de aloude claim van vooral de negatieve theologie dat we God niet kunnen kennen. Daar maakte Spinoza zich verder geen zorgen over: we kunnen God immers in de ons bekende attributen kennen! Misschien zijn er niet meer, maar dat weten wij niet. Maar ja, theologisch volkje als we zijn, willen we het naadje van de kous van die andere attributen weten en komt het sommigen goed uit om daarop hun 'transcendentie van God' te stoelen. Uiteraard, nogmaals gesteld, overstijgt God of de hele werkelijkheid elk enkel ding. Maar geen ding valt buiten de werkelijkheid. Zó transcendent is God niet. Wij zitten in hem en hij in ons.

Laat, ondanks deze kritische opmerkingen, intussen één ding duidelijk zijn: ik heb genoten van dit boek en zal er zeker vaker naar grijpen. Ik raad het iedere Spinoza-kenner dan ook van harte ter lezing aan. Ook zij zullen zich hier en daar aan stoten. Hoe kan het ook anders: het spinozistische milieu is een eigenzinnig milieu, waarin ieder zelf wel uitmaakt hoe hij of zij Spinoza verstaat. Maar als ze eerlijk zijn, is het een waar genoegen dat hen met een  Spinozabundel als deze een fraaie Spinoza-interpretatie in de schoot werd geworpen.

Ik raadde het Spinoza-kenners aan. Dit lijkt me geen inleiding voor beginners – niet ‘voor een breed publiek, zoals de achterflap beweert, maar vooral een voor gevorderden. En dan heb ik vooral hoofdstuk 3 op 't oog (Spinoza's monistische metafysica. Sleutels voor het verstaan van Ethica I). Juist voor hen die al veel kennis gemaakt hebben met Spinoza’s teksten, zet het werk allerlei puntjes op de ‘i’ om ontsporingen en verkeerd begrijpen tegen te gaan. De auteur schrijft zelf bij een bepaalde tekst dat die pas “vanuit een zeker voorverstaan van Spinoza’s denken” kan worden begrepen. Wel, dat geldt voor meer van zijn teksten.

[Toevoeging]

Dit wil ik nog kwijt. Opmerkelijk vind ik het dat door De Dijn nergens wordt verwezen naar een werk van Jonathan Israel. En nergens wordt ook maar enig werk genoemd van Wim Klever. Of de eerste een echte omissie is en iets betekent, weet ik niet, daar De Dijns boek nauwelijks iets aan historisch of biografisch materiaal heeft. Maar de tweede, de weglating van elke referentie naar Klever, waar wel naar diverse recente Angelsakische auteurs wordt verwezen, kan niet toevallig zijn. Ik bedoel dit niet als stoken, maar het valt een buitenstaander wel op.

*) Eerder had ik hier foutief 'natura naturata' staan, maar uit het betoog was duidelijk dat daar 'natura naturans' geschreven had moeten worden.

Reacties

Lieve Stan, nu je je in een alinea tweemaal vinnig van mijn Spinoza-lectuur distancieert (was eenmaal niet genoeg?) en je je dus duidelijk als aanhanger van de 'twee-heilswegen-leer' manifesteert, wil ik je graag een tekst van Spinoza ter overweging geven,die ik in mijn verhandeling over "Hoe men wijs wordt" niet had meegenomen. Nadat onze wiskundige leermeester in het Appendix van deel 1 de natuurlijke historie van de godsdienst (met al zijn rimram) had afgerond (de godsdienst die volgens vriend De Dijn een van de twee heilswegen is, nl. de heilsweg van de grote massa) schrijft hij dat de mensheid wel altijd in religieuze verbeelding en vooroordelen zou zijn blijven steken, "ware het niet dat de mathesis ... ons een andere waarheidsnorm had getoond". Die 'mathesis' is een andere naam voor Spinoza's eigen wiskundige wetenschap, zoals blijkt uit de context. Dit lijkt vriend De Dijn en zijn gezellen gelijk te geven en in te houden dat Spinoza's filosofie de andere heilsweg biedt, voor enkele geleerden dan die dat aan kunnen. Maar wacht even. Spinoza is nog niet klaar. "En naast de mathesis kunnen er nog andere oorzaken worden aangewezen (teveel om hier op te sommen), waardoor het heeft kunnen geschieden, dat mensen deze algemene vooroordelen bemerkten en tot de ware kennis der dingen werden gevoerd". Nu geef ik je te raden, welke die andere oorzaken zijn die mensen tot ware kennis der dingen voeren. En of zulks slechts een deel der mensheid betreft. Hebben we daarmee soms een derde heilsweg te pakken? Ik zal het antwoord niet verraden.

