Hoe ik mezelf een schriftelijke cursus van Tammy Nyden-Bullock aanbood [3]

Dan wordt het nu - na een eerste en tweede blog - tijd om weer te geven wat ik van het boek, dus van de schrijfster, heb geleerd.

Tammy Nyden-Bullock, Spinoza's Radical Cartesian Mind. Continuum, 2007 - ISBN 9780826485878

Het boek bestaat uit twee delen, het eerste van vier hoofdstukken, het tweede met drie hoofdstukken en tenslotte een 'verbindend' en concluderend slothoofdstuk.

Het eerste hoofdstuk handelt, precies zoals de titel al zegt (zie de TOC onderaan), over de politieke verdeling in de Republiek van de 17e eeuw tussen de orangisten en de staatspartij; het geeft een samenvatting van de politieke geschiedenis. Het tweede hoofdstuk gaat over de radicale cartesiaanse politieke ideeën, zoals gegeven door Van Velthuysen en De la Court. Het derde behandelt de radicaal cartesiaanse kring rond Franciscus van den Enden: Meijer en Bouwmeester ('de drie empiristen') en Jelles en Balling, die door haar samen met Spinoza 'de drie rationalisten' worden genoemd. Het vierde hoofdstuk gaat tenslotte over Spinoza's radicale cartesianisme. Daarin ziet zij Spinoza niet zozeer als de uitvinder van de politieke ideeën, maar als de eerste die de door diverse auteurs gebrachte ideeën van het radicale cartesianisme systematiseerde.

De volgende drie hoofdstukken gaan over de ontwikkeling van Spinoza's epistemologie: z'n ideeën over waarheid, dwaling en valsheid of onwaarheid. In telkens een apart hoofdstuk behandelt ze hoe in de vroege epistemologie (in de CM, de Cogitata Metaphysica), Spinoza's kenleer al iets eigens had, maar nog dicht tegen Descartes aanleunde; hoe hij in een middenfase (van de TIE en de KV) een zekere overgangskennisleer vormde die al verder van Descartes verwijderd was, maar nog niet de ontologie had van het samen-één-ding-zijn van lichaam en geest; en tenslotte de rijpe kennisleer (van de Ethica), waarin ze Spinoza unieke parallellisme-these van het samen-één-ding-zijn van lichaam en geest die elkaar in niets beïnvloeden of uit elkaar ontstaan. Tevens laat ze zien hoe Spinoza de daarbij passende ontologie ontwikkelde van de onmiddellijke en middellijke eindige modi. Op dit laatste kom ik waarschijnlijk nog in een laatste blog apart terug.

Opmerkelijk vind ik het dat ze na een uitvoerige en gedegen uiteenzetting over de drie kennissoorten en de daarin door Spinoza ontwikkelde theorie over waarheid en onwaarheid, ineens eindigt in een conclusie met - zonder toelichting - ineens een heel ander parallellisme-begrip, namelijk tussen oneindige en eindige modi, terwijl het voor mij zeer de vraag is of daartussen wel sprake is van parallelliteit en er niet eerder van een deel-geheel-verhouding sprake is, Daar hadden wel meer woorden aan gewijd mogen worden.

Het geheel afgesloten met een epiloog, waarin ze beide thema's op elkaar betrekt. Heel knap en redelijk geloofwaardig, bijna overtuigend, laat ze zien dat Spinoza's politieke filosofie niet een soort aanhangsel of afterthought is, maar van de aanvang af als leidraad heeft gediend. Niet in de inhoud van zijn politieke filosofie zat zijn vernieuwing en uniciteit, maar in die fundering en systematisering van zijn ontologie en epistemologie en dat dan met name in het parallellisme-beginsel, de theorie van de conatus, de mentale en fysieke individuatie en de notie van de adequate ideeën, die de kern van zijn rijpe filosofie waren.

