[Hersteld] Spinoza en Descartes over berouw [2]

Teruggehaald uit het cachegeheugen van Google, nadat blogse.nl alle blogs van 2½ maand gewist had.

Spinoza en Descartes over berouw [2]. Een case over volkomen gebrek aan inzicht en berouw

Als een case aan de hand waarvan ik iets over het nut van berouw hoop te kunnen illustreren neem ik een triest verhaal uit de 17e eeuw dat ik onlangs hier aantrof. Een verhaal over Adriaan Heereboord, de Leidse filosofieprofessor en cartesiaan, die Spinoza misschien wel gekend heeft.

Misschien heeft hij als toehoorder colleges bij Heereboord gevolgd. Tegen de door de Spaanse inquisitie ondervraagde broeder Thomàs Solano y Pobles zou Spinoza hebben gezegd dat hij in Leiden filosofie had gestudeerd. In zijn door een notaris na zijn dood beschreven bibliotheek staat wel geen boek van Heereboord vermeld, maar Klever verwijst er in zijn Ethicom op blz 51 op dat Spinoza in zijn stellingen en conclusies (Ethica I, st 16 +3 corrolaria, st 17 + 2 corrolaria en st 18) een gangbaar lijstje hanteert dat hij in de boeken van Burgersdijk en Heereboord zal hebben leren kennen. Ook Henri Krop laat in diverse noten bij zijn Ethica-vertaling zien, dat Spinoza werk van Heereboord gekend moet hebben.
Misschien heeft Spinoza dus ook wel horen spreken over de navolgende affaire die zich in 1647 en 1648 heeft afgespeeld.

Adriaan Heereboord in 1659

De gravure van Adriaan Heereboord is uit 1659, ongeveer de tijd waarin Spinoza hem ontmoet zou kunnen hebben.

[Gravure door Jonas Suyderhoef. Gemeentearchief Leiden]

 

 

 

 

 

 

 

 


Heereboord werd in 1640 te Leiden aangesteld eerst in redeneerkunde en in 1644 als gewoon hoogleraar redeneerkunde en wijsbegeerte; wat in 1645 werd omgezet in redeneerkunde en zedekunst. Hij trouwde in 1646 met Johanna de la Court, uit de rijke koopliedenfamilie. De bekende Pieter en Johan de la Court waren haar broers. Heereboord trouwde haar om haar geld, zoals hij later toegaf. Hij had schulden en… hij had een drankprobleem. Binnen een jaar al was er sprake van scheiding. In ieder geval verliet Johanna, na weer een ruzie, haar man en zocht asiel bij haar ouders. Haar broer, de jurist Pieter de la Court, bemoeide zich ermee. Er werden brieven gewisseld en er werden zelfs pamfletten gepubliceerd. De kerkeraad bemoeide zich ermee en trachtte tot een versoeninge te komen. Hij wilde wel, maar zij bleef halsstarrig. Nog eens werden pogingen gedaan maar ‘reparatie van den gebrooken vrede’ bleek onmogelijk. Ook het stadsbestuur boog zich over de zaak en stelde een onderzoekscommissie in. Johanna werkte niet mee, maar haar vader zei dat hij graag zou zien dat zijn dochter naar haar echtgenoot zou terugkeren. Intussen was Johanna bevallen van een kind, dat vier dagen later al begraven moest worden. Heereboord heeft zijn kind niet gezien. In de buurt van de kerk trof hij haar vader en verzocht hem om een gesprek. Dat had iets later plaats maar liep op niets dan wederzijdse verwijten uit. De dag daarop schreef Heereboord Johanna een brief, waarin hij voor haar acht redenen opsomde om bij hem terug te keren. Die brief - nu in bezit van de KB - was de aanleiding voor het gememoreerde artikel dat een transcriptie van deze brief verschaft.

