J.P.N. Land (1834 – 1897) was het die het spinozisme de academische wijsbegeerte binnenhaalde

'Spinozisme is een intellectueele liefde, zonder ijverzucht, zonder verblinding, zonder teleurstelling, zonder hartstocht. De Ethica loopt dus uit op die mystieke vereenzelviging met de godheid, waarin duizenden van Indië tot in Noordeuropa den vrede hebben gevonden.'      J.P.N. Land
        
                         [Motto Hfst 6 Siebe Thissen: De Spinozisten]

‘Veelweter en diepdenker’ [De Goeje] Jan Pieter Nicolaas Land was een Nederlands oriëntalist, wijsgeer en hoogleraar in de wijsbegeerte en de Oosterse talen.

Wat Spinoza betreft ligt volgens Siebe Thissen zijn grootste verdienste “in het incorporeren van het spinozisme in de academische wijsbegeerte, waardoor een professionalisering van het onderzoek naar Spinoza’s wijsbegeerte mogelijk wordt gemaakt.”

Dat dan door zijn bemoeienis met de complete uitgave van Benedicti de Spinoza Opera quotquot reperta sunt recognoverunt J. van Vloten et J. P. N. Land, Hagae Comitum, Apud Martinum Nijhoff, 1882–83

In 1843 bezocht de jonge Land de school op piëtistische grondslag van de Broedergemeente der Hernhutters te Neuwied. Augustus 1846 ging hij naar Leeuwarder gymnasium. In september 1850 werd hij ingeschreven als student in de letteren in Leiden. Twee jaar later ging hij over naar theologie. Hij deed veel aan oosterse talen, maar had ook interesse in botanie en astronomie. Op 5 oktober 1857 promoveerde Land op een dissertatie de carmine Jacobi (Gen. 49). 1858 bracht hij door in het Britsch Museum om er Syrische handschriften te kopiëren om later uit te geven. In 1859 werd algemeen secretaris van het Nederlands Bij belgenootschap en vestigde zich daartoe in Amsterdam. Daarnaast begon hij aan zelfstudie van godsdiensten en wijsbegeerte. in 1864 werd hij aan het Amsterdamsch Athenaeum belast met het onderwijs in de oosterse talen en de wijsbegeerte. Hij aanvaarde met een rede "Over den samenhang tusschen weten en gelooven." 1872 werd hij tot hoogleraar benoemd te Leiden in de faculteit der letteren en na de invoering van de wet op het Hoger Onderwijs in 1877, belast met het onderwijs in de metafysica, de redeneerkunde, de zielkunde en de geschiedenis der wijsbegeerte. Hoewel hij met oriëntalistiek niets meer van doen had, bleef hij er wel in actief.  

Van ‘hoger weten’ à la Hegel moest hij niets hebben; hij bond de strijd aan met Schelling’s natuurfilosofie en had hoge achting voor Kant. Hij ging eclectisch te werk. De opvatting dat de "ware en eigenlijke" wijsbegeerte iets is dat niet bestaat, maar waarnaar gestreefd wordt in de verschillende wijsgerige stelsels, leidde hem tot het bestuderen van de geschiedenis der filosofie.

“Met Dr. J. VAN VLOTEN bezorgde hij in 1882 en 1883 een nieuwe uitgaaf der werken van SPIKOZA. Dat die uitgaaf niet alleen een nieuwe, maar ook een aanmerkelijk verbeterde is, zullen wij zeker, zoo niet uitsluitend dan toch voornamelijk, mogen toeschrijven aan LAND, die zichzelven bij het werk bescheidenlijk de tweede plaats toekende. Hoeveel studie en vernuft hij aan die uitgaaf gewijd heeft, bleek o. a. uit het viertal bijdragen, die hij in de jaren 1879, 1881 en 1884 in deze Akademie in verband met haar ten beste gaf. Merkwaardig helder en welsprekend is voorts zijne brochure “Ter gedachtenis van Spinoza" van 1877, die een der beste middelen kan heeten om den negentiende-eeuwschen mensch in SPINOZA'S gedachtenkring binnen te leiden.” [C.B. Spruyt in Levensbericht J.P.N. Land]

Deze uitgave (en die van de werken van Geulincx) kon geschieden uit geld dat was overgebleven van de inzameling voor het Spinozabeeld in Den Haag.

Land nam deel aan het Comité dat op instigatie van Van Vlodrop was samengesteld om te ijveren voor de oprichting van een Spinoza-standbeeld in Den Haag. In dat kader gaf Land een college over Spinoza en gaf dat als de volgende brochure uit, waarvan de opbrengsten voor het standbeeld waren bestemd. 

Ter gedachtenis van Spinoza (Leiden, 1877) "J.P.N. Land deed [daarin] een een poging om Spinoza historisch te benaderen, den invloed van zijn voorgangers na te gaan en zijn betekenis voor de 19de eeuw los van alle wereldbeschouwelijke nevenbedoelingen objectief vast te stellen." [Ferdinand Sassen in: Geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland tot het einde der negentiende eeuw]

Siebe Thissen merkt op dat hij zich er zorgen in maakte over de wildgroei aan spinozistische opvattingen in de westerse samenlevingen. Het verheugde mij te lezen dat Land moeite had met het opplakken van etiketten als ‘atheïst’, ‘pantheïst’ of ‘akosmist’ e.d. [zie bij books.google de eerste 18 pagina's]

“Voor GEULINCX, den Nederlander uit Antwerpen, zijn vriend GEULINCX, zooals hij hem schertsende mocht noemen, heeft LAND meer gedaan dan voor SPINOZA. Die al bekend was. Van 1891 tot 1893 kon hij aan zijn werk de krool1 opzetten door de uitgaaf der drie lijvige deelen van Arnoldi Geulinckx Opera philosophica, waarop in 1895 zijne in het Duitsch geschreven monographie "ARNOLD GEULINCX und seine Philosophie" en de nieuwe herdruk van GEULINCX' werk "Van de hooft-deuchden" volgden.” [C.B. Spruyt in Levensbericht J.P.N. Land] Voor het laatste deel van zijn leven zijn nog zijn onderzoekingen over arabische muziek te noemen.

 

Zijn werken over Spinoza

Ÿ Ter gedachtenis van Spinoza. Leiden, Brill, 1877

Ÿ Een vergeten origineel van Spinoza. In: De Nederlandsche spectator Jaarg. (1879)

Ÿ Over de eerste uitgaven der brieven van Spinoza. Amsterdam, [s.n.], 1879

Ÿ Benedicti de Spinoza opera quotquot reperta sunt I-II, recognoverunt J. van Vloten et J.P.N. Land, Hagae Comitum, Apud Martinum Nijhoff, 1882-1883

Ÿ Leibniz und Spinoza. Leiden, [s.n.], 1891

Ÿ Nieuw licht over Spinoza en zijne eeuw. In: De Nederlandsche spectator Jaarg. (1896) [Over het boek van K.O. Meinsma, Spinoza en zijn kring]

Bronnen 

C.B. Spruyt, Levensbericht J.P.N. Land, in: Jaarboek, 1898, Amsterdam, pp. 3-62. [PDF bij KNAW]

Siebe Thissen, De Spinozisten, 2000 - Hfst 6 [PDF]

J.P.N. Land bij Wikipedia  en bij DBNL