Isaac da Costa (1798 – 1860) Spinoza in "Israël en de volken"

Spinoza in de Nederlands-joodse historiografie # 9

Na het vorige inleidende blog volsta ik in dit blog met het brengen van hetgeen Isaac da Costa schreef over Spinoza in Israël en de volken. Overzicht van de geschiedenis der Joden tot op onzen tijd. C. van Bentum, Utrecht, 11848, 21876.


Het boek staat gedigitaliseerd op archive.org.

Met uriël da costa heeft in een even volgenden leeftijd baruch (benedictus) d'espinosa, gewoonlijk spinosa1 genaamd, veel overeenkomst eensdeels gehad, andersdeels, nog meer onderscheid in karakter en levensloop. Beide van afkomst en omgeving Israëlieten uit Spanjes Schiereiland van aanzienlijken stand, — beide het eerst door hunne eigene Gemeente en stamgenooten met verontwaardiging teruggestooten en veroordeeld, — beide gelijkelijk vervreemd van het denkbeeld eener onmiddelijke of persoonlijke openbaring van God aan menschen! Doch daar de een in de onbestemdheden van een bloot natuurlijk Deïsme verdoolde, zoo verschanste daarentegen de ander zich in de diepten van een kunstmatig Pantheïsme. Terwijl de een, door de hevigheid van zijn karakter vervoerd, dwaling en waarheid zonder onderscheid alleenlijk afbreekt, en by dat afbreken bezwijkt, zoo bouwt de ander daarentegen met zeldzame kalmte van geest en wiskundig overleg een stelsel van Wijsbegeerte en Zedekunde op, dat hem lang overleeft, ja, by de verwarringen en bewegingen onzer eeuw, als met nieuwe kracht van geestdrift hier en daar herleeft.

Het is hier de plaats niet om in eene uiteenzetting van spinosaas stelsel te treden , gelijk hy dat heeft nedergelegd in den door hem zelven (a° 1670) uitgegeven Tractatus Theologico politicus, en in zijne nagelatene Schriften, en onder dezen by name in zijne Zedekunst en in zijne Brieven. Dit slechts zij op het zuiver historisch gebied , waarbinnen wy ons hier bewegen , van zijn veel besproken Pantheïsmus opgemerkt, dat het, hoe ver ook afgeweken van den geopenbaarden God in het Woord des Ouden Testaments, toch in zijn binnenste wezen zich door het stellige kenmerk van een Israëlitischen oorsprong onderscheidt. Spinosa toch was Pantheïst ongetwijfeld, maar niet in dien groven zin, waarby het zaamgenomen Alles God is, en aldus eene levenlooze, redelooze godheid in de plaats treedt van den levenden God der Schepping, der Openbaring, der Verlossing. Hy was Pantheïst in die fijner, en daardoor zelve zoo veel gevaarlijker opvatting, welke by uitsluiting aan God een wezenlijk bestaan, het eeuwige en eenige zijn toeschrijft, maar dan ook al wat zichtbaar of onzichtbaar, lichamelijk of onstoffelijk bestaat, niet als schepping of wezen buiten God, maar als zelfwijziging van dat ééne hoogste, dat eenig bestaande Wezen begrijpt. Het Pantheïsme van spinosa is op die wijze niets anders dan de afgetrokkene, van Geschiedenis en Openbaring ontdane, en daardoor op wijsgeerig grondgebied verbasterde opvatting van den naam en het denkbeeld Desgenen, wiens naam is: ik ben , de jehova van Israël. Het is op dezen grondslag, dat de Spaansch-Joodsche Wijsgeer, zijn verstand niet onderwerpende aan de historische waarheid van Gods Woord , en als ware het vast besloten om zich geene ingrijping van God in de wereld door wonderen of eenigerlei onmiddelijke tusschenkomst te denken, zich een stelsel (een Godsdienst, zoo men wil, in zeker opzicht) gevormd heeft, van alle stelsels, welke zich loochenaars der Goddelijke Openbaring bedacht hebben, niet slechts het consequenste misschien, maar ook het gemoedelijkste. Want ook met deze zijne zelfgemaakte wijsgeerige Godsdienst hing ten naauwste zamen dat eener even zeer afgetrokkene, maar schoon-schijnende zedekunde. Vereenigd kwamen beide neder op deze uitkomst: “God moet gekend worden. Hem te kennen en belangeloos lief te hebben is het beginsel van alle plicht en de zaligheid zelve."