In feite heeft het boek twee geheel van elkaar gescheiden delen, een historisch-politiek deel en een systematisch (deels historisch) epistemologisch-deel. Dat eerste deel werd eerder in deel 14 van Studia Spinozana gepubliceerd, waaruit al blijkt dat het op zichzelf kon bestaan. Vervolgens werden, om tot een dissertatie te komen, de volgende hoofdstukken over Spinoza's ontwikkeling van zijn epistemologie (en van een deel van zijn metafysica) eraan toegevoegd. De verbinding ertussen werd gelegd door de stelling dat Spinoza zocht naar de beste formulering van zijn epistemologie om de politieke theorie, waarin hij niet echt vernieuwend was, maar die hij grotendeels overnam van zijn voorgangers resp. leermeester Van Velthuysen, De la Court en Van den Enden te onderbouwen en systematiseren. Zijn vernieuwing zat dus niet in zijn politieke theorie, maar in zijn epistemologie. Zij bestrijdt dus de veel aangehangen opvatting dat Spinoza's politieke filosofie a.h.w. na kwam, maar stelt dat die én voorop stond én een leidend beginsel vormde bij zijn zoektocht naar de juiste kenleer. Haar stelling is dus dat die wijzigingen in de kenleer nodig waren om die goed te laten passen bij zijn politieke theorie. Maar die stelling maakt ze niet waar, want ze geeft geen enkele uitleg hoe en waarom de ontwikkeling van de parallelliteitsthese nodig was om de politieke leer over de democratie als beste staatsvorm te onderbouwen.

Het blijven twee heel verschillende en los van elkaar staande delen, die elk hun eigen merites hebben en mij veel hebben geleerd. Elk interessant op zichzelf, maar geen eenheid vormend. Een belangrijke uitkomst van de historische hoofdstukken is dat ze in de radicaal cartesiaanse Amsterdamse kring een tweedeling waarneemt, zoals al genoemd, tussen 'empiristen' (Van den Enden, Meijer en Bouwmeester) en 'rationalisten' (Spinoza, Jelles en Balling), die beide zeer verschillen in hun zoektocht naar het bereiken van wijsheid, waarbij ze meermalen benadrukt dat achteraf volstrekt niet uit te maken is wie wie beïnvloedde, zowel binnen elk van deze stromingen als daartussen.

Maar in het 4e hoofdstuk laat ze zien hoe er een verschil is tussen allen van de Amsterdamse kring, die de massa in staat acht tot rede, en Spinoza die daar niets in ziet. Spinoza was het volgens haar zeker niet eens met Van den Enden voor wie de stem van het volk de stem van God is. Zo ziet Spinoza het volgens haar niet.

_______________

Table of Contents (TOC)
Chapter 1: Political Divisions: Orangists vs. The States Party
Chapter 2: Radical Cartesian Pamphlets: van Velthuysen and De la Court
Chapter 3: Radical Cartesian Associates: Van den Enden and the Amsterdam Circle
Chapter 4: Spinoza's Radical Cartesianism
Chapter 5: The Metaphysics and Epistemology of Spinoza's Politics
Chapter 6: Spinoza's Early Theory of Mind
Chapter 7: The Transitional Works
Chapter 8: Spinoza's Developed View.

Reviews

Review van Matthew J. Kisner in de NDPR 23-2-2008

Review van Sherry Deveaux op The Free Library October 2008

 

Reacties

Volledig met je eens Stan dat parallellisme NIET opgaat tussen onmiddellijke en middelijke modi, zelfs integendeel. We noemen de modi van de uitgebreidheid wél parallel met deze van het denken, omdat er geen enkel causaal verband is tussen beide. De (oneindige) middellijke modus van bv. de uitgebreidheid volgt wél causaal uit de onmiddelijke modus, causaliteit die te begrijpen is als being expressed, zoals Di Poppa heeft aangetoond.

