Friedrich Nietzsche (1844 - 1900) 'Pascal ist tiefer als Spinoza' (beiden las hij niet)
Er zijn heel wat filosofen die zich behalve met Spinoza ook met Nietzsche hebben beziggehouden en over beiden boeken schreven. Ik noem Karl Jaspers, Abraham Wolf, Yirmiyahu Yovel, Charlie Huenemann e.a. Ook is er geschreven over Nietzsche en Spinoza, b.v. William s. Wurzer, Nietzsche und Spinoza (Verlag Anton Hain, Meisenheim am Glan, 1975, "Von den modernen Philosophen war für den späten Nietzsche veilleicht keiner so bedeutend wie Spinoza. Man kann mit Recht sagen, daß in der neuzeitlichen Philosophie Schopenhauer und Spinoza in entscheidender Weise die einflußreichsten Vorbilder für bestimmte Gedankengänge Nietzsche's waren").
Dat is in zoverre opmerkelijk daar Nietzsche aanvankelijk wel waardering voor Spinoza kon opbrengen, maar almaar kritischer werd, hem tenslotte soms verguisde, maar hem naar alle waarschijnlijkheid nooit zelf las.Thomas H. Brobjer die veel bronnenonderzoek deed naar Nietzsches studies en daarover rapporteerde in Nietzsche-Studien, publiceerde vorig jaar Nietzsche's philosophical context: an intellectual biography [International Nietzsche studies, University of Illinois Press, 2008]. Het gedeelte waarin hij Nietzsches Spinozaconnecties bespreekt is in books.google.nl in z’n geheel in te zien, inclusief de uitvoerige hoeveelheid eindnoten. Gedetailleerd gaat hij na wat Nietzsche wanneer las en bestudeerde en wat hij daarmee deed. Ook de invloed van Spinoza komt zoals gezegd uitgebreid aan de orde. Daarbij blijkt dat in de leerstof die Nietzsche tijdens zijn studie in Bonn in 1865 bij Karl Schaarschmidt (Allgemeine Geschichte der Philosophie) opnam, vier van de ca zestig handgeschreven dubbelpagina’s gaan over Spinoza, meer dan over enige andere filosoof. Maar of daarvan later invloed uitging is moeilijk na te gaan.
Wellicht ontdekte hij Spinoza vervolgens via Goethe. Nietzsches eerste verwijzing naar Spinoza dateert van 1872/73 en lijkt te verwijzen naar Goethes Dichtung und Wahrheit. Goethes’ behoorlijk positieve waardering van Spinoza kan Nietzsches vroege interesse beïnvloed hebben.
Zijn volgende belangrijke bron was Schopenhauer, die veel naar Spinoza verwijst en met hem in discussie ging en zowel positief als negatief commentaar gaf.
In de zomer van 1875 zond de Baselse boekhandel Detloff de Ethica naar Nietzsche, maar hij besloot het niet te kopen en zond het terug.
Van 1876-79 refereerde hij positief naar Spinoza (’t kennisgenie, de zuiverste wijze), b.v. in Menselijk, al te menselijk. Het is niet duidelijk wat hem hiertoe bracht, maar misschien kwam dat door Paul Rée die hij in 1875/76 leerde kennen en die door een recensent van diens Der Ursprung der moralischen Empfindungen (1877) begroet werd als een ‘nieuwe Spinoza’.
In 1881 ontstaat dan zijn grote enthousiasme voor Spinoza na lezing van het boek van Kuno Fischer, Geschichte der neuern Philosophie, waarvan het tweede deel o.a. over Spinoza ging. In een brief aan Overbeck van 8 juli 1881 had hij hem gevraagd dat boek toe te sturen. Hij ontving het prompt, las het en nam er passages uit over. Op 30 juli schreef hij vervolgens een briefkaart aan Overbeck, waar zijn enthousiasme over Spinoza van afspat en waarin hij zes fundamentele overeenkomsten noemt van zijn met Spinoza’s denken: de tendens om van kennis de sterkste passie te maken, de ontkenning van de vrije wil, van doel, van een morele orde, van ’t ego en ’t kwaad. Hier en in een aantal latere voetnoten verklaart hij Spinoza als zijn voorloper, iets wat hij met betrekking tot geen andere filosoof doet.
Bijna 100x wordt Spinoza in Nietzsche’s schrijven gememoreerd en bediscussieerd, van positieve tot negatieve waarderingen.
Toch, en dat is opmerkelijk, las Nietzsche zeer waarschijnlijk nooit Spinoza zelf. Daar bestaat geen enkele evidente getuigenis van, terwijl al zijn referenties in secundaire literatuur zijn na te trekken.
Zo las hij Kuno Fischers boek zeker twee keer. Hierop baseerde hij zijn oordelen. Nietzsche's (mis)interpretaties vergelijken met Spinoza, zoals meestal gebeurt, acht Brobjer dan ook irrelevant. Dit zich baseren op secundaire literatuur komt ons nu merkwaardig voor maar gebeurde wel vaker (ook bij Kant en Rousseau bijvoorbeeld).