Het kan niet ontkend worden, dat spinosaas leven naar dit zijn stelsel is ingericht geweest, indien niet veel meer dat stelsel zelve de uitdrukking moet genaamd worden van zijn karakter, dat inderdaad iets even edels heeft gehad in aanleg en richting, als zijn vernuft veelomvattend was en diepzinnig. De levensloop van den vermaarden Pantheïst was kort en in uiterlijke lotgevallen, vooral na zijnen uitgang van de Synagoge, niet rijk, — maar toch ook uit een menschkundig oogpunt zeer merkwaardig. Geboren te Amsterdam ten jare 1632, gelijk reeds aangeduid werd, uit edele ouders van de Portugeesche Synagoge, ontving hy in zijne jeugd grondig onderwijs m de Joodsche Godsdienst en Godgeleerdheid. In het Latijn heeft hy onderwijs genoten van den Geneesheer van den ende, wiens gevoelens men meent dat op den jeugdigen spinosa een beslissenden invloed voor geheel zijn verder leven hebben geoefend. Doch het zijn veel meer de schriften van descartes geweest, die hem als wijsgeer vormden, en op welker grondslagen hy zijn eigen veel besproken stelsel opgetrokken heeft. Spoedig reeds na deze kennismaking begon hy zich aan de zamenkomsten en plechtigheden der Synagoge te onttrekken, en deswege in onmin met de Rabbijnen te geraken.

Pogingen om hem voor hun geloof te behouden of te herwinnen, leden schipbreuk. Eerlang werd de oneenigheid openbaar; hy werd kerkelijk bestraft, zelfs by het uitgaan van eene openbare plaats aangegrepen en met een onmiddelijken dood bedreigd. Zoo week hy uit en verliet Amsterdam, alwaar hy niet langer veilig was, voor het verblijf te Rijnsburg, straks te Voorburg, eindelijk in den Haag. Naauwlijks intusschen had hy de hoofdstad verlaten, of de Hoofden der Synagoge spraken den grooten ban over hem uit, tegen welk vonnis hy eene uitvoerige Verdediging schreef, die evenwel nooit in druk gegeven is. Van de Synagoge alzoo geheel gescheiden, deed hy ook vrijwillig afstand van zijn erfdeel in het ouderlijk vermogen, en onderhield zijn uiterst sober en spaarzaam leven door middel van het slijpen van glazen voor brillen en verrekijkers, het overige van zijnen tijd aan wetenschappen en wijsbegeerte wijdende. Om dit zoo veel te vrijer en onafhanklijker te kunnen, weigerde hy meer dan eens het Hoogleeraarsampt, hem onder anderen door den Keurvorst van de Paltz te Heidelberg aangeboden. Zeer afgezonderd levende in het geheel, was evenwel zijn omgang en briefwisseling met Geleerden en vrienden, zoo binnen- als buiten 's lands, uitgebreid.

In den Haag gevestigd, schijnt hy door den Raadpensionaris de witt (van wien hy een jaargeld van twee honderd gulden trok) tot staatkundige onderhandelingen gebruikt te zijn, en inzonderheid in het hachelijke jaar van 1672 zich met eene zending naar Utrecht te hebben begeven tot den Hertog van Luxemburg. By diezelfde gelegenheid liet de Prins van Condé den vermaarden Wijsgeer een vrijgeleide aanbieden, ten einde hem te zien en zich met hem te onderhouden. Hy overleed vijf jaren later aan de longtering, en werd met een aanzienlijk geleide ter aarde besteld. Al wat men, ook sedert, van zijn dagelijksch leven en omgang met menschen vernam, draagt datzelfde reeds opgemerkte kenmerk van kalmte, gematigdheid, en waardigheid van karakter, die hem tot een sieraad der Christelijke maatschappy gemaakt zouden hebben, — (in spinosa lag de aanleg tot een pascal!) — zoo hy dat Christendom, over hetwelk hy zich anders nooit dan met eerbied uitliet, als Goddelijk historisch feit buiten het kunstlicht van bloote bespiegeling had durven onderzoeken, en op grond juist der hoogste redelijkheid geloovig aannemen. Nu geldt van hem, helaas! als van zoo vele zijner volgers en geestverwanten het woord van jesus: dat God den kinderkens geopenbaard heeft, wat Hy verborgen heeft voor dewijzen en ver standigen. Ja, Vader! want alzoo is geweest het welbehagen voor U, zegt de Heer 2.

Een geheel andere richting vertegenwoordigde in de Spaansch-Portugeesche Synagoge te Amsterdam Dr. isaac (vroeger Don baltazar) orobio de castro, wiens leeftijd zich eenige jaren later dan die van spinosa uitstrekt in de tweede helft der zeventiende eeuw. Beide in zijn leven en in zijne schriften vertegenwoordigt deze Geleerde het latere Jodendom naar Phariseesche inzetting , zoowel tegenover de ongeloovige wijsbegeerte als tegenover het geloof des Evangelies van het Nieuwe Verbond. [Etc.]

1 De spinoza is de Portugeesche vorm van den eigenlijken Spaanse hen familienaam des Wijsgeers: d'espinosa.

2 Matth. XI: 25, 26.

Spinoza in de Nederlands-joodse historiografie #1, #2, #3, #4, #5, #6, #7, #8,