Francesca di Poppa over 'veroorzaken en uitdrukken' bij Spinoza

Zoekend in het kader van de zogenaamde 'dubbele veroorzaking' die Spinoza zou onderscheiden en waarover momenteel een debat loopt op dit weblog [cf. hier], maar waarover wel eerdere discussies werden gevoerd, heb ik iets gevonden dat een nieuwe impuls kan geven.

Mijn zoektocht ging gisteren naar waar of hoe ik ooit gevonden had dat Curley degene zou zijn geweest die het onderscheid tussen horizontale en verticale veroorzaking in de secundaire Spinoza-literatuur geïntroduceerd zou hebben; ik had dat van Yovel [cf. hier] herinnerde ik mij door het te herontdekken. Tijdens het surfen ernaar stuitte ik op de link naar een zeer relevante dissertatie. Graag geef ik hier, zoals mijn gewoonte is, die informatie door over deze, niet alleen in dit kader maar m.i. in veel bredere zin zeer interessante en toepasselijke dissertatie door. Het gaat om:

Francesca di Poppa, "GOD ACTS FROM THE LAWS OF HIS NATURE ALONE": FROM THE NIHIL EX NIHILO AXIOM TO CAUSATION AS EXPRESSION IN SPINOZA'S METAPHYSICS. Doctoral Dissertation, University of Pittsburgh, 2006 [Defense: 17 April 2006 - zie de vindplaats aan het eind van dit blog]

De dissertatie duikt diep in de geschiedenis. Begint uitgebreid bij Suárez en Herrera, daar ze er mogelijk inspiratie van Spinoza uit haalt, heeft een heldere en overtuigende kritische discussie met Gueroult wiens ideeën over de verhouding substantie-attributen ze afwijst, en met Deleuze, wiens interpretatie van het expressie-begrip bij Spinoza zij afwijst, waarbij ze vervolgens een interessante andere betekenis van en bedoeling van Spinoza met het expressiebegrip oppert (nl. om er iets van het door hem afgewezen emanatiebegrip uit mee te nemen). Op die basis geeft zij een aantrekkelijke toelichting erop dat Spinoza wél een in zijn stelsel passend individuatie-begrip heeft (uiteraard een modale, niet substantiële individu-wording).

Er is heb ik de indruk zeer veel interessants uit te halen. Ik ontleende die indruk uit het lezen (globaal, zonder de noten) van het hoofdstuk dat voor het lopende debat van belang is, n.l. het 5e hoofdstuk: CAUSATION IN SPINOZA’S MATURE PHILOSOPHY: ETHICS, vanaf pagina 200 resp. PDF 216.

Zij laat duidelijk zien dat Spinoza één 'univocal model of causation' hanteert [p. 251 resp. PDF 267]. Dus volgens haar gaat het in de horizontale resp. verticale om dezelfde veroorzaking waarin alleen de 'betrokkenen' (relata) verschillen: God-modi resp. modi-modi. Om een voorbeeld te geven nog enige citaten:

Also at the “horizontal” level, in finite modes, power and essence are one and the same. In the discussion on conatus in part III, essence is equated with the power to cause, activity (as we will see in the next section). While modes do not have attributes, they exist in their attributes, they exist only as modes (states of activity) of God in these attributes. Things are either thinking, or extended, or any other attribute God has, while they do not have these attributes (since only substance has attributes). The power of individual modes, as well as the power of God, therefore, is expressed in their effects. [p. 256 resp. PDF 272]

In the realm of horizontal causation, or mode-on-mode causation, the concept of expression as well as the equation essence-power apply. Such power is nothing but God’s own power, except that it is conditioned and determined, rather than infinite and unconditioned. Everything that exists is an expression of the power of God; however, God’s power is not conceivable outside, or independently, of these expressions. God’s immediate (vertical) power is inconceivable except as, or is nothing but, what is expressed under an attribute; God’s mediate (horizontal) power381 is inconceivable except as, is nothing but, what is expressed under an attribute considered to be affected by some other mode (EIP28 dem.), or as an activity that takes place because determined by another activity. [p. 265 resp. PDF 281]

