Kees Fens over Spinoza: "Puritein van de geest"
Zover ik weet heeft de literatuurcriticus Kees Fens (1929 – 2008) niet veel over Spinoza geschreven. Hij deed dat in ieder geval één keer. Gisteren kwam ik de fraaie recensie tegen van Fens in de Volkskrant van 12 maart 1999 over de merkwaardige Spinoza-biografie van Margaret Gullan-Whur. Hij recenseerde de Engelse uitgave. Anderhalf jaar later werd in het Spinoza Lyceum in Amsterdam de Nederlandse vertaling gepresenteerd bij gelegenheid waarvan Siebe Thissen een toespraak hield en o.a. zei: “Margaret Gullan-Whur heeft een vlotte pen, waarmee ze soms bijna achteloos de meest ingewikkelde wijsgerige denkbeelden helder weet te presenteren, zonder daarbij karaktertrekken van Spinoza en de historische setting te veronachtzamen.” […] “Gullan-Whur is geen engineer, maar een imagineer, een datadandy: een schrijver die stapelt, verknoopt, verbanden legt en doorkruist, zonder de essentie - het leven en werk van Spinoza - uit het oog te verliezen. Wetenschappelijke data, verdoemde data en virtuele data vinden alle hun plek.” Bijna-kritische woorden van Thissen die overigens nogal positief was.Nee, dan de typering van Fens: “Ik heb, geloof ik, niet eerder een biografie gelezen die zich bijna volledig als een schitterend bedenksel laat lezen.”
Mij viel als het meest merkwaardige op dat Margaret Gullan-Whur, die zich zo’n tien jaar met onderzoek naar Spinoza zou hebben bezig gehouden, als het er op aan kwam een nogal negatieve houding toont en helemaal niets van haar onderwerp moest hebben. Dat zij een Spinoza-hater (geworden) was droop er op vele bladzijden vanaf (zie mijn recensie van 27 augustus 2007). Ik overweeg de komende tijd het boek weer eens ter hand te nemen om er de goede dingen die het zeker ook bevat, uit te putten.Hieronder plaats ik die mooie recensie van Kees Fens.
Puritein van de geest door Kees Fens − 12/03/99
De zeventiende-eeuwse Nederlandse filosoof van Portugees-joodse komaf Spinoza (1632-1677) was de meest kritische geest van zijn tijd. De Britse filosofe Margaret Gullan-Whur schetst een fascinerend portret van een eenling die een internationale grootheid werd....
De baby is Baruch Spinoza. De uitdaging van een filosofische wet of misschien wel de ontkenning ervan (iets kan niet tegelijk zijn eigen ontkenning zijn) begeleidde de geboorte van een filosoof. Erger lijkt niet mogelijk.
Waarom dan dit begin? Speelsheid? Maar zelfs speelsheid moet zin hebben. Literatuur? De geboorten van veel groten gaan gepaard met bijzondere natuurverschijnselen. En regen die geen regen is, is natuurlijk een bijzonder verschijnsel, hoe gewoon het ook in Nederland is.
Natuurlijk ontdek je de leegheid van het vertoon pas na enige tijd: je blijft hopen op een passage waarin het begin ineens zin krijgt. Dat duurt even, tot je ontdekt dat dat begin in een andere zin kenmerkend is voor deze biografie van een filosoof. De auteur laat uit nogal wat gebeurtenissen, met name uit de vroege jaren van Spinoza, denkbeelden uit diens werk gestalte krijgen. De wereld gedraagt zich al spinozistisch voordat de jonge Baruch begon te denken.
Dat geluk was dat men er veilig was voor de Spanjaarden, die militair nog altijd delen van de Nederlanden bedreigden. Bij een dreiging konden in Amsterdam de sluizen worden geopend en een zondvloed zou de toegang tot de stad onmogelijk maken. Spanje waren de ouders van Baruch Spinoza nu juist ontvlucht. In Amsterdam was men veilig.
De auteur is filosofe. Zij promoveerde op een dissertatie over de wijsbegeerte van Spinoza. Zij kent het werk uiterst grondig - zo goed dat ze soms haast vanzelf spinozistisch begint te denken. Een even diepgaande kennis heeft zij van het werk van Spinoza's filosofische en andere wetenschappelijke tijdgenoten.
En toch, het historisch onderzoek van de auteur is grondig geweest. Ze roept het zeventiende-eeuwse Amsterdam op, geeft ook een mooi beeld van het Den Haag uit die tijd (in Den Haag woonde Spinoza zijn laatste jaren, hij stierf er ook en werd er - in een kerk! - begraven). De lotgevallen van de Zeven Provinciën in de periode van Spinoza's leven - politiek, militair en levensbeschouwelijk - worden uitvoerig en vaak met gedetailleerde kennis van zaken beschreven. Hetzelfde geld voor de gemeenschap van de Spaans-Portugese joden in Amsterdam.
Het moet de literaire presentatie zijn, en dat wil zeggen de soms even schitterend als kunstmatig aangebrachte samenhang, die de biografie vanaf de eerste zin dat bedachte en dus bedenkelijke karakter geeft, een gelijk karakter als het beeld van de Nederlandse zeventiende-eeuw van Simon Schama. De biograaf en de historicus dienen een literaire ascese te beoefenen. De filosoof trouwens ook. In dat opzicht is Spinoza voorbeeldig.
Dat er zo weinig over zijn persoonlijk leven bekend is, lijkt een bevestiging van zijn leer. Het uiten van ontelbare vermoedens - 'het zou', 'het is mogelijk', 'het is niet ondenkbaar' - over dat persoonlijk leven lijkt met het denken van de hoofdfiguur van de biografie in strijd.
Wellicht het meest frappant is - uit andere bronnen natuurlijk bekend, maar in de concentratie van de biografie haast vergroot - de betrekkelijkheid van de beroemde Nederlandse verdraagzaamheid en de daaruit volgende angst - ook bij Spinoza - bij andersdenkenden. God bleef toch de alleenheerser middels de kerk en de synagoge en hun fundamentalistische leer. De moed tot doordenken bij die grote geest in dat zeer breekbare lichaam wordt des te bewonderenswaardiger.
De naamverandering van Baruch in Benedictus - beide namen betekenen 'gezegend' - is meer dan een symbolische zaak. Die 'vernederlandsing' krijgt in de biografie vaak uitstekend gestalte, zeker in Spinoza's afkeer van alle uiterlijkheid, zijn voorkeur voor eenvoud en bijna strenge soberheid in het dagelijks leven. Hij leefde tenslotte in de door zijn denken bereikte harmonie van de geest, in het licht van de waarheid dat door alle Hollandse regen heen schijnt. Van die eenling, als door Margaret Gullan-Whur opgeroepen, gaat men ten slotte houden. Of is het van zijn geest?
De aan de handels- en financiële wereld ontleende metafoor is natuurlijk schitterend, want dat wij overal munt uitslaan, is toch onze meest kenmerkende eigenschap.
Staple of Sects and Mint of Schism grew,
That Bank of Conscience, where not one so strange
Opinion finds but Credit, and Exchan ge.