Chapeau,
Stan, voor je gedegen recensie. Die van Math Kisner, inmiddels mijn facebook-kameraad, zal ik er ook eens op naslaan.je zult wel vermoeden dat ik tegen enkele punten bezwaar zou willen aantekenen. Dat betreft o.m. Het onderscheid tussen empiristen en rationalsten onder de Amsterdamse Cartesianen (anachronistisch zonder textual evidence!), omkering volgorde epistemologie-politicologie (geenszins acceptabel wegens onderschatting Van den Enden), invloed Velthuysen op Spinoza (onterecht stokpaardje van sommige docenten destijds in
Rotterdam). Ook in de slotzin herken ik een door mij (ook na mijn pensionering) bestreden Rotterdams standpunt, dat kennelijk een
kwalijke staart kreeg in haar proefschrift.

@Wim, graag zou ik meer willen weten over wat jij typeert als 'kwalijke staart' die haar proefschrift zou hebben gekregen van een door jou bestreden Rotterdams standpunt. Ik begrijp dat het dan erover gaat dat het standpunt dat je bij Van den Enden in zijn Vrije politijke stellingen vindt, namelijk dat de stem van het volk de stem van god zou zijn. Deze gedachte vind je ook bij John Toland in zijn Anglia libera uit 1701. Maar vind je die ook bij Spinoza? Ik zou wel eens willen horen waar dan - of hoe je die afleidt uit wat hij zegt over het volk of de menigte.
En dan bedoel ik niet dat Spinoza "vox populi" als "vox Dei" zou erkennen, daar alles in God is en zonder God kan niets zijn noch begrepen worden. Want dat er vooral waan wordt gehoord, is iets dat je ook bij hem vindt, terwijl er in God geen waan is.
Ik geloof dus met Tammy Nyden-Bullock dat je deze Van den Enden-opvatting niet bij Spinoza vindt.

Beste Stan,
Na lezing van je blog vraag ik me af of je vindt dat je waar voor je dure geld hebt gekregen. Ik heb al weinig op met proefschriften die zo'n geforceerde eenheid vormen. Het gaat er dan om dat er een proefschrift moet komen. Ook herken ik de geforceerde maar volstrekt ongeloofwaardige stellingname, die een proefschrift als proefschrift de moeite waard moet laten zijn, en waar je later nooit meer iets over hoort (denk niet dat iemand het serieus neemt dat Spinoza's politieke ideeën ten grondslag lagen aan zijn hervormingen van zijn kentheorie). Aangename uitzonderingen op deze twee karakteristieken, nou ja zoveel proefschriften ken ik niet, zijn voor mij de proefschriften van Soyarslan en Di Poppa.

@Henk,
Je hebt gelijk. Nee, waar naar m'n geld heb ik niet gekregen (het boek was sowieso al te duur, ook als de twee delen wél een werkelijke eenheid waren geworden). Van elk deel op zich heb ik wat opgestoken. Van wat het geheel had moeten worden dat méér dan de delen zou zijn, heb ik niets kunnen bespeuren. Inderdaad: Soyarslan en Di Poppa (die ik beide slechts gedeeltelijk las) zijn een uitzonderlijke verademing.

Ik heb een uiterst negatieve reactie geschreven naar aanleiding van Stans bespreking van het boek van Nyden-Bullock, waarschijnlijk mede onder invloed van de hoge verwachtingen die vooraf over het boek waren gewekt. Ik kan rustig zeggen dat ik daar nu spijt van heb en de schrijfster en de lezers mijn verontschuldigingen aanbied. Zo'n reactie dient geen enkel doel, baat niemand en brengt alleen schade toe. Er is een verschil tussen kritisch zijn en negatief zijn. Stan heeft een bespreking van het boek gegeven waarin hij zowel positieve als negatieve punten van het boek naar voren haalt. Het is daardoor voor iedereen duidelijk wat hij/zij wel en niet van het boek kan verwachten. Daar had het bij moeten blijven. Ik ben in de Ethica juist begonnen in de delen die handelen over de passies en hoe je die door de rede in toom kunt houden.