In EI, P34 Spinoza tells us that “God’s power, by which he and all things are and act, is his essence itself.” Because the essence of a finite mode is the power of God (not qua absolute, but qua conditioned by another mode), its effects are as well expressions, “outpourings” of the power, or essence, of God. While all modes, in their totality, express the power of God absolutely, each of them expresses the power of God qua conditioned by another mode (“in a certain and determinate way”). In other words, we have the essence of God expressed absolutely (in the totality of modes constituting natura naturata), and the essence of God expressed conditionally, i.e. an expression of the essence of God that takes place not absolutely (i.e. following from the infinite essence itself), but only given another expression (and this is for every individual finite mode). But it is the power of God, and only the power of God, which is expressed, because there is no other power besides the power of God. Remember the triad of expression: only God is expressed; modes are his expressions, according to those basic ways of activity, or express-ings, which are the attributes. [p. 268 resp PDF 284]

Het abstract luidt:

One of the most important concepts in Spinoza's metaphysics is that of causation. Much of the expansive scholarship on Spinoza, however, either takes causation for granted, or ascribes to Spinoza a model of causation that, for one reason or another, fails to account for specific instances of causation—such as the concept of cause of itself (causa sui). This work will offer a new interpretation of Spinoza's concept of causation. Starting from the "nothing comes from nothing" axiom and its consequences, the containment principle and the similarity principle (basically, the idea that what is in the effect must have been contained in the cause, and that the cause and the effect must have something in common) I will argue that Spinoza adopts what I call the expression-containment model of causation, a model that describes all causal interactions at the vertical and horizontal level (including causa sui, or self-cause). The model adopts the core notion of Neoplatonic emanationism, i.e. the idea that the effect is a necessary outpouring of the cause; however, Spinoza famously rejects transcendence and the possibility of created substances. God, the First Cause, causes immanently: everything that is caused is caused in God, as a mode of God. Starting from a discussions of the problems that Spinoza found in Cartesian philosophy, and of the Scholastic and Jewish positions on horizontal and vertical causation, my dissertation will follow the development of Spinoza's model of causation from his earliest work to his more mature Ethics. My work will also examine the relationship between Spinoza's elaboration of monism, the development of his model of causation, and his novel concept of essence (which for Spinoza coincides with a thing's causal power)." [html, PDF]

Ik verheugde me over de zeer duidelijke leesbaarheid van haar betoog. Hier is iemand aan het woord die heel goed weet wát ze geleerd heeft en welke ideeën ze wil overdragen en dat in heldere taal weet te doen.

Stan Verdult

_____________

Verdere publicaties van Francesca di Poppa op Philpapers

Daaruit blijkt dat ze dit jaar ook de strijd aanbond met Michael Della Rocca in:

Francesca di Poppa, "Spinoza on Causation and Power." Southern Journal of Philosophy 51 (2013), (3):297-319.
The purpose of this paper is to argue that, for Spinoza, causation is a more fundamental relation than conceptual connection, and that, in fact, it explains conceptual connection. I will firstly offer a criticism of Michael Della Rocca's 2008 claims that, for Spinoza, causal relations are identical to relations of conceptual dependence and that existence is identical to conceivability. Secondly, I will argue that, for Spinoza, causation is more fundamental than conceptual dependence, offering textual evidence from both Treatise on the Emendation of the Intellect and Ethics. In particular, I will offer an interpretation of the attributes as first and foremost causal activities, or powers: this interpretation has the advantage to clarify the role of 1D6 as a “genetic definition.”

Reacties

Wat geweldig Stan dat we dit weer door jou in de schoot krijgen geworpen!

@Henk, dank voor je enthousiaste dank, Zoals je weet: graag gedaan

Het volgende wil ik hier even aan dit blog toevoegen. Tot mijn verbazing is in Yitzhak Y. Melamed's hoofdstuk, "Spinoza's Deification of Existence", in Daniel Garber & Donald Rutherford (Eds.), Oxford Studies in Early Modern Philosophy [Volume 6. Oxford University Press, 2012] geen enkele referentie naar dit proefschrift van Francesca di Poppa, terwijl een groot deel van zijn tekst aan de kwestie raakt die zij behandelt. Het gaat hem om de "relation between God’s existence and the attributes. Yet, as far as I know, there is little, if any, attempt in the existing literature to explicate such a relation, and it is one of my aims in this study to both raise the question and answer it."
Melamed's tekst is als PDF te vinden (maar ik heb de indruk dat we meer aan haar hebben):

http://krieger.jhu.edu/jewishstudies/PDFs/SpDeificationExistence.pdf

Stan, ook bedankt voor je zeer interessante vondst (maar...er is eten en drinken aan, dus voorlopig geen verdere reactie). Hetijkt wel Hegeliaans: we hadden theses en antitheses, en nu lijkt er op een hoger niveau een synthese gevonden.

