Ibn Tufayl [4] en de John Locke-connectie
Voor wat vooraf ging zie hier over de eerste vertalingen, hier over de eerste Nederlandse vertaler en hier een samenvatting van het intrigerende Hayy Bin Yaqzan van Ibn Tufayl.
In 1993 verscheen bij Brill onder redactie van dr. Gül A. Russell: The 'Arabick' Interest of the Natural Philosophers in Seventeenth-Century England. Zij schreef daarvoor de “Introduction. The Seventeenth Century: The Age of Arabick” én het hoodstuk “The Impact of the Philosophus autodidactus: Pocockes, John Locke and the Society of Friends.”
Dit laatste is van belang voor de reeks blogs die ik onder handen heb over de Arabische 12e eeuwse filosoof en natuurkundige Ibn Tufayl en diens Hayy Bin Yaqzan.
Sinds de verschijning van dit boek zestien jaar geleden (met de afbeelding van Pococke sr op de cover), is zij nog steeds bezig aan een boek over de Arabische tekst van Ibn Tufayls boek en de impact van de Latijnse vertaling Philosophus autodidactus op John Locke. Dat was zestien jaar geleden al aangekondigd in dat boek en staat vermeld op haar website. Ik ben benieuwd wat zij verder nog (heeft) ontdekt.
In dat genoemde hoofdstuk geeft ze allerlei aanwijzingen die geloofwaardig maken dat Locke op een of andere manier beïnvloed moet zijn door dit boekwerkje, dat hij wel móet hebben gekend, hoewel er in zijn werk of correspondentie geen directe verwijzingen naar bestaan.
Het kan volgens haar geen toevallige samenloop van omstandigheden zijn dat juist in de jaren dat de Pococke’s bezig waren met de vertaling - zoon Edward van de gerenommeerde Hebraïst en Arabist Pococke deed de vertaling, waarbij zijn vader hielp en waarvoor de laatste de inleiding schreef - Locke aan zijn Essay begon. De uitgave van 1671 was een dubbeltalige: Latijn en Arabisch.
Locke kende Pococke heel goed en was bevriend met hem. Locke was ook leraar geweest van Edward. Mevrouw Russell heeft zich heel sterk verdiept in de Pocockes en Locke en komt met veel gegevens die geloofwaardig maken dat Locke het boekje wel moet hebben gekend.
Belangrijker nog dunkt mij is de inhoudelijke connectie. Zij laat zien hoe Locke vóór hij zich aan zijn Essay on Human Understanding zette, nooit serieus bezig was met metafysische en epistemologische vraagstukken, maar precies in het jaar waar Hayy Bin Yaqzan onder de aandacht kwam, bezig ging met het onderzoeken van de vraag hoe mensen tot het kennen en begrijpen van zaken komen, en aan de eerste versie van zijn Essay begon.
Ik heb al een samenvatting gegeven van het verhaal: hoe een jongetje geheel buiten invloed van medemensen door het doen van waarnemingen, ervaring en onderzoek onder leiding van zijn verstand tot begrip van niet alleen de dingen die noodzakelijk zijn voor het (over)leven, maar ook komt via afleidingen uit wat hem bekend werd tot begrip komt van hogere samenhang van alles en tot kennis van het Noodzakelijk Bestaande Wezen dat alles heeft gemaakt en onderhoudt. Het verhaal brengt een voor de westerse 17e eeuw nieuwe theorie over de oorsprong en de aard van het menselijk kennen. De schrijver van de filosofische novelle laat heel gedetailleerd zien hoe door ervaring via de zintuigen een proces start van geestelijke ontwikkeling, door reflectie op die ervaringen, zodat geleidelijk uit de aanvankelijk lege geest van een kind de complexiteit van een volwassen verstand ontstaat.
Precies in die periode waarin 17e eeuwse geleerden bezig waren met vragen over of het godsconcept zelfevident was (uit intuïtie voortkwam of ingeboren was) of afgeleid werd uit rationele overwegingen, over onderwerpen als natuurwet en natuurlijke godsdienst, precies in die periode komt dit boekje onder de aandacht. Het bestaande intellectuele klimaat zal ook wel de idee en beslissing om het te vertalen hebben doen opkomen. Het werkje had een zeer snelle verspreiding door Europa.
In de Philosophical Transactions of the Royal Society van 17 juli 1671 verscheen de volgende treffende aankondiging van het werk die wel van de hand van Henry Oldenburg, de secretaris van de Royal Society zal zijn gekomen:
Hoe dan ook de inhoud van de novelle strookt precies met Locke’s idee over de geest als een tabula rasa, waarin ideeën worden gewekt door zintuiglijke ervaringen en redeneren, een idee dat volstrekt tegenovergesteld was aan dat van Descartes.
In een volgend blog komt Spinoza op de proppen. Ook voor Spinoza geldt eigenlijk hetzelfde: er is nergens een aanwijzing voor te vinden, maar ook hij móet van het bestaan van Hayy Bin Yaqzan (misschien in de 13e eeuwse Hebreeuwse vertaling?) en/of de Philosophus autodidactus op de hoogte zijn geweest. Wim Klever, die we nog over Hayy Bin Yaqzan zullen horen, heeft in John Locke (1632-1704). Vermomde en miskende spinozist. Rapport van een historisch onderzoek (Vrijstad, 2008) al minutieus aangetoond hoe Locke zwaar leunde op Spinoza.
Als beiden tevens min of meer leunden op, minstens een beetje schatplichtig waren aan Ibn Tufayl, zou je kunnen zeggen dat de westerse Verlichting - of je nu met Jonathan Israel de Radicale Verlichting met hoofdfiguur Spinoza op het oog hebt, of met John Gray de Verlichting bij John Locke laat beginnen - zekere wortels heeft in de rationele Arabische Verlichting van Ibn Tufayl (die zelf weer verwijst naar en leunde op Ibn Sina).