Wim, mijn afstand nemen was niet vinnig. Ik ben geen aanhanger van een 'twee-heilswegen-leer'; ik doe niet aan het aanwijzen van heilswegen bij Spinoza. Er zijn wel twee wegen waarlangs tot een goed leven gekomen kan worden: de weg van de ratio en vooral het begrijpen der dingen (de weg van de Ethica en van de wijze) en er is de weg van het geloof en de godsdienst op basis van de verbeelding, tevens de weg van de gehoorzaamheid en de naastenliefde (de weg beschrfeven in de TTP). In die laatste gaat het niet om wetenschappelijke, wiskundige waarheid, maar om morele zekerheid - het is zeker geen alternatieve weg tot 'ware kennis der dingen'. De rest (het raadspelletje) laat ik aan mij voorbij gaan.

In dit stukje proza, Stan, doe jij wel degelijk aan de 'twee-heilswegen-leer' en spreek je dus jezelf tegen. Anders gezegd: je ontloopt de problematiek. Nog anders: je bent ontrouw aan Spinoza. (en jezelf). Ik wilde je (met mijn citaat) naar Spinoza's enige weg voeren, maar je weigert mee te gaan. OK. Je bent nog niet verloren, want je kunt er toch niets aan doen, de weg van de ervaring, die van het 'toeval' (Bouwmeester) te bewandelen en alzo toch wijs en gelukkig te worden. Alleen meen je nu nog dat je door je kennis van Spinoza iets voor hebt op andere mensen die Spinoza (mutatis mutandis Christus) niet mochten ontmoeten.

Beste Wim,
Alsof de weg van de (toevallige) ervaring alle mensen automatisch wijs en gelukkig maakt; alsof iedereen aan reflectie toekomt. Alsof de meeste mensen niet bij het passionele reactieniveau blijven. Als alle mensen verstandig (en wijs) zouden handelen...

Waarom zou Spinoza de moeite hebben genomen om de TTP te schrijven, waarmee hij heeft laten zien dat er op verstandige manier gebruik gemaakt kan worden van de imaginatio en het daarop gebaseerde geloof voor het inrichten van een goede staat, waarbij dan wel als voorwaarde vervuld diende te worden dat er voldoende ruimte was voor de vrije ontwikkeling en uiting van het denken (het eerste trajekt; nogmaals de term heilsweg krijg ik niet uit m'n strot). Was dat niet omdat Spinoza ook wel inzag dat de meeste mensen NIET automatisch (en niet uitsluitend) wijs werden. Was het juist niet het knappe en bijzondere van Spinoza dat hij niet teveel uitging van het (humanistische en Verlichtings-) ideaalbeeld van de rationele mensen. Hij bouwde zijn staat niet op de ideologie van rationele (verstandig denkende) mensen, maar richtte die zo in dat er voldoende ruimte was dat verstandige mensen op belangrijke functies terecht konden komen, waarbij echter ook hun passionele conatus, hun eigen belangen, niet vergeten moest worden. Dat heb ik allemaal van jou, Wim, geleerd.

Waarom wil jij dan nu zo sterk beweren dat Spinoza geen 'twee trajekten' voor goed leven zag: dat van de (wetenschappelijke) ratio en intu itie en daarnaast en tegelijk dat van de imaginatio en het geloof?

Ik verbeeld mij niet iets voor te hebben op andere mensen, maar gun anderen wel ook een ontmoeting met Spinoza en zijn gedachtegoed. Zijn filosofie, zijn benaderingswijze en zijn inzichten kunnen je echt helpen de dingen zoals ze noodzakelijk zijn in te zien.