Het boek van Fischer dat het begin werd van zijn laaiende enthousiasme bestudeerde hij zorgvuldig en hij nam er diverse passages uit over en besprak die kritisch. Zo noteerde hij dat Schopenhauers metafysische wil achter de wereld der verschijnselen wellicht zijn oorsprong vond in Spinoza’s concept appetitus (NB niet het conatus-concept dus).
In Die fröhliche Wissenschaft (1882) bespreekt hij Spinoza, maar kritisch. In sectie 333 stelt hij dat Spinoza de onbewuste en instinctieve natuur van het denken niet begreep en dat denken niet iets goddelijks en kalms was. [Die sectie had ik al eens eerder in een blog opgenomen]
Brobjer veronderstelt dat de groeiende kritiek na de lovende briefkaart te maken zal hebben met de voortgang in het lezen van Fischer. Nietzsche bleef echter overeenkomsten zien en Spinoza als zijn voorganger beschouwen.
In notities van 1883-’86 bleef Nietzsche kritisch over Spinoza, bijvoorbeeld over diens benadrukken van het zelfbehoud dat hem veel te passief voorkwam. Hetzelfde gold in zijn ogen voor de Amor Dei en hij beweerde dat Spinoza door wraaklust gemotiveerd was.
In een brief aan Overbeck van 2 juli 1885 vertelde hij een afbeelding van Dante en Spinoza voor zich te hebben en dat hij van hen wilde leren hoe in eenzaamheid te leven, hetgeen hij echter voor zijn twee voorbeelden makkelijker vond daar zij over het idee van God beschikten.
In 1883 las hij Eduard von Hartmann’s Phänomenologie des sittlichen Bewusstseins: Prologomena zu jeder künftigen Ethik (1879) dat hij samenvatte en annoteerde. Hartmann bespreekt Spinoza uitvoerig, veelvuldig en kritisch. Datzelfde en dan nóg kritischer gold voor Teichmüller’s Die wirkliche und die scheinbare Welt: Neue Grundlegung der Metaphysik (1882) dat Nietzsche tussen 1883-’85 las. Maar wellicht las hij nog een of meer boeken van Teichmüller die het vaker over Spinoza had, want Nietzsche maakte een verdediging van de amor dei tegen Teichmüller, een begrip dat in het eerstgenoemde boek niet voorkomt.
In latere jaren noemde Nietzsche Spinoza beter dan Descartes, maar Pascal dieper dan Spinoza (hoewel eveneens aangetoond schijnt te kunnen worden dat hij ook Pascal niet las). Hij werd almaar kritischer tegenover Spinoza die hij te sterk gedetermineerd achtte door zijn morele inzichten. Hij karakteriseerde hem, als een religieus denker. En alleen nog de negatieve oordelen verschenen in Voorbij goed en kwaad en De vrolijke wetenschap,
In de zomer van 1887 herlas en excerpeerde hij Fischers Spinozadeel in de bibliotheek van Chur. Tevens las hij er Hoffding’s . Twee van de opmerkingen over Spinoza in de Genealogie van de moraal, stammen uit deze aantekeningen.
* * *
Tot zover mijn samenvatting uit het boek van Thomas H. Brobjer Nietzsche's philosophical context: an intellectual biography. Een aantal referenties die hij verder nog vermeldde, maar als minder belangrijk typeerde, heb ik voor dit blog overgeslagen.
Ontnuchterend vond ik het hier te lezen dat Nietzsche wel velerlei oordelen over Spinoza uitte, maar dat hij naar alle waarschijnlijkheid nooit een werk van Spinoza zelf ter hand heeft genomen. Ik laat daarom na om ook maar een van die oordelen hier te citeren.
* * *
Uit de Nachlass (1882-1884) stamt zijn notitie: "Spinoza nahm mit seiner Ethik Rache am jüdischen Gesetz".
[gelezen in: Richard Mason. Spinoza: logic, knowledge and religion. Ashgate Publishing, Ltd., 2007, p. 193 - books.google]
NB. dit fragment wordt aangevuld in het blog van 7 augustus 2013:
"Ein nachgelassenes Fragment Nietzsches"
* * *
Tenslotte verwijs ik naar zijn gedicht An Spinoza dat ik op 13-09-2008 in een blog opnam - en dat nu in een iets ander licht komt.
Reacties
Bedankt, Stan, voor deze blog. Brobjer's intellectuele biografie van Nietzsche was mij onbekend. Ik zou hem zeker hebben moeten en had hem ook graag willen lezen, ware het niet dat jij mij zo'n grote dienst bewijst met je samenvatting van wat deze auteur schrijft over Nietzsche's nogal wisselende omgang met Spinoza. Zelf heb ik Nietzsche ooit onderwezen (ALSO SPRACH ZARATHUSTRA) en ik heb nogal wat artikelen gelezen over zijn relatie tot Spinoza. Maar deze auteur biedt heel wat meer. Dank zij je samenvatting hoef ik het boek zelf niet te lezen en krijg ik dus weer meer tijd beschikbaaar voor mijn grote project over Hume.
Wim Klever 03-11-2009 @ 11:04