Leo Polak (1880-1941) geen Spinozist, wel bewonderaar van Spinoza

Dit blog is het vervolg op het eerste van 7 aug. en op het intermezzo van gisteren over Leo Polak’s "Liever een dode leeuw dan een levende hond", waarmee hij m.i. liet zien zich met Spinoza qua karakter te identificeren. Leo Polak moet een zekere ambivalente houding tegenover Spinoza hebben gehad. Hij distantieerde zich van diens filosofische systeem, maar had mateloze bewondering voor diens persoon en morele karakter. Hij zag hem niet als systematisch ethicus, wel als verheven en zeer adequate moralist. Ik kom er zo dadelijk op wat hij daarmee bedoelde.

In de uitvoerige aantekeningen bij de gepubliceerde tekst van een radiorede die hij hield op 21 maart 1931 voor de Vrijdenkers Radio Omroepvereeniging, schreef hij na een citaat uit Rückert's "Weisheit des Brahmanen":

“Men moge deze stemming en gevoelens religieus noemen, zij impliceren noch godsdienst, noch Godsgeloof. [...] Indien ik gelovig ware, ik zou pantheïst zijn in de geest van Spinoza. God ware voor kenniskritisch gezuiverd pantheïsme het boventijdelijk Alwezen dat zich aan kennend bewustzijn openbaart als het tijdelijk geestelijk Heelal, waarvan weer de Kosmos der natuurwetenschap het ruimtelijk Zinnebeeld is. Dit Alwezen is, als de God van Spinoza, principieel boven alle schrift- en kerkmythologie verheven, doch wij betoogden boven met Heymans, waarom wij het niet God mogen noemen. Voor mij althans is God te groot en te hoog om niet alles of niets ze zijn.” [In: "Eenheid boven geloofsverdeeldheid," In Verspreide Geschriften dl I, p. 124] Zie hoe hij er als atheïst een merkwaardig godsbeeld op nahield ("te groot en te hoog"). Zou hij Spinoza als een soort van gelovige hebben gezien?

Hij beoordeelde Spinoza’s filosofie als aanhanger van Gerard Heymans. En net als Heymans vond hij dat je in de 20e eeuw niet meer om de kritische kenleer van Kant heen kon. Grappig is te zien hoe hij er een soort gimmick van maakte om telkens, in al z’n teksten, erop te wijzen dat als Kant op de leeftijd van Spinoza gestorven zou zijn, we nooit van hem zouden hebben gehoord, want dan was hij een van de naamloos velen in het kielzog van Leibniz en Wolff gebleven en was hij niet door Hume uit zijn dogmatische sluimer gewekt. En Spinoza had nooit een Hume gehad en derhalve geen kritische kentheorie ontwikkeld. [Zie daarover het grapje in dit blog van 24 nov. 2010 n.a.v. zijn Spinoza-toespraak in 1927).

Van kenniskritiek vinden we volgens Polak bij Spinoza slechts aanzetten, niet meer dan kiemen. Vervolgens past hij Spinoza’s systeem zo aan dat van Kant aan, in de richting van de idealistisch- resp. psychisch monistische oplossing van Heymans (die Spinoza als ‘realistisch monist’ omschreef), waarbij onze kennis weliswaar wetmatig samenhangt met ‘een werkelijkheid', maar ons over de aard van die werkelijkheid niets leert en zeker niet als een afbeelding daarvan mag worden gezien. Die zienswijze van Heymans/Polak maakt de objectieve, ruimtelijk-tijdelijke, lichamelijke verschijning kennistheoretisch afhankelijk van de cogitatio (de perceptie), [waarbij zij hypothetisch aannamen dat die 'werkelijkheid' geestelijk van aard zou zijn; vandaar: idealistisch]. En zo meende Polak voor Spinoza (net als bij Kant) die kennis zijn symbolische betekenis voor het boventijdelijke of eeuwige te laten behouden. Ik denk echter dat Spinoza daarmee, met symboliek, geen genoegen zou hebben genomen. Geen wonder dan ook dat W.G. van der Tak, de vroegere secretaris van de VHS, Polak kwalijk nam dat hij Spinoza teveel in de richting van Kant wilde aanpassen, of zoals hij het fraai schreef: "Overigens gelooft deze Hoogleeraar aan de mogelijkheid van een door Kant gelouterd Spinozisme!" [In het Acht-en-dertigste Jaarverslag Mcmxxxiv- Mcmxxxv - 1934-1935  books.google] 