Die brief is zeer interessant om nauwkeurig te lezen met in ons achterhoofd dat die vrouw uiteraard niet zomaar zal zijn weggelopen, dat er sprake was van een drankprobleem (waarbij in kasten naar lege flessen werd gezocht).
Welke redenen voor haar terugkeer noemt Heereboord? Ik vat ze kort samen:

[1] uitstel van een goede zaak is een kwaad; [2] het Avondmaal is aanstaande; [3] uitstel van terugkeer tot na de vakantie is niet verstandig, want dan komen de studenten weer terug en wie weet wat zij uit genegenheid voor mij jou nog aandoen; [4] als je nu terugkomt hoef je minder last van schaamte te hebben – we zouden nog even samen van huis kunnen gaan en dan samen van vakantie thuiskomen; [5] waarom de schande langer laten duren, wat geeft dat voor vermaak; waarom wil je aan het straffen geen einde maken? [6] is ook niet beter dat er een eind komt aan de ergernis van onze naasten? Ik bid God dat hij je een andere zin geeft; [7] bedenk dat ons huishouden je aanwezigheid nodig heeft. Nu je ‘van craem ende van kinde verlost sout zijn’ kun je met de dienstbode het huis winterklaar maken; [8] je terugkeer zal ook minder kosten meebrengen, kosten waarvoor ik wel een betere besteding weet.

Een weinig fraaie brief. Geen spatje zelfonderzoek. Alle verantwoordelijkheid (voor de schande, de kosten, de last met het huishouden) wordt bij haar gelegd. Geen greintje inleven in haar positie – vooral hetgeen gezegd wordt over dat ze nu haar handen vrij heeft (hun kind is nog maar een paar weken geleden gestorven!) getuigt van weinig inlevingsvermogen. Maar bovenal: geen greintje berouw. Ik bedoel niet het larmoyante zelfbeklag en dronkemans­berouw, zoals Heereboord het in het verhaal enige malen laat zien, maar een besef dat er nogal wat goed fout is gegaan en dat er iets om ingrijpende verandering schreeuwt. Kortom, wat ontbreekt is: besef dat het zo niet gaat, bereidheid tot zelfonderzoek, besef dat er op zoek moet worden gegaan naar oorzaken, waarbij wordt gefocust op de eigen rol; begrip ontbreekt dat die vrouw uiteraard niet zomaar wegvluchtte, dat ze door zijn onredelijk gedrag waarschijnlijk niet anders kon; inzien dat de leefstijl flink op de schop moet, wil er ooit weer van samenleven sprake kunnen zijn. Berouw kan daarheen een tussenstapje zijn. Natuurlijk komt die vrouw, als hij zo blijft doen, niet terug.
En dat deed ze dan ook niet.

Op het punt van een nuttige functie van berouw ben ik het met Descartes eens: berouw zet ons aan om het een volgende keer beter te doen. 
Terwijl Spinoza ook in mijn ogen verder wel gelijk blijft hebben: dat bij niemand, ook bij beide echtgenoten, geen sprake is van vrije wil; dat berouw droefenis is, zelfs dubbele, die dus vooral ook niet te lang moet duren, want de krachten verzwakt - krachten die juist ingezet moeten worden om de oorzaken te onderzoeken en te zien of er nog wat te redden, want wellicht nog om te buigen is. Kortom, een fase van eerlijk berouw op weg naar echte kennis.

Berouw kan een heel nuttig begin zijn voor onderzoek en vermeerderen van kennis. Het kan motiveren om de serieuze redenen te zoeken – andere dan de acht die Heereboord opsomt – en om tot werkelijk oorzakenonderzoek te komen. Het in het oog krijgen daarvan kan in berouw zijn beginnetje vinden. En – heel belangrijk, mijn hoofdpunt – berouw is een manier van de andere partij serieus nemen en bij het wederzijdse onderzoek te betrekken. Die andere partij mis ik bij Spinoza (en ook bij Descartes).

Reacties

Ik heb in Barchem de discussie over het al dan niet wenselijke van berouw met belangstelling gevolgd en deze case en je commentaar erop gelezen. Ik ben het in de grote lijn met je eens; ik vermoed alleen dat berouw ontstaat uit het doorbrekend besef van de ander als Ander, dus vrij mens, en dus ook van de eigen vrijheid en verwantwoordleijkheid. Wonderlijk genoeg ook van de eigen beperktheid - hierdoor kan zelfreflectie worden ontwikkeld en door deze zelfreflectie kunnen we in onze betrekkingen met anderen blijk geven dat er een mogelijk is tot een betere omgang. Dit is mijn eerste reactie op je website; ik ben na Barchem een week gaan lopen in de Franse Alpen. De week in Barchem vond ik zeer interessant en plezierig van sfeer. Later wellicht meer...

