Lyrisch over vertaling van en inleiding op de TIE door Theo Verbeek

Gisteren sloten we in de Spinoza Kring Limburg de bestudering van Spinoza’s TIE af. We deden dat uiteraard aan de hand van de voortreffelijke vertaling en toelichting door Theo Verbeek in de fraai verzorgde uitgave van de Historische Uitgeverij Groningen uit 2002, waarvan de meesten van ons in het bezit waren; een enkeling “moest het doen met” de latere – toch ook fraaie - paperbackeditie.

 

 

In dit blog wil ik een bescheiden aantal evaluerende opmerking over Verbeeks werk maken. Eerder had ik al eens een uitgebreid verslag over de voortreffelijke inleiding op de TIE die hij tijdens de VHS voorjaarscursus over de TIE op 12 maart 2011 hield [cf. blog]. Hier wil ik nog eens dankbaar vaststellen wat een fraaie vertaling met goede informatieve voetnoten hij ons, geïnteresseerden in Spinoza die geen of te weinig Latijn lezen, voorgezet heeft. Maar vooral ook wat een zeer verhelderende toelichting en commentaar hij bood met zijn omvangrijke essay aan het eind: “Spinoza’s verhandeling over de verbetering van het verstand: een inleiding in de filosofie”. Aan alles is duidelijk dat een groot kenner van de filosofie van Descartes die zich inmiddels ook uitgebreid met Spinoza was gaan bezig houden (hij schreef ook een boek over de TTP), Spinoza vooral toelichtte vanuit en in contrast met Descartes. Dat vooral maakt het juist zo’n waardevolle inleiding. Uit dat contrast komen de dingen scherper naar voren.

Interessant is wel te ontdekken dat Verbeek uiteindelijk toch meer aan de kant van Descartes lijkt te staan, zonder dat hij Spinoza overigens aanvalt of verkettert. Nee, hij neemt Spinoza uiterst serieus als denker. Maar… Ik noem hier enige voorbeelden waaruit je kunt afleiden dat uiteindelijk Verbeek aan de kant van Descartes staat.

Nadat hij in voorafgaande paragrafen uitgebreid Spinoza’s positie heeft toegelicht die zegt dat de waarheid geen nader criterium behoeft, maar de index is van zichzelf en de onwaarheid, uitlopend op de stelling “Elk idee van een eeuwige waarheid is waar”, schrijft Verbeek dat dit paradoxaal is, n.l. dat hoewel het de meest centrale stelling van de TIE is, een expliciete en overtuigende argumentatie en rechtvaardiging ontbreekt (blz. 129). Hier blijkt Verbeek a.h.w. namens Descartes tegen Spinoza te zeggen, dat alles wat hij zegt niet klopt, want dat er toch nog een rechtvaardiging aan die waarheidsclaim moet worden toegevoegd. En dat dat níet nodig is – als je maar volgens de juist orde en aan de juiste kant beginnend filosofeert - is nu juist waar het Spinoza om gaat.

In een heldere paragraaf waarin Verbeek de verschillen tussen Descartes en Spinoza wat betreft waarheid en twijfel bespreekt, waarin hij mooi de overeenkomst tussen de twijfel (tussen ideeën) en de besluiteloosheid (tussen emoties) laat zien, beweert hij: “Ook bij Spinoza wordt dus de methode uiteindelijk gedragen door ‘twijfel’, mits deze wordt opgevat als de voortdurende strijd tussen ideeën die elkaar verdringen, niet alleen tussen de ideeën van de imaginatio en van het verstand, maar ook tussen de ideeën van het verstand onderling.” (blz. 132) Inhoudelijk is het wel oké, maar dat Spinoza het bestaan van mogelijke twijfel erkent (tussen verstandsideeën die niet al geheel rijp en in nog ontwikkeling zijn) is uiteraard op geen enkele manier te vergelijken met de kunstmatige methodische twijfel waar Descartes van uitgaat. Ook hier proef je de cartesiaan die even Spinoza alsnog op z’n nummer wil zetten.