Meermalen vergeleek Leo Polak Spinoza en Kant, zag hij bij Spinoza ‘het monumentaalste dogmatisme’ en bij Kant ‘het principieelste kriticisme’. Dat voor zover hij hun filosofische systemen bekeek. Maar het liefst vergeleek hij hun persoonlijkheid, hun karakter, hoe zij handelden. En dan beoordeelde hij meermalen Spinoza als kritischer dan Kant. Zo zei en schreef hij: “Het is de individuele, kritische geest van Spinoza, die hem tot zijn verlossende resultaten brengt, ondanks zijn dogmatische methode, gelijk Kant op meer dan één punt dogmatisch en gebonden is gebleven, ondanks zijn kritische methode.” (p. 183-4 Gespreide Geschriften dl II - in zijn tekst voor De Socialistische Gids van nov. 1932 cf bij Delpher)

In al zijn stukken lees je dat je Spinoza niet moet zoeken in zijn systeem, maar – en in alle teksten citeert hij Frederik Pollock – in zijn geesteshouding (habit of mind). Want, zegt hij, wij weten nu immers dat we leven uit karakter, niet uit (systeem-)leer of geloof: uit de zedelijke waarde der persoon. En in die habit of mind was Spinoza niet minder kritisch dan Kant, wellicht zelfs meer (vielleicht in gewissen Sinne kritischer, freier von heteronomer Bindung – als Kant p. 189). Hij heeft grote bewondering hoe Spinoza een eeuw eerder dan Kant zo vrij is van elke gebodsheteronomie.

En net als Kant erkent Spinoza als waarheidsbron alleen de rede. Alle keren citeert hij instemmend uit de Korte Verhandeling hoe Spinoza daarin laat zien hoe altijd de onmiddellijke kennis die we hebben uit de rede vooraf gaat aan andere kenbronnen – en hoe we alleen maar met eigen ogen kunnen kijken.

In zijn toespraak en artikel “Spinoza als ethicus” zegt hij luid en duidelijk: die is er niet! Hij noemt Spinoza een ‘bedenkelijk ethicus’, maar een ‘voortreffelijk en edel moralist’. Spinoza heeft volgens hem wel een zedenleer of moraal, maar – naar hedendaagse maatstaven, zegt hij er duidelijk bij -  geen ethiek, want voor ethiek maak je onderscheid tussen zijn en behoren, werkelijkheid en waarde, noodwendigheid en plicht.
Dat hij telkens weer stelde dat Spinoza geen theoretisch ethisch stelsel had opgebouwd, kwam doordat hij in navolging van Heymans, ervan overtuigd was dat je voor het (objectief) ethisch oordelen een axiologie, of waardenhiërarchie moet ontwikkelen.

Gerard Heymans, die hij (Polak) navolgde, stond het principe van objectiviteit voor; d.w.z. hij ging uit van het bestaan van universele waarden, zowel theoretische als praktische. Hij steunde daarbij sterk op het onderscheid dat Kant aanbracht tussen heteronomie (waarbij van ons van buitenaf opgelegde normen wordt uitgegaan) en autonomie (waarbij we helemaal varen op de eigen rede).