Dag Gemma, bedankt voor je reactie.
Als ik aanneem dat je Spinoza´s vrijheidsbegrip bedoelt, denk ik dat aan dat vrijheidsbesef voorafgaat de ontdekking en het besef van de gedetermineerdheid der dingen en gebeurtenissen. Van alles in de natuur, dus zowel van mijn reacties en handelingen als die van anderen. Ik neem dan ook aan dat je met ´de ander als Ander´ het feit en het besef daarvan bedoelt dat - ook - in de ander(en) de noodzakelijke goddelijke wetten werkzaam zijn (dus God te ontdekken is). Die ontdekking en dat besef - zeker als je daar samen toe komt - kan een begin van bevrijding door inzicht betekenen, waardoor - zeker als dat zoeken naar begrip en kennis zelf een passie of beter actie wordt - passionele destructieve verslaafdheid overwonnen kan worden.

Waar het mij in mijn stukjes over berouw om gaat is dat als iemand tegenover een ander een instrument voor kwade zaken is geweest, hij niet zomaar louter voor zichzelf door kennis en begrip in het reine kan komen en de emotie ´berouw´ kan tegengaan of overwinnen. Wie volgens voorschrift van de rede wil leven en daar anderen bij wil betrekken om hen mede op de weg der deugd te krijgen en vriendschap aan te bieden (ik volg nog steeds Spinoza) zal niet alleen voor zichzelf elk berouw kunnen willen tegengaan of omzetten in redelijke kennis, maar zal nog flink wat karwei hebben aan het meekrijgen van die anderen op die weg der bevrijding. De rouwverwerking van anderen kan ik niet overslaan. Dát is mijn punt. En daar volg ik Spinoza dus niet, waar hij namelijk bij zijn behandeling van sommige passies alleen naar de enkele modus en niet naar de interactieve modi kijkt.

Ik zal proberen aan te geven hoe ik tegen dit aspect van de interactie tussen modi aankijk. Onlangs las ik in "De draagbare Spinoza", (samengesteld door Krop en van Bunge) aangeschaft te Barchem een brief van Spinoza (30) geschreven t.t.v. de 2e Engelse Zeeoorlog aan Henry Oldenburg schrijft hij: "Wat zij ( = uw wijsgeren) onlangs gedaan hebben verwacht ik te horen wanneer de soldaten van bloed verzadigd zijn en uitrusten om enigszins op krachten te komen. Als die beroemde spotter ( =Democritus van Abdera) in deze tijd had geleefd dan zou hij zich een ongeluk lachen."
Deze passage trof mij; hoewel Spinoza onmiddellijk erop zijn eigen positie afbakent met de zin: "Deze wanorde geeft mij geen aanleiding tot lachen of tot tranen, maar veeleer tot wijsgerig denken en om beter de menselijke natuur waar te nemen.", herkende ik ook de man die na de moord op de gebroeders de Wit bijna de straat opging om uiting te geven aan zijn verontwaardiging...en ook natuurlijk de Spinoza uit talrijke bijvoegsels in de Ethica.
Ik veronderstel dat de soldaten er namelijk niet op uit zijn om bloed te vergieten, maar dat hun betrokkenheid bij zo'n oorlog wel eens wat complexer zou kunnen zijn dan hier ironisch wordt aangesipt. Een fragment uit een recente Amerikaanse documentaire, gekozen door Ronals Plasterk in zijn Zomergast-avond, over Amerikaanse soldaten in Irak en de eerste aanzet tot verwerking van hun trauma's, liet dit op voor mij zeer aangrijpende wijze voelen. Ik meen heel goed Spinoza's ( keuze voor een) teruggetrokken leven te begrijpen. Maar vroeg mij ook af: is de amor intellectualis Dei éénrichtingsverkeer, en waarom rekent hij liefde niet tot de Goddelijke attributen? Als hij nu toch bij het moeilijkste, de verborgen dingen begint? Of springt de liefde van God voor ons teveel in het oog?