'Geleerd' Spinozisme in de Lage Landen

Wiep Van Bunge, “Geleerd” Spinozisme in Nederland en Vlaanderen, 1945-2000 (Summary: Scholarly Spinozism in the Netherlands and Flanders), in: Tijdschrift voor Filosofie, Jaargang 2009, nummer 1 (special: Filosoferen in de Lage Landen), p. 11-36

Toen ik het dan eindelijk te pakken had en kon lezen, viel het eerst een beetje tegen. Dat zegt waarschijnlijk minder over de kwaliteit van het artikel dan over de tot té grote hoogte gestegen verwachtingen vanwege de moeite die ik moest doen om eraan te komen.

Toen ik van iemand hoorde van dit artikel, wist ik dat ik er kennis van wilde nemen. Nee, ik had van het bestaan ervan niet vernomen van een van u, bezoekers van dit weblog – ik ontvang nauwelijks tips – het is hier dus een beetje eenrichtingsverkeer, maar daar zit ik niet mee: ik blijf stug doorgaan en u bestoken met informatie en tips.

Hoe moeilijk kan het zijn om aan een artikel uit een wetenschappelijk of filosofisch tijdschrift te komen als je niet in het institutionele wetenschappelijk circuit zit. De openbare bibliotheek van Maastricht hád ooit een abonnement gehad maar het enige jaren terug opgezegd. De Universiteitsbibliotheek van Maastricht had het juist met ingang van dit jaar eveneens opgezegd, terwijl hier toch filosofen aan de faculteit der Cultuur- en Maatschappijwetenschappen verbonden zijn (Maarten Doorman, René Gabriëls e.a.)… enfin, geen belangstelling voor een (Leuvens) Tijdschrift voor Filosofie. Ik deed nog een verzoek bij een Maastrichts filosoof met wie ik ooit e-mailcontacten had gehad, maar diens overigens welwillende reactie liet lang op zich wachten. Enfin, toen ontdekte ik de mogelijkheid om via de openbare bibliotheek een kopie van elders op te vragen. De bibliotheken hebben daar een systeem voor (IBL). En zie, vandaag ontving ik die kopie van ‘Tresoar’, ‘t Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum in Leeuwarden – van hieruit gezien helemaal de andere kant van Nederland. Binnen tien dagen had ik het in mijn bezit en kon ik het eindelijk lezen.

Ik vertel dit er allemaal bij, daar zulke achtergronddingen er als couleur locale op een weblog bijhoren.

Nu dan over het artikel

Wiep van Bunge behandelt er de lotgevallen van de belangstelling in Nederland en Vlaanderen voor Spinoza na WO II tot 2000. Waarom hij bij 2000 stopt maakt hij niet duidelijk. Hij begint zijn stuk trouwens wel met te refereren aan allerlei publicaties van ná 2000 t/m 2007. Mijns inziens had hij beter de stop kunnen leggen in dat jaar 2007, bij gelegenheid van de herdenking van het 375e geboortejaar van Spinoza en had hij naar zijn eigen herdenkingsartikel kunnen verwijzen, waarin hij ook een soort overzicht schetste. 

Hij grijpt terug op een periodisering van Sassen uit 1971 die na een ‘propagandistische’ periode in de 19e eeuw en de ‘wereldbeschouwelijke’ van het begin van de 20e eeuw, in de 60-iger jaren een ‘geleerde’ of wetenschappelijke periode ingeluid zag. Schrijver behandelt uitvoerig de geringe interesse in Spinoza in het Alg. Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte en het Vlaamse Tijdschrift voor Filosofie. Dat veranderde pas in de tweede helft van de 60-iger jaren; sindsdien trad Hubbeling op als huis-Spinoza-filosoof in het ANTW en De Dijn in het TvF. Naar de inhoud gekeken ging het overwegend om exegetische en sterk historiografische studies, waarbij Spinoza en zijn werk als object van onderzoek centraal stond, maar waarmee ‘Spinoza’s filosofische aanwezigheid niet is vastgesteld’, waarmee hij bedoelt: dat er affiniteit is met het denken van Spinoza.

Van Bunge behandelt achtereenvolgens de drie grootheden bij wie het om Spinoza ging sinds die 60-iger jaren: Hubbeling, De Dijn en Klever.
Bij Hub Hubbeling valt hem de afstandelijkheid op – Spinoza’s invloed op diens denken was gering. En hij geeft een aardig inkijkje in Hubbelings ambivalente omgang met Spinoza. Maar hij durft het niet aan (zoals ik hier in een blog deed) te constateren dat Hubbelings geloof (in een persoonlijke God) hem in de weg zat om voluit met Spinoza in zee te kunnen gaan.

Datzelfde geldt eigenlijk ook voor Herman De Dijn die in 1986 Hubbeling na diens overlijden opvolgde als voorzitter van de Vereniging Het Spinozahuis. Van Bunge zet (zeer terecht m.i.) vraagtekens bij het spinozistische gehalte van De Dijns eigen wijsgerige exercities. Maar Spinoza zou in diens latere denken wel meer een rol zijn gaan spelen (wat ik betwijfel – zie bijvoorbeeld diens afscheidsrede).