Prof.dr. Leo Polak, portret Univ. GroningenJe moet, vond Polak dus, laten zien hoe je oordeelt, van waaruit je oordeelt, wat je maatstaven bij het ethisch oordelen zijn. Welnu, daarover trof je bij Spinoza geen beschouwingen aan. Maar, zo vond Polak, Spinoza oordeelde wel voortreffelijk: hij was een goede moralist - en daarbij hield hij zich niet aan zijn eigen leer, wat Polak dan weer wel zeer kon waarderen. Maar beter had hij het uiteraard gevonden als Spinoza wel zijn axiologie had ontwikkeld. Nu blijft waardetoekenning (of ‘axiologisch keuren’) bij Spinoza slechts iets subjectiefs en betrekkelijks. Maar, en daar wijst Polak telkens op, zelf komt Spinoza zijn eigen verzet tegen waarderen en beoordelen te boven: hij hééft geoordeeld en beoordeeld – en zich niet door z’n eigen systeem laten bepalen.
Want in het ethisch oordelen hanteert Spinoza net als Kant de eigen rationele en universele d.w.z. algemeen-geldende wetten, want uiteindelijk is het naturalisme, de conatus, niet het criterium doch slechts het fundament, zoals leven het noodzakelijke fundament is voor goed leven.

Krop vat samen: Typical of moral acts is “the defeat of all egoistic, subjective partiality, the Vernunftgemässheit of the will… the life sub ductu rationis”. These phrases clearly indicate that Spinoza, according to Polak, was a predecessor of Kant, although his ethical theory was in many respects insufficient.”

Polak kon de dingen cru zeggen; op scherpe wijze polemiseren is zijn leven lang een trek van hem gebleven. Maar hier had hij wel een punt. Ook Wolfgang Bartuschat heeft er op gewezen, hoe Spinoza, met name in het 4e deel oordeelt, waarbij vele van die oordelen niet uit eerdere stellingen bewezen worden, maar als het ware 'van buitenaf', vanuit Spinoza's - als algemeen opgevatte - ratio worden geformuleerd. Om een voorbeeld te noemen: stelling 4/45, "Haat kan nooit goed zijn", daarvan kun je niet zeggen dat het werkelijk vanuit Spinoza's systeem bewezen wordt.

En zo kun je volgens mij, hoewel je best bezwaren kunt hebben tegen zijn stelligheid en het enigszins idealistische van zijn eigen filosofie, zeker wat leren van hoe deze (kritisch blijvende) bewonderaar van Spinoza zich in diens teksten heeft verdiept. Niet zomaar wegwerpen, deze kritische lezer van Spinoza.

____________

Bronnen en ov. literatuur 

Voor de teksten van Polak over Spinoza wijs ik naar het eerste blog.

De tekst van Leo Polak’s rede “Spinoza als ethicus," is uitgegeven in: “SPINOZA. Gezamenlijke redevoeringen, gehouden bij de Spinoza-herdenking door de afdeeling-Nederland van den Kant-Gesellschaft op Donderdag 29 December 1932 te Amsterdam in de Agnieten-kapel (Athenaeum-Illustre) door Dr. J.D. Bierens de Haan, Prof. Mr. Dr. Leo Polak, Dr. J.H. Carp, Jhr. Mr. Dr. J.J. von Schmid en Dr. H.W. van der Vaart Smit’, uitg. op gezag van de Afdeeling-Nederland der Kant-Gesellschaft, Haarlem, de Erven F. Bohn N.V., 1933.” Deze brochure is door David Bakker gescand en als PDF geplaatst op vrijdenkers.nl

Polak's "Spinoza 1932-1977" in De Socialistische Gids van nov. 1932  is in te zien bij Delpher 

Een goede tekst over Polak op Historici.nl

 

Leo Polak op de Humanistische Canon

Oppervlakkiger info uiteraard op wikipedia

Pieter (P.H.J.M.) Derkx, De humanist en vrijdenker Polak. In: Jeroen Bartels, Hans Blom en Homme Wedman (Red.) Leo Polak: Het vrije denken en het maatschappelijke handelen, Damon, 2001, pp. 33-42
Abstract: Leo Polak wordt het meeste recht gedaan, als we zijn vrijdenken en humanisme interpreteren als de overtuiging dat de op rede gebaseerde menselijke eenheid gaat boven de geloofsverdeeldheid. Polaks strijdbaarheid kwam primair tot uiting in zijn verzet tegen het heteronomiebeginsel, tegen de verdeeldheid van mensen in groepen die zich funderen op verschillende bovennatuurlijke openbaringen. [PDF]