Waarom heb jij, Wim, dan altijd zoveel moeite gedaan om via boeken en artikelen en lessen andere mensen kennis te geven van Spinoza en zijn denken? Ga je dat nu allemaal als onbelangrijk en onnodig zien?

Wij zijn bezig elkaar te irriteren. En dan wordt het tijd even afstand te nemen en te pauseren. Ik begrijp je antwoord maar deel het niet om redenen die ik al enkele malen duidelijk heb gemaakt, maar die mijns inziens niet tot je zijn doorgedrongen. Ik wilde je met het Appendix-citaat "dwingen'' om te beseffen dat het vogens Spinoza himself DE GEVARIEERDE ERVARINGEN zijn die je (en iedereen) tot rede en ten slotte tot intuitie voeren. Maar het lukt me niet. Ik laat het daarbij.

Wat met deze discussie tussen vrienden in elk geval wordt aangetoond is dat de interpretatie van Spinoza van De Dijn geen helder idee is dat door iedereen direct als juist wordt herkend.
De interpretatie van De Dijn wekt blijkbaar eerder tweespalt dan eenheid.

Het zelfde geldt voor de verbeeldingen van religies.

De Dijn is een katholieke reli-spinozist, maar daar kan hij zelf ook niets aan doen.
Hij is één van de vele interpretators, zoals vele andere 'reli-interpretators'.

Iedereen zijn eigen Spinoza!

Maar de 'bottomline' bij Spinoza is dat we in dit leven alleen gelukkig kunnen worden als we begrijpen dat we met ons lichaam een tijdelijk onderdeel zijn van de natuur die eeuwig en oneindig is.

Als ons verstand dit begrijpt, dan is het onderdeel van de eeuwige oneindigheid van de Natuur. En dan ben je dus blij alleen al omdat je dat begrijpt.

De Dijns is natuurlijk een crypto-katholiek,die niets anders wil dan Spinoza's god naar een trancedente entiteit te lullen.Want voor een logisch en integer betoog heeft De Dijn weinig respect,daarvoor is hij een veel te grote ijdeltuit.

Ik reageer enkel op deze laatste uitspraak: De Dijn als crypto-katholiek. Herman zou het daarmee niet eens zijn, er is niets crypto- aan zijn katholicisme, het is apert, bijna triomfalistisch...
Ik herinner me de uitspraak van Steven Nadler tijdens zijn Sint-Thomas lezing dit jaar in Leuven, in afwezigheid van Herman De Dijn. Toen iemand (niet ik) uit het publiek vroeg of volgens hem, Nadler, Spinoza in een God gelooft, antwoordde hij zeer beslist dat dit niet het geval was, niet in een God zoals het christendom die kent. Waarop de vraagsteller uit het publiek opwierp dat dit in tegenspraak was met wat De Dijn stelt. Waarop Steven Nadler, doodgemoedereerd in het hol van de leeuw en met een fijne glimlach: 'Heurman' is quite wrong there, I think...

@ Karel D'huyvetters:
Ik ben het helemaal eens met Steven Nadler. Het traditionele abrahamistische god-concept heeft 2 dimensies: een morele- en potentie- dimensie.
Spinoza behield de potentie-dimensie, maar schrapte het morele aspect. Zijn god is derhave amoreel , maar heeft precies de eigenschappen van heel de natuur.

Bij gebrek aan nieuwe stof op Over-BdSpinoza nog maar eens een opmerking over de titel van deze blog, die mij irriteert telkens als ik hem zie. Geen orthodoxe Spinoza-interpretatie? Dit klinkt alsof de tekst onvoldoende duidelijk is, zodat iedereen ermee op de loop kan gaan naar het doel dat hij voor ogen heeft. En dat wij helaas niet over een ' leergezag' beschikken (zoals de katholieke kerk voor haar gelovigen). Bovendien getuigt een dergelijke constatering van het defaitisme van de schrijver ervan, die er niet uitkomt en voor zichzelf geen zekerheid verkregen heeft, en dan maar concludeert : ER BEESTAAT GEEN ... Of stelt hij zich misschien tevreden met Mandeville's cynisme " everybody is orthodox to himself"? In ieder geval wordt a) een ondubbelzinnige tekst, en b) een naar menselijke maatstaven zekere lezing daarvan, uitgesloten geacht. Maar zou het niet zo kunnen zijn, dat de betrokkene zelf nog meer tijd en vooral meer reflectie nodig heeft om de hoge moeilijkheidsgraad van de uiterst complexe tekst te trotseren?

