Ibn Tufayl [2] - en zijn eerste Nederlandse vertaler

Vervolgblog over Ibn Tufayl’s Hayy ibn Yaqzan, de geschiedenis van het jongetje dat alleen opgroeit op een eiland en geheel op eigen kracht de hoogste filosofische waarheden ontdekt. Het verhaal, in de 12e eeuw geschreven, werd in Europa heel bekend. Na de Koran en de 1001 nachten is dit het derde meest vertaalde boek uit de Arabische wereld. Wat toch wel behoorlijk wat zegt.

In mijn vorige blog over Ibn Tufayl’s meesterwerkje citeerde ik uit de inleiding van vertaalster Remke Kruk: “Het was een op instigatie van Spinoza gemaakte vertaling van de juist in Engeland verschenen Latijnse versie van dit werk.”

Had ze dat misschien van het in 1974 bij Brill in Leiden gepubliceerde boek van Sami S. Hawi: Islamic naturalism and mysticism: A philosophic study of Ṭufayl's Ḥayy bin Yaqá¹£Än?

Hawi ging in zijn studie trouwens nog een stapje verder. Maar waarom zou Kruk als vertaler dan niet Bouwmeester genoemd hebben die Hawi immers in zijn voetnoot op blz. 22 noemt.

 

Spinoza zou dus nogal gefascineerd zijn geweest door het boek, maar waaruit de evidentie van die bewering voortkomt of blijkt, wordt niet vermeld. Zou dat bij Sarton of Gauthier te vinden zijn volgens wie – zo zegt Hawi – Spinoza in z’n denken beïnvloed zou zijn door Tufayl’s filosofische vertelling? Daarover later.

Maar eerst: wie was de anonieme vertaler van de eerste vertaling in 1672 in het Nederlands? Spinoza uiteraard niet, ondanks de letters S.D.B. (die een omdraaiing zouden zijn van B.D.S, de letters waaronder de Opera Posthuma in 1677 waren gepubliceerd).

K.O. Meinsma1 was voor zover mij bekend de eerste die opperde om in de mededeling in de Rotterdamse uitgave van 1701 “in het Nederduitsch vertaald door S.D.B.” in S.D.B. een omdraaiing van B.D.S. te zien. De veronderstelling op grond daarvan dat Spinoza de vertaler zou zijn geweest is mijns inziens volstrekt onzinnig. Spinoza had immers zelf eerder hulp nodig bij zijn Nederlands en liet soms ook zijn Latijn graag nakijken door anderen. De opmerking van M. Buisman J.Fzn.2:S.D.B. betekent misschien B. de Spinoza” kan beter vergeten worden. Ik houd mij hier niet bezig met een soort van Spinoza-Code.

Wim Klever gaat er in zijn essay “Why did Bouwmeester translate Ibn Tufayl’s novel about Hayy?”3 vanuit dat vast staat dat Bouwmeester die tekst vertaalde. Hij verwijst daar niet naar een auteur die dat heeft aangetoond. Maar in zijn “Een nieuwe Spinoza in veertig facetten” (1995) en zijn artikel Hoe men wijs wordt. Een gespannen doch vruchtbare relatie tussen Spinoza en Bouwmeester in het licht van een nieuw document4, verwijst Klever naar een bron5, waaruit is op te maken dat het Johannes Bouwmeester was die de eerste vertaling verzorgde. Ik kom op de inhoud van deze laatste uitgave van Klever nog in een volgend blog terug.  

Meinsma die het boekwerkje van Ibn Tufayl een “zonderlinge, mystiek-pantheïstische roman” noemt, verwijst naar een proefschrift van A.J. Kronenberg over 'Het Kunstgenootschap Nil volentibus arduum' (Deventer, 1875) die boven water haalde dat aan Dr. Bouwmeester op 29 december 1671 de opdracht werd gegeven om het boekje “uit het Arabisch te vertalen” (zo staat het bij Meinsma).

In Londen was het werk dat jaar (1671) in het Arabisch en Latijn uitgegeven, bezorgd door Ed. Pococke j.r. Ze zullen Bouwmeester dus wel verzocht hebben niet om het uit het Arabisch, maar om uit Pococke’s Latijn te vertalen. De tamelijk precieze Meinsma noteert daarna toch “’t bleef mij onbekend of de eerste (die 1672-uitgave, SV) van Bouwmeester’s hand is.” (blz 440, 441) Geloofde hij misschien zo sterk in de mogelijkheid dat de vertaling van Spinoza (S.D.B. omgekeerd) zelf was?

Jonathan Israel schrijft in Enlightenment Contested (p. 629) dat het vertalen van Ibn Tufayl Bouwmeester tien maanden kostte en dat hij in de bijeenkomst van 11 oktober 1672, waarbij hijzelf voorzat kopieën uitdeelde aan Meyer en andere leden (hij verwijst daarbij naar van Suchtelen, ‘Nil volentibus arduum’, p. 397). Daarna werd de tekst gepubliceerd door Jan Rieuwertsz (de uitgever van Spinoza’s werken) onder de titel Het Leven van Hai Ebn Jokdan (Israel vermeldt daar – incorrect, zoals ik in m’n vorige blog al aangaf – dat de titel van 1672 zou geweest zijn: De Natuurlijke Wijsgeer, of het Leven van Hai Ebn Jokdan). Klever schrijft in zijn Een nieuwe Spinoza (p. 106): “Bouwmeester maakte de vertaling op initiatief van het kunstgenootschap Nil Volentibus Arduum en vereerde naderhand zijn makkers met een gedrukt exemplaar.” Dit laatste lijkt mij waarschijnlijker dan de kopieënuitdeling die Israel noemt vóór het drukken.