Vervolgens behandelt hij Wim Klever die zich i.t.t. de vorigen, zonder enige distantie geheel met Spinoza vereenzelvigde – voor wie Spinoza’s woord wáár is. Voor wie Spinoza wetenschapper is en zelfs anti-filosoof. Hij doet ook vooral aan uitlegkunde en niet aan zelf meedenken met Spinoza, volgens Van Bunge. Het zou bij Klever volgens Van Bunge bij Spinoza om tijdloze waarheid gaan. Daar lijkt me wel enige waarheid in steken.

Tegenover deze drie - om hun ‘existentieel, niet primair academische inzet - belangrijkste geleerde na-oorlogse spinozisten, bespreekt hij vervolgens politiek geïnspireerde auteurs: Leopold Flam, Theun de Vries en Anton Constandse (de laatste komt er trouwens qua aantal woorden bekaaid vanaf).

 

Wat ik mis

Ik vind het een zeer interessant en leerzaam overzichtsartikel. Dat vooropgesteld. Maar…

Wat ik in dit overzicht van naoorlogs spinozisme mis en wat een zinvolle toevoegingen hadden kúnnen zijn is: datgene aangeven waaraan hier in de lage landen géén of onvoldoende aandacht werd gegeven. Ik noem een paar aandachtspunten.

Opmerkelijk is dat er hier geen grote en goede academische biografie werd geschreven. Er is het aardige boek van Theun de Vries. Maar de standaardbiografie(ën) is (zijn) buitenlands.

Er werden en worden geen of te weinig sterke thematische bundelingen (readers) van artikelen gemaakt. Daar zou in Nederland geen markt voor zijn? Dit artikel van Van Bunge zou heel goed als inleiding kunnen dienen voor een ruime selectie van artikelen waarnaar hij in zijn tekst en voetnoten verwijst.

Wat ook opvallend ontbreekt: er wordt in Nederland geen gedegen monografie met integrale samenvatting en toelichting van Spinoza’s leer (en leven) geschreven – geen boeken als die van Stuart Hampshire, Spinoza and Spinozism (1951) of Michael Della Rocca, Spinoza (2008) of zoals diverse Franse Spinoza-monografieën uit de jaren ’60. Wat in dit verband wel zeer opvallend is, is dat in dit artikel en de voetnoten Wim Klevers ‘Definitie van het Christendom’ schittert door afwezigheid.

Wat ik in het artikel vooral ook mis is enige behandeling van de voortgang die er is gemaakt op het terrein van de ontdekking van allerlei nieuw materiaal over en uit de vriendenkring en ‘nazaten’ van Spinoza. Het belang van het historisch onderzoek voor het spinozisme had minstens erkend en aangestipt mogen worden.
En dan denk ik in de eerste plaats aan de dingen die Wim Klever heeft opgedolven (en die ik niet eens allemaal weet; ik verwijs hier naar mijn blog over hem): ik noem zijn
ontdekking van Borch, zijn vernieuwde Meyer-interpretatie, zijn ontdekkingen van de voor de Spinoza-kennis belangrijke werken van Van den Enden en zijn studies daarover; en niet te vergeten over Spinoza's fysicalisme (zijn studies over Spinoza's optica, over het spinozisme van De Volder, van de Amsterdamse kring rond Pieter van Gent; idem over Boerhaave en zijn werk waarin hij wijst op de vele aanwijzingen van Spinoza in het werk van Locke (maar dat valt na de gekozen periode). Waren dat allemaal niet even zo vele belangrijke momenten in het Spinoza-onderzoek? Veel daarvan heeft Jonathan Israel in zijn boeken waarmee Van Bunge zijn stuk begint, wél meegenomen.

Samengevat: een informatief en interessant overzichtsartikel, dat door z'n omissies toch niet de Spinozaschoonheidsprijs verdient.

Reacties

Naar aanleiding van wat Wiep van Bunge mij toedicht, zou ik hem in overweging willen geven, dat Spinoza's woord volgens mij - en volgens Spinoza zelf - niet eens waar KAN zijn. Geen enkel woord kan waar zijn. Woorden zijn fysieke dingen, dat wil zeggen BEWEGINGEN. En bewegingen hebben niets met waarheid te maken. Ik verwijs hem naar 2/49s. Waarheid is iets van het attribuut denken. Van Bunge mag zelf wel eens beter de tekst van Spinoza gaan lezen en daarover nadenken, in plaats van arrogant te stellen te stellen dat ik 'slechts aan uitlegkunde doe'. (Ik citeer in commissie). Overigens 'vereenzelvig' ik mij niet zozeer met Spinoza, dat niemand hem in mijn visie zou evenaren of zelfs overstijgen. Ik waardeer namenlijk evenzeer Nagarjuna, Hui-Neng, Lin-chi en Shobogenzo en prefereer in het algemeen de zwijgende Boeddha, om maar niet te reppen van Parmenides, Herakleitos. Epicurus etc.
Ook deze reactie zal wel niets uithalen, omdat Wiep van Bunge vermoedelijk niet zal antwoorden op een blog. Dan kun je immers in je hemd komen te staan.