Is er in Spinoza toch een definitie van de mens te vinden?
In maart van dit jaar had ik bij mijn zoektocht naar wat Spinoza zegt over ‘het wezen van dingen’ een tweetal blogs over het boekje van Lucia Lermond, The Form of Man: Human Essence in Spinoza’s Ethic (uit 1988) [cf. en cf.]. Aan het eind van het tweede blog kon ik melden dat een bezoekster van dit blog - in beginsel voor eigen gebruik - van het boekje een PDF had gemaakt dat zij voor eventueel geïnteresseerden op internet had gezet.
Die bezoekster was Adèle Meijer, die al enige jaren lid is van de Vereniging Het Spinozahuis en serieus met Spinoza-studie bezig is. Zij was sterk geïnteresseerd geraakt in dit boekje van Lucia Lermond en maakte er een samenvatting van die ze me enige dagen geleden toezond en die ze, als ik “het wat vond”, eveneens graag weer aan de bezoekers van dit Spinoza-weblog wil aanbieden.
Dat doe ik bij deze graag, want ik vind dat zij van een al compact boekje een verrassende, knappe samenvatting heeft gemaakt, die kan helpen de waarde van de benadering van Lermond te ontdekken en in te schatten. Dat het om een echt waardevolle bijdrage gaat, laat Adèle Meijer met háár bijdrage zien. Die heeft ze alleen kunnen maken door er zo diep in te duiken en serieus geruime tijd met The Form of Man bezig te gaan. Hier haar “Lucia Lermond: De vorm van de mens; de essentie van de mens in de Ethica van Spinoza” als PDF.
Nog even ter introductie de problematiek die aan de orde is. Zoals we weten vinden we bij Spinoza geen definitie van (het wezen van) de mens. Wel geeft hij commentaar op door filosofen (als Plato, Aristoteles e.a.) in het verleden gegeven definities. Die zien en formuleren het wezen van de mens met behulp van een onderscheid van genus-en-species (het bekende genus proximum & differentia specifica). En leggen daarbij het accent op/bij een algemene soort, waaraan individuen al dan niet geslaagd voldoen of aan de hand waarvan ze zich kunnen vervolmaken. Van die benadering moet Spinoza niets hebben. Hij vindt dat we dan algemene abstracte beelden, die ieder op een eigen manier vormt, de een anders dan de ander (denk aan de soldaat en de boer die paardensporen zien), ten onrechte veralgemeniseren. Hij heeft kritiek op die benadering.
Je vindt maar één plaats waar Spinoza het heeft over ‘de vorm van de mens’ en ook dat betreft een ontkenning, een aangeven van wat de vorm (of wezen, of natuur) níet is, n.l. geen substantie in de zin waarin hij substantie definieert [Ethica 2/10). In deel 3 definieert hij het wezen of de essentie van alle singuliere dingen als conatus: het streven om in het bestaan te volharden en om de eigen bestaansmacht te versterken – dat hebben mensen dus met alle dingen gemeen. Is er dan niets ‘eigens’, iets dat mensen van andere dingen onderscheidt? Naar wat Spinoza daarover zegt, en met name via verschillende plaatsen waar hij over ‘de natuur van de mens’ spreekt, is Lermond op zoek. Spinoza heeft zijn benadering doorheen zijn hele tekst niet zozeer verborgen (hij is geen esotericus), als wel zodanig behandeld dat hij het belangrijker vindt de lezer mee te nemen in een benadering, een manier van filosoferen, dan om hem tevreden te stellen met eenvoudig citeerbare resultaten.
Zo is ook Lermond niet eenvoudig. Maar ze is wel een serieuze bestudering waard. En Adèle Meijer nodigt ons met haar poging tot samenvatten, uit om die draad nog eens op te pakken.
De vondst van Lucia Lermond vind ik dat zij laat zien dat Spinoza naast de abstracte universalia die we via onze verbeelding maken (daar ons geheugen nu eenmaal te beperkt is om alle individuele dingen die we meemaken apart te onthouden en dan maar abstracte algemene beelden maken), zeg de universalia imaginationis, er onder de ‘gemeenschappelijke noties’ [notiones communes] ook specifiek menselijke zitten die als universalia rationis beschouwd kunnen worden. Dat er dus naast de abstracte noties van singuliere dingen die we maken (en die we ons verbeelden en die geen ‘entia realia’ zijn), er concrete rationele universalia zijn die wél een ontologische basis hebben – die wél ‘entia realia’ zijn en die gevonden worden in het deel en in het geheel, maar niet in alle delen op dezelfde manier. Daarbij gaat het niet om het enkele kennen van het loutere behoren tot de attributen, maar tevens om het kennen van werkelijke verschillen tussen de dingen binnen die attributen. Haar uitkomst of ontdekking is dus dat voor Spinoza, als je hem goed doorschouwt, zowel de essentie van ‘de mens’ als de essenties van de concrete individuele mensen entia realia zijn. “Dat is voor Lucia Lermond de juiste lezing van de Ethica,” aldus Adèle Meijer in haar samenvatting. Ik beveel die hierbij van harte ter lezing aan.
Er is dus een 'vorm van de mens' (of wezen, natuur van 'de mens') bij Spinoza te ontdekken. Maar die is niet zo eenvoudig te definiëren als een mathematische figuur als de cirkel. Spinoza waagt er zich niet aan, of hij doet dat wel, maar aldus: de hele Ethica moet je zien als die "definitie".
Of kijk waar Lermond op uit komt: de ‘vorm van de mens’ is zijn kans om zichzelf te kennen door kennis van en gemeenschap met het geheel. {Maar dit vergt uiterard weer een heleboel uitleg en toelichting.]