Karl Thomas (d. 1873) Een volkomen vergeten Spinoza geleerde [3]
Eerst vond ik niets. Als je echter niet opgeeft en bij het zoeken diverse invalshoeken blijft innemen, vind je almaar meer. Zo kreeg ik, toen ik naging of het postume "Karl Thomas, Herbart, Spinoza, Kant" aangeboden werd, een link naar J.P.N. Land's uitgegeven college "Ter gedachtenis van Spinoza" (Leiden, Brill, 1877 - cf. blog), waarin deze commentaar geeft op die uitgave. In een eindnoot (nr. 30) bij een tekst waar books.google ons niet bij laat [maar we krijgen de complete lange eindnoot] lezen we:
"Wijlen Karl Thomas (zijne vroegere geschriften over Spinoza zijn bij v. d. Linde opgesomd) verzekert ons in een nagelaten werk, dat er tweeërlei bestaat: zwei nicht durchweg mit einander zu vergleichende Gedankenmassen, welche von Spicoza mit absichtlicher Kunst in seiner Ethik durcheinander geflochten wurden: der mystisch-monistische Pantheismus des Spinozismus, und der atomistisch-automatische Pantheismus Spinoza's (Herbart-Spinoza-Kant, Langensalza 1875, S. XIII).
Ware het de moeite waard, men zou deze lijst met honderden van aanhalingen kunnen verlengen. Het allerfelst zijn op Spinoza (behalve de fanatieken onder de theologen) de Herbartianen gebeten, van hun meester af (in de Allgem. Metaphysik) tot aan 0. Flügel (die Probleme der Philosophie und ihre Lösungen, Cöthen 1876). Zij hebben het absolute Zijnde in het, meervoud noodig, en verwijten aan Spinoza zijn beweren: determinatio est negatio (Epist. L), waarmede hij een meervoud van substantiën zou afsnijden, onder voorwendsel dat de eene niet zijn zou wat de andere waren. Dit argument komt reeds voor bij de Eleaten (Aristot. Meraph. II. 4 § 26 - [Griekse tekst pm]. Spinoza's éene oneindige substantie wordt wel (Eth. 1. prop. 8 cum scholl.) daarmede verdedigd, doch heeft haren eigenlijken oorsprong in de joodsche bespiegelingen over het scheppingsdogma. Bruno is blijkbaar door datzelfde dogma, en het aristotelische dualisme van stof en vorm, aan het denken gebragt. Aan hem en Descartes ontleende Spinoza andere vormen dan die zijn hebreeuwsche lectuur hem aanbood. Doch bij de aanspraak die hij maakte op adaequate kennis van Gods wezen (Eth. II. prop. 47) kon hij niet met Bruno verklaren, dat ook het absolute slechts als ontkenning van alle relativiteit begrepen wordt. (De la causa etc. I. p. 263 Wagn.: Questo atto assolutissimo , ch'è medesimo che l'assolutissima potenza., non può esser compreso da l'intelletto, se non per modo di negazione: non può, dico , esser capito, nè in quanto può esser tutto, nè in quanto è tutto). [p. 60/61]"
Tot zover Land over Thomas en de Herbartianen voor wie we nu voldoende door hem en in het eerste blog door Grunwald gewaarschuwd zijn. Daarom nu even iets over
Johann Friedrich
Herbart (1776-1841)
Deze Duitse filosoof en pedagoog, die
zelf deels uit Kant en deels uit Fichte een leer in elkaar flanste
bracht een filosofie die vooral zou bestaan uit kritiek op andere
filosofieën, in de eerste plaats op Spinoza. Herbart zag niets in
Spinoza's monistische Deus sive natura, maar wel in Leibniz's
oneindigheid aan zelfvoorzienende monaden. Hij verbond ideeën met de
monaden van Leibniz en meende dat zij over energie van zichzelf
beschikten en als ideeën bewustzijn nastreven. Die ideeën die
overeenkomen met iemands apperceptie vormden het bewustzijn,
daaronder bevond zich het domein van het onbewuste.
Zijn kritische Über Spinoza's Ethik kan ik op internet niet vinden. Maar in zijn Historische Beiträge zur Philosophie (3 delen) en in Schriften zur Metaphysik [cf. zijn werk op archive.org] is veel commentaar op Spinoza te vinden. De "Zweite Abtheilung - Die Lehre des Spinoza - Erstes Capitel, Ontologie des Spinoza" begint aldus:
"Spinoza's Vortrag in seinem Hauptwerke, welches den Titel Ethik führt, ist mit so vielen dusseren Zeichen von Ordnung versehen, dass man glauben muss, er habe nach seiner Meinung seine Gedanken wirklich geordnet. Daher ist man es ihm schuldig, die Form seiner Darstellung zwar nicht in dem. theologischen Klange der Worte, aber im Wesentlichen der Begriffe und Schlüsse beizubehalten, welches von denen, die nur Resultate bei ihm suchen, pflegt vernachlässigt zu werden.
Zuerst muss man sich wiederum versetzen in ein Zeitalter, welches die Dinge aus ihrer Essenz und Existenz zusammenzusetzen gewohnt war. Was die Dinge seien, dies glaubte man sich zuerst so denken zu müssen, dass daraus die nöthigen Folgerungen könnten abgeleitet werden; ungefähr so wie man nach dem Beispiele der Geometrie (welchem auch Spinoza folgt) solche Definitionen und Axiomen voranschickt, wie man sie bei den Lehrsätzen gebrauchen wird. Dass die Dinge seien, würde niemals in dem Sinne erwogen, wiefern daraus eine Bedingung hervorgeht, die der Begriff des Was (der Essenz) erfüllen muss, damit der Begriff des Sein mit ihm könne vereinigt werden:
Das Sein dachte man sich als eine von den mehrem Bestimmungen des Dinges; und nachdem man das Ding, als Subject, schon vorausgesetzt hatte, (wie wenn es schon da stünde, noch ehe es ins Dasein einträte,) legte man hintennach das Sein, als ein Prädicat, ihm bei."