Het zijn slechts speldenprikjes, die zeker niets afdoen van het heldere resultaat dat ontstaat juist door die voortdurende vergelijking tussen beide filosofen. Ik sluit graag af met het citeren van Verbeeks slotalinea:

“Zoveel is zeker, de opbouw van de Verhandeling toont een duidelijke parallellie met het Discours, wat des te interessanter is omdat in colleges over de Principia zoals die aan de Leidse universiteit gegeven werden, de inleiding doorgaans bestond uit een commentaar op de eerste drie delen van het Discours. De verschillen met Descartes zijn niettemin aanzienlijk. Deze spitsen zich toe op de theorie van het idee, het oordeel en de twijfel. Dit is des te opvallender omdat bij nadere analyse het resultaat van Spinoza's eigen discussie op veel punten zeer dicht bij de theorie van Descartes blijkt te staan. Het verschil is tweeledig: 1) Spinoza ontkent elk aandeel van de wil in het oordeel (hoewel dat in de Verhandeling nauwelijks enige rol speelt, mogelijk omdat Spinoza geen theorie van het verstand 'langs de weg van zijn eerste oorzaak' wil ontwikkelen); 2) Spinoza keert het, overigens ook door Descartes gemaakte onderscheid tussen imaginatio en verstand (intellectus) tegen Descartes, door het te beschouwen als een onderscheid tussen twee radicaal verschillende typen van ideeën. De ideeën van de imaginatio zijn wezenlijk passief en nietszeggend; die van het verstand zijn 'het begrijpen zelve' en hebben geen ander teken nodig dan zichzelf om als waar begrepen te worden. En om die reden kunnen de ideeën van het verstand als 'norm' fungeren voor de ideeën van de imaginatio. De eigenlijke methode komt dus neer, niet zozeer op een 'verbetering' of, zoals ook wel gesuggereerd is, 'zuivering' van het verstand, maar eerder op een bevrijding of 'emancipatie' van het verstand: zodra het verstand geëmancipeerd is en zijn eigen wetten kan volgen, produceert het uitsluitend ware en zekere ideeën.”  

Reacties

Jaa, dat heb ik dus moeten missen (SpinKrinLim, maandagavond) al heb ik het lezend tot me kunnen nemen. Moet je maar niet veertien dagen bij dertig graden op 700 meter op de helling van een berg in ZuidPortugal gaan zitten, zou ik tegen mezelf kunnen zeggen. Gelukkig biedt deze positie met brede blik op de oceaan in de verte ook perspectieven. Als ik het goed begrepen heb gaat de SKL nu in de nazomer (?) verder met de TP in de vertaling van Karel D'huyvetters. In de inleiding van Jonathan I. Israel op de TP (ook vertaald door Karel D'h) vind ik een dergelijke uit-een-zetting als waar Stan Verdult hierboven bij Theo Verbeek op doelt. Nu niet over het onderscheid van inzicht tussen Descartes en Spinoza met betrekking tot de imaginatie en het verstand, maar over het verschil van opvatting tussen Spinoza en Rousseau over de grondslagen van de democratie. Trefwoorden zijn hier 'de algemene wil', het gemenebest en de 'volonte generale'. Geheel andere vraagstukken dan die in dit blog van Stan aan de orde zijn; daarom laat ik het hierbij. Ik wil maar zeggen dat uit-een-zettingen als die van Verbeek of in dit geval van Israel mij goed helpen bij beter 'kort begrip'. De mij als oud-onderwijzer vertrouwde JJR, met zijn 'Du contrat social' wordt in de inleiding van Israel neergezet als een romanticus 'pur-sang' en Diderot (en d' Holbach e.a.) blijkt veel dichter bij Spinoza te staan met zijn denken over democratie op basis van rede en redelijkheid. Waarvan akte, en nu verder...

Aris, we beginnen met de TP al in de voorzomer. n.l. op 15 juni. Ik neem aan dat je dan je zoektocht naar sub specie aeternitatis op je berg met uitzicht op de oceaan wel beëindigd zult hebben? Gaan we met de TP weer met de benen op de gewone grond komen.