Het heeft even, ruim een maand, geduurd, maar degene voor wie deze titel als een (wakker makend) plaagstootje bedoeld was, heeft toegehapt. Uiteraard moest hij eerst weer zelf een plaagstootje uitdelen ('Bij gebrek aan nieuwe stof op Over-BdSpinoza'), terwijl ik op mijn manier zo goed mogelijk doorga met dit weblog. Hoewel de lust mij een poosje, dat moet ik toegeven, een beetje was vergaan. Maar die komt weer terug.

Ik heb helemaal geen zin in voortzetting van een soort van ruzie die bleek te ontstaan. 'Wij zijn bezig elkaar te irriteren', was de constatering na een door mij serieus bedoelde en goed doordachte reactie, waarbij ik niets kwaads in de zin had. Maar goed, die irritatie was al een paar dagen eerder begonnen. En die was de aanleiding ervoor dat ik precies deze titel aan het blog meegaf, durf ik wel toe te geven.

De tekst van de titel had ik niet zelf verzonnen, maar ontleende ik aan het boek van Herman De Dijn, die in zijn voorwoord stelde (op blz. 8): 'Uiteraard is dit niet de definitieve, orthodoxe interpretatie van Spinoza. Er is geen orthodoxe interpretatie van Spinoza: alleen het eigen inzicht, gebaseerd op ernstige studie, kan hier uiteindelijk van tel zijn, al de rest is a priori incompatibel met Spinoza. Het gaat hier dus om een mogelijke interpretatie die hopelijk door verdere studie en discussie in de toekomst nog zal verbeteren... etc.'
Met deze opstelling was ik het eens en die kwam mij tegelijk goed uit. Ik verwijs er in het midden van het blog naar. En hiermee zijn we weer bij het boek aanbeland dat ik in dit blog besprak.

Ik denk dat niet alleen deze 'betrokkene zelf nog meer tijd en vooral meer reflectie nodig heeft om de hoge moeilijkheidsgraad van de uiterst complexe tekst te trotseren'. Het kon wel eens zijn dat dat ook voor gerenomeerde scholars kan opgaan. De Dijn gaf dat zelf in ieder geval al toe. Wim Klever mag zich de titel van mijn blog aantrekken of zich er aan irriteren - dat is geheel aan hem. Hij was voor hem bedoeld!

Bredero is de enig juiste Spinoza-interpretatie, maar dat gedicht wilde je niet als Spinoza-gedicht aanvaarden.- Ik wil je alleen toegeven dat het woord 'orthodox' niet toepasselijk is. Een 'doxa', ook al is die 'ortha' (recht), is ten slotte slechts een derde rangs kenis, een mening. Ik durf Spinoza na te zeggen "VERAM [PHILOSOPJIAM] ME INTELLIGERE SCIO" (Ik WEET dat ik de ware filosofie heb, Brief 76). Dat is eerste klas kennis, geen mening. Dat de Dijn aarzelt zich deze claim toe te eigennen, vind ik alleen maar significan voor zijn dubieuze, aan zich zelf twijfelende, positiebepaling.- Ik kan mij uiteraard voorstellen dat ik mij in het oog van anderen (zoals zijn volgelingen) arrogant opstel. Het zij zo. Ik ben evenwel bereid om 'mijn Spinozistische wetenschap' te verdedigen en toe te lichten met gelijkaardige wijsheidsclaims van o.m. Lin-Chi en Parmenides.

Vandaag in De Standaard-Online deze kleine advertentie:

Herman De Dijn, Spinoza. De doornen en de roos (Pelckmans). De werkelijkheid is genadeloos. De natuurwetten zijn onontkoombaar. En toch is er heil te vinden. De Dijn, die Spinoza als geen ander kent, geeft in nog geen tweehonderd bladzijden een leeswijzer om de meest ongewone denker van de westerse wijsbegeerte te benaderen. Prik u aan de roos.