Isaac Orobio de Castro (1617-1687) 'geleerde jood' vond Spinoza 'slecht mens'

Isaac Orobio de Castro als Spaans edelman is uiteraard een fantasieportret, getekend in  1727 door Jacobus Groenwolt; te vinden in de Livraria-D. Montezinos.Voormalige Spaanse Marraan polemiseerde met de remonstrantse theoloog Philippus van Limborch over de christelijke leer en met Johannes Bredenburg over het spinozisme in: Certamen philosophicorum propugnata veritatis divinae ac naturalis adversus Joh. Bredenburg (1684) [Filosofische strijd voor de goddelijke en natuurlijke waarheid tegen Joh. Bredenburg[s] Beginselen […]; aldus ligt hij verzonken in die afgrond van Spinoza’s Atheïsme etc.].

Directe aanleiding voor dit blog is een link in het huidige blog van Eric Schliesser die leidde naar een brief (XLIX) van “Spinoza to Isaac Orobio”. Ik heb daar een poosje bevreemd naar zitten kijken: Spinoza die met Isaac Orobio correspondeert? Tot ik in de gaten kreeg dat in het verleden is aangenomen dat brief 43 (huidige nummering) die Spinoza schreef aan Jacob Ostens, geschreven zou zijn aan Isaac Orobio. Je komt dat veelvuldig tegen op internet, waar in oudere uitgaven van briefwisseling die toeschrijving als feit a.h.w. voor altijd vereeuwigd blijft. The Jewish Encyclopedia benadrukt in dit lemma dat “there is no evidence of his (Spinoza’s) coming into communication with a single Jewish soul from that time to his death (the "I. O." among his correspondents, formerly assumed to be Isaac Orobio, turned out to be Jacob Oosten).” Ook in Frederick Pollock’s Spinoza His Life And Philosophy vind je “In 1673 the Jewish physician Isaac Orobio de Castro forwarded to Spinoza a long letter, written nominally to him, but for Spinoza's perusal, by a certain dr. Lambert Van Velthuysen of Utrecht.” (p. 87). Ik weet niet hoe en door wie is ontdekt dat de toeschrijving een andere moest zijn; zulke historische dingen vind je niet in de door Hubbeling en Akkerman verzorgde uitgave van de Wereldbibliotheek. Ook Schliesser wees in zijn link naar die brief niet even op de inmiddels andere toeschrijving.
Het serendipische was dat ik gisteren net daarvoor een tekst van Leo Polak (over wie ik binnenkort een blog ga schrijven) over Isaac Orobio de Castro had gelezen, waarin Polak De Castro in z’n redenering tegen Spinoza gelijk geeft (daar die Kantiaans aandoet) en hem zijn gescheld op Spinoza vergeeft.
Alle aanleiding dus voor een blog.

Volgens Orobio de Castro (ik citeer hier Polak) is Spinoza “een slecht mens” (mali hominis Sp.), zijn leer een “verfoeilijke pest” die “ellendig besmet”, een “onzedelijke” leer, welker axioma’s, stellingen en zogenaamde wiskundige bewijzen door “de verdoemelijke slechtheid van dien man” (hominis execrabiliis malitia) vergeefs zijn uitgedacht om het Godsgeloof te schokken, enz. enz.

Volgens Richard H. Popkin [in een bespreking van Yosef Kaplan: From Christianity to Judaism: The Story of Isaac Orobio de Castro. Transl. by Raphael Loewe. Oxford University Press, 1989] was hij het meest filosofisch scherpe lid van de joodse gemeenschap van Amsterdam. Hij was medisch en (katholiek) theologisch geschoold in Spanje, na 40 jaar katholiek leven wegens verdenking van heimelijk jodendom door de Inquisitie vervolgd, doceerde aan de medische faculteit van Toulouse en week uiteindelijk in 1660 uit naar Amsterdam waar hij met zijn familie zich tot het jodendom bekende. Hij besneed zichzelf en veranderde zijn naam van ‘Balthasar’ in ‘Isaac’. Het is zeer onwaarschijnlijk dat hij ooit contact met Spinoza had. Maar wie weet? In Spanje was hij omgegaan met dr. Juan de Prado, die al eerder in 1654/55 naar Hamburg en Amsterdam was getrokken; met Prado kwam op enig moment de jongere Spinoza in contact. Orobio de Castro beoefende het medisch beroep en ontpopte zich tot verdediger van het jodendom tegen katholieken en protestanten en vooral tegen een opstandeling als Spinoza, waarbij hij gereedschappen inzette die hij uit de Spaanse Scholastieke erfenis had kunnen opdoen.

In: Jacques Basnage (sieur de Beauval), Buscar Graevius, Theodorus Hasaeus: Beknopt verhaal van de oudheden en geschiedenisse der gehele Joodsche natie (cf dit blog), is te lezen:
“Onder de Joden schreef Orobio tegen hem [Spinoza] en tegen zyne grondbeginselen. Die man was zeer geleert en scherpzinnig. Hy wilde ook zyne krachten beproeven tegen de Christenen, en zynen Godsdienst verdedigen tegen den geleerden Limborch, die in dien tydt hoogleeraar onder de Remonstranten te Amsterdam was. Men kan niet ontkennen, dat deze Jode veel scherpzinnigheit in zyn werk doedt blyken; maar als men aan de andere kant de schriften van Limborch tegen hem leest, zal men zien dat alle zyne scherpzinnige bewysredenen op weinig of geen grondt steunden. Na de doot van Orobio, welke in den iare 1687 voorviel, heeft men onder zyne papiere verscheide zyner werken, die te voren nooit gedrukt waren, gevonden en naderhant heeft men verwareloost de zelve op de persse te brengen.” [p. 388-89]

Interessanter lijkt mij dan het Vriendschappelijk onderhoud dat Philippus van Limborch n.a.v. dat Certamen philosophicorum met Orobio de Castro had en in het jaar van diens dood als Amica Collatio uitgaf. Het viel op en staat bekend om z´n wellevende toon en wederzijds respect en tolerantie.

