Herman Philipse over Hobbes en Spinoza

Is er binnen een deterministisch wereldbeeld, waarin alles zijn oorzaak vindt in causale wetten en gebeurtenissen en alles dus al lijkt ‘uitgestippeld’ ruimte voor ethiek? Al vanaf de Griekse oudheid denken filosofen na over de menselijk ethiek. Wijsgeren ontwikkelden, geïnspireerd door urgente morele vraagstukken en de beperkingen die zij en ieder mens wel voelen, opvattingen over ethiek die ook nu nog van grote waarde zijn.

Prof. dr. mr. Herman Philipse behandelt in een achtdelige lezingenreeks in het Utrechtse Studium Generale (die nog loopt tot eind deze maand, zie programma) een selectie van grote westerse filosofen over ethiek, van Plato en Aristoteles tot Nietzsche, Levinas, en Peter Singer. Het overkoepelende onderwerp, vrijheid en morele verplichting, is ontleend aan de ethische theorie van Immanuel Kant.

Op 28 februari 2011  (halverwege) gaf Philipse een college over Hobbes en Spinoza. Zie hier een handout. En hier is de video te zien.  

Hoor hoe Philipse hier een - letterlijk - 'sprekend voorbeeld' is van waar ik vaker, ook recent in een reactie op dit weblog, tegen protesteerde: het op een te simpele manier de identiteit stellen tussen het materiële en het geestelijke.

Citaat: "Alle aspecten zijn uiteindelijk ook identiek aan elkaar. Dus Spinoza is van mening dat het lichamelijke niet anders is dan het geestelijke en het geestelijke niet anders dan het lichamelijke - het zijn aspecten van een het hetzelfde wezen dat God is." Zo kunnen we het hem meermalen horen stellen. 

In 7 minuten de Ethica op hoofdlijnen en ca 8 minuten de TTP 

En aan het eind: "Er bestaat helemaal niet zoiets als vrijheid volgens Spinoza. Als lichaam en ziel identiek met elkaar zijn is dus daarom interactie onmogelijk. Wat is vrijheid bij Spinoza wel?
Vrijheid is niets meer dan rationeel inzicht in de kosmos." Zoiets.

Na de pauze zijn op de rug enige 'kernleden' van de Ver. Het Spinozahuis onder het publiek te ontwaren. 

Hierbij dank ik de heer Michael Willems die mij attendeerde op deze website van het Studium Generale van de Universiteit Utrecht.

Reacties

De opvatting van Philipse over de 'uiteindelijke' identiteit van het lichamelijke en het geestelijke bij Spinoza, ben ik wel vaker tegengekomen bij filosofen die zich wat op afstand met hem bezig houden. Stan windt zich daar terecht een beetje over op. Het wordt maar zo gemakkelijk gezegd, maar het is nergens op gebaseerd. De substantie heeft bij Spinoza een tweevoudige natuur. Nergens geeft de Ethica aanleiding om te denken dat Spinoza meent dat de natuur van uitgebreidheid, het attribuut 'uitgebreidheid', identiek is aan de denkende natuur, het attribuut 'denken'. (De opvatting dat attributen een schepping van de geest zijn, dus 'uiteindelijk' in werkelijkheid hetzelfde zijn, is allang overwonnen). Misschien heeft het misverstand te maken met het jarenlange mis-lezen van de attribuutdefinitie. Die zou zeggen dat elk attribuut het(zelfde )wezen van de substantie is ('constitueert'). Ja, dan moeten ze haast wel identiek zijn. (Elk attribuut drukt hetzelfde wezen van de substantie uit, d.w.z. manifesteert elk op zijn eigen wijze Gods wezen ofwel zijn "potentia") Het is ook een tijd in de mode geweest om zwaar te discussiëren over "modus-identiteit". 'Lichaam' zou 'uiteindelijk' identiek zijn aan 'geest'. Misschien is dat wel zo, maar niet bij Spinoza.

Om nauwkeurig te zijn had ik natuurlijk moeten zeggen dat de substantie bij Spinoza een "veelvoudige" natuur heeft, waarvan we alleen een tweevoudige kennen.