Na Curley, Yovel en Di Poppa kunnen we het over twee dingen denk ik eens zijn:
1) m.b.t. het veroorzaken van dingen/gebeurtenissen lijkt het onderscheid tussen het ontstaan van dingen en het in stand houden ervan niet relevant
2) er is geen RECHTSTREEKSE invloed/veroorzaking van God op/van particuliere dingen/gebeurtenissen (dus geen 'verticale' veroorzaking in die zin)

Zowel bij Curley, Yovel als Di Poppa vinden we de begrippen horizontale en verticale veroorzaking. Maar er is een verschil tussen Curley/Yovel enerzijds en Di Poppa anderzijds, zoals moge blijken uit de volgende citaten.
Bij Curley/Yovel is verticale veroorzaking de werking van algemene wetten bij de totstandkoming van particuliere dingen/gebeurtenissen:
"In terms of the interpretation here advanced, this is to say that to understand finite particulars - the motion of this particular body, at this particular speed, in this particular direction - we must appeal not only to the other finite particulars which conditioned them, but also to the laws of nature. The finite modes follow from, are deducible from, a finite series of infinite causes, the laws of nature [the infinite modes], taken in conjunction with an infinite series of finite causes, the other prior finite modes." (Behind the geometrical method, p. 48)
Bij Di Poppa gaat het bij verticale veroorzaking alleen over de invloed van het geheel (facies totius universi) op de delen (verg. worm in bloed):
"Finite modes do not follow individually from the infinite mediate mode: Spinoza is very clear in stating that the causal chain of finite modes has no beginning. The “vertical” causal chain ends with the infinite mediate mode; the “horizontal” causal chain never begins and never ends, but comes into existence as a totality, as an unchanging, stable process whose inner parts are always changing, aggregating, dissolving, evolving, devolving, coming into being, being destroyed. The succession of finite modes takes place only within this totality; outside, there is no succession (the “facies totius universi” never changes.) In a sense, each finite mode is always caused both “vertically” and “horizontally”. (p. 284)

Henk, dank, maar je laatste citaat kwam van Di Poppa p. 285. Dit is slechts een kleine correctie, een grotere is dat door wat je weglaat het "alsof"-karakter van “vertically” and “horizontally” minder zichtbaar wordt. Die zin eindigt n.l. niet met een punt, maar met een puntkomma, waarna volgt: as I concluded earlier, 'there is no real distinction between vertical and horizontal', since the nature of causation is always the same and all causal activity is immanent.
[de passage die ik tussen enkele aanhalingstekens plaatste stond cursief in het origineel].
Bij Di Poppa vinden we de begrippen horizontale en verticale veroorzaking vooral bekritiseerd en steeds tussen 'alsof-want-niet-echt'-aanhalingstekens.

Stan, ik zie eerlijk gezegd niet zoveel raakpunten tussen Di Poppa's proefschrift en Melameds artikel. Het artikel van de laatste, pompeus als gebruikelijk, gaat vooral over de begrippen 'bestaan' en 'eeuwigheid'. Zijn hoofdstelling: niet Gods potentia is zijn wezen (1/34), maar zijn bestaan/eeuwigheid (1/20).
Het is gewaagd om zijn stelling aan te vallen, als hij in een noot liefst 22 (tweeëntwintig) meer en minder bekende Spinoza scholars bedankt voor hun commentaar op eerdere versies van het artikel.
Maar ik zou de stelling nog wel durven wagen dat de uitspraak 'Gods wezen en zijn bestaan zijn een en hetzelfde' juist zegt dat Gods bestaan NIET zijn wezen is c.q als zijn wezen kan worden opgevat.
Misschien dat ik nog terugkom op zijn paragraaf over Gods attributen.