Bert Gasenbeek (Red.), ‘Liever een dode leeuw dan een levende hond’. Over de betekenis van de vrijdenker en humanist Leo Polak (1880-1941). Humanistisch Historisch Centrum, Papieren Tijger, 2011

De enige tekst over Polak's Spinoza die ik vond:
H.A. Krop, "Spinozism and Dutch Jewry between 1880 and 1940". In: Judith Frishman, Hetty Berg (Eds.), Dutch Jewry in a Cultural Maelstrom, 1880-1940. Amsterdam University Press, 2007 [books.google]

Een nog een beetje over Spinoza in:
Peter Derkx, "Eenheid boven geloofsverdeeldheid. Het humanisme van Leo Polak." In: H. A. Krop, Arie Johan Vanderjagt (Red.): Zeer kundige professoren: beoefening van de filosofie in Groningen van 1614 tot 1996. Uitgeverij Verloren, 1997 [books.google]

Toevoeging 10 aug. 2012

Ik ontdek dat ik een passage over zijn laatste tekst over Spinoza vergeten was in 't blog op te nemen; die voeg ik alsnog bij. 

Polak schreef “De betekenis der Joden voor de wijsbegeerte” in: Brugmans/Frank De Geschiedenis der Joden in Nederland dl I, 1940. Een vooral historisch hoofdstuk over Spinoza, Uriël da Costa, Isaac Orobio de Castro en Isaac de Pinto. Daarin vroeg hij zich af of er iets specifieks ‘joods’ aan hun filosofie was. Hij antwoordde bevestigend op die vraag: ‘joods’ sloeg op een kritische, strikt analytisch denkende geest, waarbij niet zomaar de waarheid van bestaande ideeën, mythen e.d. wordt aangenomen. Krop wijst erop dat opvallend is dat hij dat niet als eigen conclusie brengt, maar daarvoor zijn collega H.J. Pos citeert, en stelt dan: “These reflections are a departure in Polak’s work provoked by the rise of racism, for, like Wolf, Polak saw himself as a humanist rather than a Jew.”

Reacties

Contra Bartushat: zie mijn uitleg van Spinoza's toereikende bewijs op p. 551-553 in ETHICOM. Ligt Hamburg ook niet ergens achter Groningen?

Ook dit wilde ik nog zeggen, Stan, dat je wel een bewonderenswaardige schets hebt geboden van Polaks wanhopige worsteling met Kant's kwalijke erfenis. Hij had zijn tijd beter kunnen besteden, maar was nu eenmaal door Heymans op een uitzichtsloos spoor gezet.

Wim, je zal het niet toegeven, maar impliciet bevestig je door terug te grijpen op de KV, dat Spinoza's "bewijs" van 4/45 nogal louter moralistisch klinkt. Maar ook in die passage in de KV (2/6) is een zeker moralistische oordelen over wat we 'moeten' te bespeuren. Pro Bartuschat.

Verder verheug ik me erover dat je mijn schets van Polak 'bewonderenswaardig' vindt - ik had er mijn best op gedaan.

Stan,
Mijn complimenten voor je rake samenvatting van Polak's filosofische tweeslachtigheid jegens Spinoza.

Wim,
Op gevaar af een open deur in te trappen, kan je kort aangeven waarom je spreekt over "Kant's kwalijke erfenis"?

Stan, mijn KV-citaat is een perfecte wetenschappelijke, d.i. niet moralistische, toelicting op het beroep op 437 in 4/45d.
Fred, Kant zit fout met zijn kennisthorie. Korter kan ik het niet aangeven. Volgens hem kennen wij niet het wezen (an sich) der werkelijkheid.