Mogens Laerke tilt zijn oppositie tegen "platonizerende lezingen van essenties in Spinoza" naar het niveau van wetenschappelijk boek en tijdschrift

In eerdere blogs hebben we hier flink gediscussieerd over de lezingen die Mogens Laerke hield in Leuven [2014] en Nijmegen [2015] over “Aspects of Spinoza’s Theory of Essence: Formal Essence, Non-existence and Two Types of Actuality,” om te beginnen in het blog van 21 februari 2015 "Mogens Lærke’s diep gravende, maar m.i. nog onvoldragen tekst." Ook in latere blogs werd de discussie naar aanleiding ervan voortgezet. De draft ervan verscheen een half jaar later op zijn pagina bij academia.edu.

Inmiddels is in een vervolgartikel te lezen dat dit stuk in een boek gepubliceerd gaat worden, t.w.

• “Aspects of Spinoza’s Theory of Essence. Formal Essence, Non-existence and Two Types of Actuality,” in M. Sinclair (ed.), The Actual and The Possible, Oxford: Oxford University Press, [forthcoming]. NB op de webpagina van Sinclair is te lezen dat het in 2016 zal verschijnen, maar de website van OUP laat nog niets zien.

Ik ben benieuwd of hij nog wijzigingen in dat stuk heeft aangebracht.

Ook op dat vervolgartikel wijs ik graag, daar ook dat een onderwerp betreft dat hier vaak aan de orde is geweest:

• “Spinoza on the Eternity of the Mind,” in DIALOGUE, [forthcoming] draft eveneens al op academia.edu geplaatst.

Zo heeft ook Laerke nu uitgebreid geschreven over dit zo veel besproken thema bij Spinoza. Ik zal het met interesse gaan lezen, maar wilde het meteen al aan de belangstellenden melden. Uit de inleiding blijkt dat hij ook in dit artikel vooral tegen de platonizerende lezingen bij Spinoza scholars in wil gaan:

“It is first of all the understanding of the eternity of the mind that one will find among commentators who consider Spinoza to be a kind of Platonist about essences. By ‘Platonism,’ I here understand a doctrine according to which essences and existences occupy two distinct ontological realms, so to speak, or an ontology that contains two distinct levels: a level where the essences of things can be found in some possible, ideal, or non-actual form; and another level where things have actual existence. This Platonizing approach to Spinoza’s theory of essence and existence mainly hinges on a distinction allegedly found in Spinoza between the ‘formal essence’ and the ‘actual essence’ of things. I have elsewhere put considerable energy into demonstrating that this dichotomy between formal essence and actual essence is false. But, if I am right about that, it implies that interpretations of Spinoza’s conception of the eternity of the mind hinging on this Platonizing interpretation of Spinoza’s ontology must be equally false. This is particularly unfortunate to the extent that some recent readings of this variety have become very influential.”

[Foto van Mogens Laerke (CNRS/Ecole Normale Supérieure de Lyon) bij zijn lezing over "Leibniz on Spinoza" tijdens de najaarsbijeenkomst van de Vereniging Het Spinozahuis in de Doelenzaal van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam op 12 december 2015]  

Reacties

Mogens Laerke legt terecht de vinger op een incongruentie in de bestaande interpretaties van Spinoza's theorie van essenties. De incongruentie bestaat erin dat essenties zich manifesteren op twee ontologische niveaus: aan de ene kant de formele essentie als een eeuwige modus, aan de andere het actuele bestaan en de actuele essentie als een tijdelijke modus. Hij meent, m.i. terecht, dat dit niet past in de ontologie van Spinoza en noemt dit 'platonizerende' visies op Spinoza. Het alternatief dat hij biedt is echter niet veel beter, zo niet slechter. Het wordt uitvoerig besproken in mijn artikel 'Spinoza: zijn essenties van particuliere dingen eeuwig?' dat komend voorjaar verschijnt in Tijdschrift voor Filosofie. Het is hier niet de plaats om het alternatief van Laerke te beschrijven (zie verwijzing in blog), noch mijn argumenten op te sommen tegen de afzonderlijke punten en argumenten van Laerke. Ik vermeld alleen de conclusie:

'We kunnen we concluderen dat Laerke ten aanzien van de bestaande interpretaties een goede diagnose heeft gesteld. Helaas heeft hij het fatale uitgangspunt overgenomen dat essenties van dingen eeuwig zijn. Dat heeft er mede toe geleid dat zijn alternatief, zoals we hebben gezien, gebouwd is op louter ondeugdelijke argumenten.'

Ik weet niet of en wat hij zal veranderen in het boek, maar de essentie van zijn visie is principieel onhoudbaar.

Nou ja, principieel onhoudbaar..... De kern van Laerke's oplossing is: de eeuwige essentie van een ding beweegt zich op één niveau van de werkelijkheid: het attribuut bevat de essentie van ‘het ding als bestaand’ of van ‘het ding als niet-bestaand’. Voor dat laatste voert hij vier argumenten aan die, zoals ik aantoon, geen van alle stand houden. Hij wordt tot kunstgrepen gedwongen omdat hij (op grond waarvan?) ervan uitgaat dat essenties eeuwig zijn.

Mogens Laerke blijkt dit blog niet te volgen want hij lijkt over essenties volledig op het standpunt te blijven waar we hier vorig jaar zoveel kritiek op gegeven hebben :-). Iets anders is dat zijn artikel weinig of geen praktisch bruikbaar inzicht verschaft inzake de eeuwigheid van de geest. Het onderscheid dat hij maakt tussen 'absolute aspect of eternity' en 'scalar aspect of eternity' is interessant - het scalar aspect is het groter worden van het eeuwige deel van ons verstand als we adequate ideeën vormen - maar maakt me niets wijzer inzake hoe een eeuwig iets groter kan worden. Of ziet iemand anders dit wel?

Om te laten invoelen hoe onmogelijk de oplossing van Laerke is, misschien het volgende: de essentie van een ding als bestaand (een bestaand ding) is dezelfde als de essentie van het ding als niet bestaand (het niet-bestaande ding). Het is immers een eeuwige essentie.

Dat kan heel goed want in beide gevallen ligt de essentie in de attributen.E2/8p en c.

zie hier een vervolgblog over dit artikel

http://spinoza.blogse.nl/log/het-altijddurende-onderwerp-van-de-eeuwigheid-van-de-geest-bij-spinoza.html