Klever's Spinozana Redux [8] Het licht van de eeuw, aangevuld met Spinoza's planum/album-vergelijking
Hier het 8e stukje van Wim Klever uit de NRC-reeks: dat van 13 augustus 1990 - Het licht van de eeuw.
Er is een inhoudsopgave van al deze stukjes. Als u op onderstaande kleine versie klikt krijgt u een goed leesbare grotere. Daarna volgt aanvullende informatie over dioptrica n.a.v. Spinoza's intrigerende planum/album-vergelijking.
Spinoza’s planum/album-vergelijking
[1] In zijn antwoord op vragen van Simon de Vries geeft Spinoza zijn definities van en toelichting op substantie en attribuut (brief 9). Hij geeft dan twee voorbeelden van hoe iets op twee manieren (met twee namen) kan worden aangeduid. Het eerste betreft Israël/Jakob. Het gaat hier om het tweede voorbeeld planum(vlak)/album(wit): “onder een vlak wil ik datgene verstaan wat alle lichtstralen ongewijzigd weerkaatst, en hetzelfde versta ik onder wit, met dien verstande dat men van wit spreekt vanuit het gezichtspunt van de mens die naar een vlak kijkt.” (vertaling Akkermans). Hier Spinoza's Latijnse tekst:
Secundo per planum intelligo id, quod omnes radios lucis sine ullâ mutatione reflectit, idem per album intelligo, nisi quòd album dicatur respectu hominis planum intuentis. &c.
[2] Bij het eerdere stukje over OPTICIEN plaatste ik op verzoek van Wim Klever deze toelichting van Spinoza op de verhouding attribuut-substantie met de vergelijking PLANUM/ALBUM. Deze vergelijking fascineerde Klever zeer en hield hem bezig. “Hoe zeer ik ook zoek in mijn boeken, de encyclopedie, op internet, ik kom er niet achter wie voor het eerst in de geschiedenis deze fysische of optische theorie heeft ontwikkeld / ontdekt / voorgesteld, dat wij WIT zien wanneer stralen van het licht weerkaatst worden op een volstrekt (100 procent) effen vlak, en dat dit laatste dus de voorwaarde is om überhaupt zuiver wit te zien. Sneeuw is wit omdat het zonlicht (of ander, zwakker licht) reflecteert op de gladde facetten van de kristallen. Spinoza schudt de vergelijking zo achteloos uit zijn mouw!"
[3] Onlangs liet Klever me weten: “Dezer dagen zat ik weer eens opnieuw met mijn neus in Descartes' werken en probeerde ik mij in te leven in de omwenteling die het teweeg bracht, de vervoering die geleerden bekroop bij de kennismaking ermee en de heftigheid van de strijd die erdoor werd ontketend. Nadat ik hem in het verleden menigmaal heb bestudeerd en er ook vaak over heb geschreven, geraak ik zelfs in de verleiding om na Hume terug te keren naar Descartes en iets te gaan schrijven in de trant van: "de onweerstaanbare dictatuur van Descartes' mechanicisme en zijn vervolmaking door Spinoza". De aanleiding voor deze bevlieging (want dat zal het gezien mijn leeftijd wel blijven) is dat ik aan het zoeken was naar de historische voorloper van Spinoza's uitspraak over PLANUM/ALBUM. Wel, dat is de DIOPTRICA van Descartes. En die Dioptrica is, evenals Le Monde en Huygens’ Traite de la lumière, een fascinerende verhandeling, die mij niet meer loslaat.
[4] In de 'Discours premier de la lumière' van Descartes' DIOPTRICA lezen wij "les uns (les corps plats) font reflechir ces rayons sans apporter aucun autre changement en leur action, a savoir ceux qu'on nomme blancs" (Uitgave F. Alquie, vol. 1, p. 662). Descartes vat de stralen van het licht op als deeltjes die ons oog bereiken vanuit de lichtbron. Huygens daarentegen als golffronten in de ether, maar dit punt maakt geen verschil voor onze kwestie. Wel is het interessant om Spinoza's formulering ("Onder een vlak wil ik datgene verstaan wat alle lichtstralen ongewijzigd weerkaatst") te lezen tegen de achtergrond van wat Huygens schrijft in zijn "Traite de la lumière" (pas uitgegeven in 1690), in de vertaling van H.J.M.Bos (Utrecht 1990): "We moeten daarbij opmerken, dat, hoewel de beweging van de ether-materie zich gedeeltelijk zou kunnen mededelen aan die van het weerkaatsende lichaam, dat feit in geen enkel opzicht de snelheid van het voortgaan van de golven waarvan de weerkaatsingshoek afhangt, kan wijzigen". Dat maakt duidelijk waarom Spinoza schrijft 'sine ulla mutatione'! Huygens bedoelt daarmee: met dezelfde snelheid en dat zal ook de bedoeling van Spinoza zijn geweest (die daarover met Huygens nog geen contact kon hebben gehad). Evenmin kende hij op dat moment Newton's Opticks, waarin gedemonstreerd wordt hoe het witte licht een compositie is van stralen met verschillende golflengten, die bij breking door een prisma uiteenvallen in de regenboogkleuren van rood (langste en sterkste) tot violet (kortste en zwakste). Ik citeer uit H.S. Thayer's Newton's Philosophy of Nature. Selections from his writings (1974): "Whiteness is the usual color of light; for light is a confused aggregate of rays indued with all sorts of colors, as they are promiscuously darted from the various parts of luminous bodies"(70).
[5] Zo kom ik van het thema "Het Licht van de eeuw" op het Licht zelf: wat het is, hoe het werkt, wat de resultaten zijn. Ik pak nog eens mijn artikel erbij dat ik in 1985 publiceerde in TIJDSCHRIFT VOOR FILOSOFIE o.d.t. "Nieuwe argumenten tegen de toeschrijving van het auteurschap van de STELKONSTIGE REECKENING VAN DEN REGENBOOG en REECKENING VAN KANSSEN aan Spinoza" (pp 493-503) en ben ook daardoor weer geïmponeerd, vooral door de manier waarop ik de zaak epistemologisch in het vat giet. In navolging van Descartes heeft Spinoza (volgens Jarig Jelles in de Nagelate Schriften) een verhandeling over de regenboog geschreven, maar heeft echter moeten vaststellen dat hij Descartes in dit opzicht niet kon verbeteren of overtreffen. Dus wierp hij de tekst in het vuur en beperkte hij zich tot de beknopte vaststelling in TTP 6, dat "de regenboog niets anders is dan de breking en weerkaatsing van de stralen van de zon, die zij in de waterdruppels ondergaan", een combinatie dus van breking en weerkaatsing. Het is nu vooral de PLANUM/ALBUM-vergelijking die de conclusie wettigt dat Spinoza zich inderdaad, diepgaander dan men gemeenlijk veronderstelt, met de aard van het licht en het ontstaan van kleuren heeft bezig gehouden. En dat spoor wil ik verder volgen omdat zijn optica daardoor in een ander licht komt te staan. Zie de hoogste interessante brieven 39 en 40 aan Jelles."