Stan, Di Poppa zegt dat er geen verschil is tussen 'horizontaal' en 'verticaal' omdat het dezelfde (soort) causaliteit is. Maar dat is bezijden de kwestie. Bij horizontaal vs. verticaal' daat het om een van de 'relata' (Di Poppa), nl. om de vraag WIE/WAT veroorzaakt iets. De door mij geciteerde passage zegt/suggereert daar iets over, het weggelaten stukje is om de reden die ik aangaf niet terzake.
Overigens denk ik dat de opvattingen van Curley/Yovel en Di Poppa elkaar aanvullen, dat beide soorten verticaliteit gelden (al vind ik het opmerkelijk dat Di Poppa helemaal niets zegt over de werking van algemene natuurwetten)

Over de attributen bij Melamed. Omdat hij Gods wezen omschrijft als Gods 'self-necessitated existence' vervangt hij 'een attribuut is dat wat Gods wezen constitueert' door 'een attribuut is dat wat Gods bestaan constitueert'. Hij sluit zich dan aan bij de interpretatie van Della Rocca door toe te voegen 'onder een bepaald opzicht'. Volledig onbesproken blijft hoe een attribuut het wezen van een substantie kan 'constitueren', al of niet onder een bepaald opzicht en waarom Spinoza schrijft 'wat het intellect waarneemt als dat wat ...' Met de gangbare betekenissen van 'constitueren' ('is' of 'brengt tot stand') is er geen acceptabele interpretatie mogelijk van 'elk attribuut (zo verschillend als ze zijn) constitueert Gods wezen'. Geen woord daarover bij Melamed. Een mogelijke interpretatie is wel (zie mijn artikel dat Stan eerder besprak): elk attribuut constitueert Gods wezen voor het verstand (constitueren in de betekenis van 'tot stand brengen') ofwel, maakt Gods wezen kenbaar aan het verstand. Het verstand kent Gods wezen via de attributen. Dat is zo omdat attributen het wezen van God 'uitdrukken' (exprimere), de standaardformulering van Spinoza voor attributen (en niet dat attributen Gods wezen constitueren). 'Constitueren' gebruikt Spinoza steeds in combinatie met 'verstand' of 'uitleggen' (explicare)
Bijkomstig: ook Melamed leest 'oneindige attributen' als 'oneindig veel attributen'.
De inhoud van Melameds attribuutparagraaf is dus, aansluitend op zijn eerdere stelling dat Gods wezen zijn bestaan is, dat je in plaats van 'een (elk) attribuut constitueert Gods wezen' kun je beter lezen 'een (elk) atribuut constitueert Gods bestaan'.

Sten en Henk, ik ben nog steeds met Di Poppa aan het worstelen, en jullie discussie hierboven geeft me gelegenheid om jullie mening te vragen.
In het citaat wat Henk aanhaalt staat "The "vertical" causal chain ends with the infinite mediate mode". Dit vind ik een zeer eigenaardige stelling, waarvoor ik in Di Poppa's tekst geen expliciete uitleg vind. Tot nu toe zag ik de verticale causale relatie als volgt: eerst God causa sui, dan de onmiddellijke oneindige modi, dan de middellijke oneindige modi en tenslotte de eindige modi. Waarom zou Di Poppa deze causale ketting vanuit de eindige modi laten stoppen bij de middellijke oneindige modi?

Ik begin de reactiewijze van Henk over te nemen denk ik: door de vraag neer te schrijven zie ik het antwoord. Di Poppa bedoelt dat de verticale ketting stopt bij de middellijke oneindige modi als je vanuit God vertrekt, niet vanuit de eindige modi. Het zijn de eindige modi die niet in de vertikale ketting zitten: zij zijn niet veroorzaakt door de midddellijke oneindige modi, maar zijn er gewoon (niet afsplitsbare) onderdelen van.

Ja Mark, zo schijnt dat bij sommige mensen te werken. Ik denk dat Di Poppa zegt dat dat de oneindige aaneenschakeling van eindige modi (de horizontale veroorzaking) zich afspeelt binnen de laatste schakel van de oneindige modi (facies totius universi). De verticale veoorzaking is bij haar de invloed van het geheel (facies totius universi) op de eindige modi (verg. worm binnen het bloed). Die hebben bij Di Poppa een eigen, onafhankelijke oorzakelijke keten, die onder de 'verticale' invloed staat van 'het geheel'. Er is, algemeen erkend, bij Spinoza geen rechtstreekse verbinding van het oneindige naar het eindige. Ik denk dus dat je niet gemakkelijk kunt zeggen dat de eindige modi, vanuit de eindige modi gezien, een onderdeel van de verticale keten zijn.

Henk, volgens mij ziet Mark het goed: de eindige modi maken indirect onderdeel uit van de "verticale keten", doordat ze delen zijn van de middellijke oneindige modi; zij zijn de delen van het geheel: de lichamen zijn delen van het facies totius universi, ofwel het uitgebreide universum en de ideeën van het Idea Universi (Spinoza vermeldt dat wel niet, maar het past zo wel in de parallelliteit van zijn systeem).