Een verlichte en opvallend respectvolle dialoog

De schriftelijke dialoog die de Remonstrantse hoogleraar theologie Philippus van Limborch (1633-1712) en Orobio de Castro met elkaar hadden begon met een ontmoeting in het huis van de Amsterdamse arts Egbert Veen, en werd voortgezet in steeds langere, schriftelijke wederzijdse reacties. Uiteindelijk werd deze correspondentie door Van Limborch in 1687 uitgegeven in Gouda, onder de titel De veritate religionis christianae amica collatio cum erudito judaeo ('Vriendelijke onderhandeling over de waarheid van de christelijke religie met een geleerde jood'). Toen kort daarna Orobio de Castro overleed, kon de anonimiteit worden opgeheven en werd zijn naam bekend gemaakt. De wijze van argumentatie in deze 'vriendelijke onderhandeling' contrasteert sterk met andere gepubliceerde discussies uit de 17e eeuw tussen joden en christenen en vormde een breuk met de bekende traditie van de christelijke polemiek tegen de joden.

Emeritus hoogleraar Simon Schoon schrijft hierover in Onopgeefbaar verbonden: “Orobio de Castro poogde ook op deze wijze het gesprek te beginnen en wilde met name van Van Limborch weten, hoe deze uit het Oude Testament kon bewijzen, dat Israël alleen gered zou worden door de messias. Van Limborch gaf te kennen dat deze bewijzen niet uit het Oude Testament te leveren waren, omdat het Oude Testament op wezenlijke punten obscuur was en pas het Nieuwe Testament het heldere, universele licht liet schijnen door de openbaring van Jezus Christus. Orobio erkende de originaliteit in deze benadering van Van Limborch, die de dolk van Martini had laten vallen en wilde discussiëren op de basis van de natuurlijke rede. Zijn betoog voor de betrouwbaarheid van het Nieuwe Testament liep echter uit op een marcionitische onderwaardering van het Oude Testament, waarvoor hij afhankelijk was van de denkbeelden van Spinoza en Hugo de Groot. Hoewel hij het joodse geloof een legitieme godsdienst vond voor het volk Israël in de tijd vóór Christus, achtte hij het jodendom van zijn eigen tijd primitief en achterhaald. In vergelijking met anderen is zijn polemiek veranderd van toon, maar ook deze amica collatio laat geen ruimte voor de eigenheid van het jodendom. Het oogmerk van Van Limborch met zijn verhandeling was de bekering van zijn gesprekspartner.” [ cf onder]

Bronnen en verdere literatuur

Voor méér informatie over de biografie van Isaac Orobio de Castro verwijs ik naar Wiki en het JHM 

De afbeelding van Isaac Orobio de Castro als Spaans edelman is uiteraard een fantasieportret, getekend in  1727 door Jacobus Groenwolt; te vinden in de Livraria-D. Montezinos. Afbeelding uit de Bibliothèque de l'Alliance israélite universelle op Europeana.com

De afbeelding van de "Philippus van Limborch, Vriendelijke onderhandeling met den geleerde Jood", Amsterdam 1735 is afkomstig van Ets Haim Bibliotheek Livreria Montezinos

Een interessante uitvoerige bespreking van de Amica Collatia geven Peter van Rooden & Jan Wim Wesselius, “THE EARLY ENLIGHTENMENT AND JUDAISM: THE 'CIVIL DISPUTE' BETWEEN PHILIPPUS VAN LIMBORCH AND ISAAC OROBIO DE CASTRO (1687). In: (Studia Rosenthaliana 21 (1987), 140-153) [PDF]

De Amica Collatia is echter vooral bekend geworden doordat Van Limborch in een bijlage de Exemplar humane vitae van Uriel da Costa had opgenomen. [Zie dit blog]

Yosef Kaplan: From Christianity to Judaism: The Story of Isaac Orobio de Castro. Transl. by Raphael Loewe. Oxford University Press, 1989.

Over Isaac Orobio de Castro’s EPISTOLA INVECTIVA (1663) aan/over Juan de Prado zie stukje van Wim Klever in dit blog.

Leo Polak, "De betekenis der Joden voor de wijsbegeerte," in: H. Brugmans & A. Frank (Red.), Geschiedenis der Joden in Nederland, Van Holkema & Warendorf, Amsterdam, 1940. Opgenomen in: Prof. mr. dr. Leo Polak, Verspreide Geschriften Dl II, G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1947, p. 265-293 (bovenstaande citaten van p. 282)

Simon Schoon, Onopgeefbaar verbonden. Op weg naar vernieuwing in de verhouding tussen de kerk en het volk Israël, Kampen 1998, Hoofdstuk 7, Uitzonderingen op de regel [PDF] [website]

Reacties

De Amsterdamse arts Egbert Veen, in wiens huis Orobio de Castro met Philippus van Limborch converseerde, waar kennen wij die ook van? Juist: ook John Locke was er in zijn Amsterdamse jaren tijdelijk gehuisvest. En evenals de AMICA COLLATIO werd ook Locke's EPISTOLA DE TOLERANTIA (1687) in Gouda gedrukt!

Leuke toevoeging, Wim,
waarom begin je eigenlijk niet net zo'n blog als dit over Locke?