Groeien de christelijke en spinozistische god niet naar elkaar toe?

Krijgt de christelijke God tegenwoordig soms niet bijna spinozistische trekjes? Vaak lees ik de columns in Trouw van Jean-Jacques Suurmond met plezier. Deze hervormde predikant, buitenkerkelijk opgegroeid, met vervolgens een verleden in de pinksterbeweging, werd geestelijk verzorger, deed een opleiding gestalttherapie, heeft een praktijk voor psychotherapie en schrijft regelmatig, vooral vanuit zijn ervaringen.

In zijn column van vandaag spreekt hij wel over god als schepper, maar het, zeg, persoonskarakter is bij zijn god haast geheel afwezig. Neem dit stukje uit zijn column van vandaag:

Maar God deelt ons leven. Hij stapt ’s ochtends haastig uit ons bed, glijdt in een shirt of topje, gaat naar zijn werk en aan het eind van de dag naar de supermarkt. Je kunt aan hem niet ontsnappen. Wel kun je net doen alsof hij er niet is, een populair trucje. Zoals je ook net kunt doen alsof je geen belasting hoeft te betalen of nooit dood zult gaan.

Waarom slooft God zich eigenlijk zo uit, waarom vereenzelvigt hij zich met ons? Theologen zeggen: dat is zijn liefde. Of is het ook gewetenswroeging? Houdt hij het niet uit op zijn troon, geplant op de eenzame zuilen van overwonnen beschavingen? Werd de schreeuw van de massa’s uit hun rauwe graven hem teveel? Ja, is de mensheid Gods boetedoening voor het feit dat hij ons gemaakt heeft, zoals een dichter uit Wales, R. S. Thomas, schrijft? [...]

De moeder duwt haar karretje langs de keurig gewiede bloembakken in het winkelcentrum, geurend naar het oude rijk van God en mens toen alle dingen nog luisterden naar hun naam, toen alles nog zijn plaats had. Een wieltje functioneert niet goed, het wil koppig steeds de andere kant op, weg van de bloembakken, zodat ze haar best moet doen om het karretje op koers te houden. Ze duwt zoals God de aarde duwt, als een broos wieltje in het sterrenstelsel dat weer een vlekje in het heelal is. Dat vindt hij niet meer dan zijn plicht, want door ons te scheppen heeft hij ons heel wat aangedaan. Aandoenlijk, ja dat zijn we.

Lijkt dit niet geschreven vanuit een zeker besef dat wij modificaties zijn van de ene substantie, god, waardoor en waaruit wij gevormd zijn, van onze conatus werden voorzien en van moment tot moment gedragen en bewogen worden? Hij moet nog ietsje dichterbij komen. Die vrouw in het stukje duwt niet 'zoals God de aarde duwt'...  In die vrouw duwt god dat karretje. Precies als in het begin van het geciteerde stukje: "Hij stapt ’s ochtends haastig uit ons bed, glijdt in een shirt of topje, gaat naar zijn werk en aan het eind van de dag naar de supermarkt. Je kunt aan hem niet ontsnappen."

Echt, ik proef hier Spinoza.

Ook in hoe hij over de menselijke en bijbelse beelden van god, ook wat betreft 'persoonlijk of onpersoonlijk', spreekt in het interview dat Annemiek Schrijver in het Ikon-programma Het Vermoeden op 28-01-2007 met Jean-Jacques Suurmond had.