Om te beginnen: de redactie is deze keer vergeten de stelling waar het hier over gaat, aan te geven (in de krant staat deze er wel bij). Het gaat over Stelling 22 in Deel V: ‘Niettemin bestaat er in God noodzakelijk een voorstelling, die het wezen van de verschillende menselijke Lichamen onder het gezichtspunt van de eeuwigheid afdrukt.’
Natura naturans en natura naturata begrijpen
Ik ben het eens met Erik Tjallinks (zie hier) dat de uitleg van Hendrikus Keijzer (zie hier) over de overgeleverde botten weinig toelicht over deze stelling. Het is merkwaardig om DNA gelijk te stellen met ‘de noodzakelijke voorstelling in God’ of met geest. Misschien kom ik hierop nog terug.
Nu wil ik wijzen op het risico dat de uitleg van Tjallinks over de natura naturata (door hem vertaald met 'de scheppende natuur') tegenover de natura naturata (door hem vertaald met 'de geschapen natuur') erg dicht in de buurt komt van een tegenstelling tussen Schepper – schepping, iets dat – zoals we weten – geen Spinoza meer is. Spinoza benadrukte voortdurend de eenheid van alle natuur. Elk dualistisch denken daarover moet verworpen worden. In dat ene zijn wel aspecten (attributen) te onderkennen, maar het zijn aspecten van één en hetzelfde. Daarin, in die ene natuur, is een dynamisch/veroorzakend/resulterend/naturerend aspect te onderkennen naast een geëffectueerd/geresulteerd/genatureerd aspect, maar zet die in werkelijk bestaande entiteiten niet tegenover elkaar alsof ze los van elkaar (be)staan – net niet zoals geest en lichaam. De geest is het idee van het lichaam. De natura naturans is het dynamische aspect in/van de natura naturata.