Ik heb de drie studies over ‘Nil volentibus arduum van Kronenberg, Dongelmans en Van Suchtelen, waarnaar door drie hier aangehaalde auteurs gerefereerd werd, niet geraadpleegd, maar neem aan dat de aanwijzingen uit de nalatenschap van het kunstgenootschap ‘Nil volentibus arduum voldoende hard zijn om verder te gaan dan het uitspreken van een vermoeden en met zekerheid te stellen dat de 1672-vertaling van de hand van Bouwmeester is.

Johan Bouwmeester (1630 – 1680) 6 studeerde in Leiden filosofie en geneeskunde, waarop hij in 1658 promoveerde. Ondertussen had hij ook in Montpellier gestudeerd. Hij diende in het Franse leger te Piemont. In 1662 begon hij in Amsterdam een geneeskundige praktijk. Hij werd er bestuurslid van de Amsterdamse schouwburg en stichtte samen met Lodewijk Meyer en anderen het al genoemde kunstgenootschap Nil Volentibus Arduum, dat zich bezig hield met het uitgeven en doen uitvoeren van moderne toneelstukken en het vertalen van buitenlandse werken. Bouwmeester moet een levenslustig type geweest zijn en in een pamflet werd geschreven dat hij ‘smelt met Spinoza en anderen’. Hij behoorde tot de vriendenkring van Spinoza en moet ook een vertrouweling van Franciscus van den Enden geweest zijn, want die vertrouwde hem het bewaren van geheime stukken toe.

Mocht het nog weer van een volgende uitgave komen van Ibn Tufayl: Hayy ibn Yaqzan. Een filosofische allegorie uit Moors Spanje, dan zou vertaalster Remke Kruk in haar inleiding zowel de juiste titel als de vertaler van de eerste Nederlandse vertaling van Het Leven van Hai Ebn Jokdhan kunnen vermelden.

Een volgende blog gaat meer over de inhoud van het filosofische verhaal.

Noten

1  Spinoza en zijn Kring. Historisch-kritische studiën over Hollandsche vrijgeesten, Hes, Utrecht, 1980 (oorspr. 1896), blz 440, 441

2  (in: Populaire prozaschrijvers van 1600 tot 1815. Romans, novellen, verhalen, levensbeschrijvingen, arcadia's, sprookjes. B.M. Israël, Amsterdam z.j. [1960])

3  In: THE SPHINX. Spinoza reconsidered in three essays (..)

4  Hoe men wijs wordt. Een gespannen doch vruchtbare relatie tussen Spinoza en Bouwmeester in het licht van een nieuw document; in: De zeventiende eeuw, jg. 21 (2005) p.335-353.
Op dit buitengewoon interessante artikel kom ik terug. Hier intussen een kleine correctie. Klevers mededeling op blz 343 van dit artikel dat Bouwmeester de novelle vertaalde “uit een eerdere Engelse vertaling” en in voetnoot 23 aldaar over “Pococks Engelse versie” is onvoldoende precies. Pococke was wel Engelsman en de uitgave geschiedde in Engeland (dat was het ‘Engelse’ eraan), maar het betrof een dubbeluitgave Arabisch- Latijn die door hem was verzorgd. De eerste vertaling in het Engels verscheen pas in 1674. De Nederlanders waren de Engelsen dus twee jaar voor!

5  Verwezen wordt naar B.P.M. Dongelmans, Nil Volentibus Arduum en bronnen. Een uitgave van Balthazar Huydecopers aantekeningen uit de originele notulen van het genootschap, Utrecht, 1982

6  Gegevens uit het in noot 4 vermelde artikel

Reacties

Naar aanleiding van je vierde eindnoot: inderdaad, dat was zeer onzorgvuldig geschreven. Met 'Engelse' bedoelde ik 'door een Engelsman gemaakte vertaling'. Maar dat kun je natuurlijk zo niet schrijven! Ik heb altijd geweten dat Bouwmeester vertaalde naar de LATIJNSE versie van de Engelsman Pocock. Zo schreef ik bv. ook in mijn artikeltje van 19-2-06 over Bouwmeester, "die zijn naar een Latijnse versie gemaakte vertaling aanbood aan zijn clubgenoten in het kunstgenootschap NVA". Dit acroniem staat natuurlijk niet voor de NIEUW VLAAMSE ALLIANTIE (hoewel de door Bouwmeester geadoreerde Antwerpenaar Van den Enden daar een warme voorstander van zou zijn geweest). Ik maak nu deze ondeugende associatie omdat ik gisteren net teruggekeerd ben uit het hart van Vlaanderen.