Mijn eindevaluatie van Yitzhak Y. Melamed’s Spinoza’s Metaphysics. Substance and Thought
Na twee blogs over het boek van van Yitzhak Y. Melamed, Spinoza's Metaphysics. Substance and Thought [Oxford University Press USA, 2013], wil ik afsluiten met een blog waarin ik mijn ‘eindoordeel’ erover geef. ‘Eindoordeel’ uitdrukkelijk tussen aanhalingstekens, daar het niet meer is dan een tijdgebonden dus wellicht voorlopige eindindruk.
Aan de aanvang wil ik kwijt dat het een studie betreft die getuigt van Melamed’s indrukwekkende kennis van Spinoza’s werk en van de secundaire Spinoza-literatuur. Er is veel van hem op te steken. Hij biedt echter geen simpele literatuur. Het is dan ook bepaald niet aan te raden aan hen die niet al heel diep met beide literaturen vertrouwd zijn en slechts beginnende of incidentele interesse in Spinoza hebben. Het is echt een boek voor scholars (en hen die daarbij in de buurt komen).
Ik beschouw Melamed’s – deels speculatieve - reconstructie van Spinoza’s metafysische systeem die hij uiteindelijk schetst als een soort matrix van ‘godsmodi’, waarvan de modi van attributen (b.v. mijn lichaam en mijn geest) facetten zijn; de ideeën van de godsmodi (modi van alle attributen) zijn eveneens facettair gestructureerd, als mogelijk nuttig bij het begrijpen van Spinoza’s systeem.
Ik zet echter een vraagteken bij zijn claim dat hiermee beter te begrijpen is (uitgelegd wordt) dat en waarom wij met onze geest (ons idee-facet) de andere attributen (andere dan denken en uitgebreidheid) niet kunnen kennen. Dit is een petitio: vanuit die gescheidenheid en onkenbaarheid is het model immers opgebouwd – dat is ‘verklaren’ vanuit principes die er al zijn ingestopt.
Wat betreft zijn vinding dat het parallellisme eigenlijk bestaat uit twee onafhankelijke en niet tot elkaar te reduceren parallellismen, heb ik al aangegeven dat ik die weinig overtuigend vind, vooral daar hij het zgn. idee-ding-parallellisme (van 2/7) als representationeel typeert, hetgeen hij onvoldoende onderbouwt. Hij leunt hierin helemaal op zijn leermeester Michael Della Rocca, die de representatie van ideeën van hun ideatum vanuit 2/7s onderbouwt, zonder van het door Melamed geziene onderscheid gebruik te maken. Die inconsistentie in zijn ‘theorie’ onderkent Melamed niet.
Een sterk punt vind ik dat hij laat zien dat de oplossing van problemen die Bayle (en Curley) en Hegel ontwaarden, w.b. de relatie tussen substantie en modi, gezocht moet worden in Spinoza’s vinding van de oneindige modi. Hij gaat heel ver in het reconstrueren van de eigenschappen en functie van die modi, maar moet toegeven dat Spinoza er uiteindelijk te weinig over heeft gezegd en er te vaag over bleef. Maar dát de oplossing van veel problemen (en zgn. inconsequenties) daar gezocht moet worden, heeft hij m.i. overtuigend aangetoond.
In het tweede blog heb ik laten zien dat hij een – ook deels speculatieve – maar m.i. geloofwaardige en vruchtbare behandeling van de idea Dei geeft, maar ook dat hij de belangrijkste rol van de idea Dei (n.l. het overbruggen van de causale en conceptuele barrière der attributen, ofwel het tot object van het verstand maken van de dingen) niet heeft gezien. Overtuigend vind ik zoals hij heeft laten zien dat de idea Dei zowel (soms) verwijst naar God als Natura naturans, maar ook verwijst naar het geheel: God en alle dingen die uit God voortkomen, zowel de Natura naturans als de Natura naturata.
Hij behandelt hoe rijker het attribuut denken is, daar het als enige over alle attributen heen de hele substantie omvat. Ook daarin behandelde hij onvoldoende (maar wel enigszins) de rol van de idea Dei. Ik heb al in het eerste blog aangegeven dat ik zijn verdergaande uitwerking daarvan door in Spinoza een dichotomie tussen Zijn en Denken te zien, te ver vind gaan. Zo lijkt denken niet tot het zijn te behoren, terwijl dat bij Spinoza juist wel het geval is.
Al met al een rijk, veel biedend boek, met veel zinvolle inzichten, maar tegelijk een boek dat ook flink wat aanleiding tot tegenspraak zal geven.