Nietzsche: sub specie Spinozae

                                 (Een opwekkende paasgedachte)

   

Over Nietzsche heb ik enige blogs gehad – hoe hij aanvankelijk enthousiast Spinoza als een verwante geest ontdekte (zijn 'Vorgänger') die, zo schreef hij in een briefkaart aan Franz Overbeck, “kennis tot het machtigste affect wilde maken” en de vrije wil ontkende. Een poosje was Spinoza voor hem ‘de reinste wijze’ [zie blog van 2 nov. 2009]. Iets later, toen het rationalisme voor hem had afgedaan, kwam zijn kritiek en vond hij in De vrolijke wetenschap (1882) in tekst 333 dat Spinoza zich onvoldoende had afgevraagd wat er stak achter ‘non ridere non lugere’ en hij vond dat door de ontgoddelijking van de natuur Spinoza’s "Deus sive Natura" wel omgezet móest worden in “Chaos sive Natura” [zie blog van 12 jan. 2011, waarin ook de complete tekst van de briefkaart aan Franz Overbeck van 30.7.1881]. Tenslotte betrok hij Spinoza in De Antichrist (1888) in zijn bijtende hoon op ‘de heren metafysici’ die hun verzinsels om God heensponnen tot hij “zelf spin, zelf metafysicus werd en de wereld tevoorschijn spon – sub specie Spinozae.” (§ 17)

Aanleiding voor tóch nog een keer Nietzsche in dit spinnenweblog is dit schitterende boek van Paul van Tongeren: Het Europese nihilisme. Friedrich Nietzsche over een dreiging die niemand schijnt te deren [Vantilt, 2012].

Ik meende dat Van Tongeren vooral Augustinus-kenner was, maar hieruit blijkt*) dat hij zich ook intensief met Nietzsche bezighoudt. Onlangs werden van hem ook colleges over Nietzsche en het nihilisme op CD gepubliceerd. Hij geeft een mooi overzicht van de verschillende betekenissen van nihilisme in Nietzsche’s werk, de verschillende soorten nihilisme die hij onderkent en de ontwikkeling van het nihilisme zoals hij het in Nietzsches denken ontwaart.

Aan het begin van zijn boek biedt hij een verzameling relevante teksten van Nietzsche, de meeste uit de Nagelaten Aantekeningen en uit Die fröhliche Wissenschaft. Vervolgens biedt hij een korte geschiedenis van het nihilisme. Jammer vind ik dat hij niet heeft opgepakt dat het nihilisme-begrip door Friedrich Jacobi is gemunt in zijn Spinozabüchlein van 1785. Hij was het die vreesde dat ‘geloof in Spinoza’ tot nihilisme zou leiden – een term die hij daarvoor als eerste muntte. Van Tongeren vermeldt wel de brief van Jacobi aan Fichte uit 1799 waarin hij diens denken nihilisme noemt. Maar Jacobi verzon dat woord dus al bijna vijftien jaar eerder en precies m.b.t. het Spinozisme, dat hem dus wel zeer fascineerde, maar dat hij niet voldoende begreep, althans niet kon accepteren.

Nog eens Nietzsche en Spinoza
Op twee pagina’s aan het eind van de paragraaf over de ontwikkeling van het nihilisme-begrip bij Nietzsche (p. 146/7) geeft Van Tongeren een fraai overzicht van de betekenis van Spinoza voor Nietzsche in zijn worsteling met de keuze uit twee alternatieve reacties op de hem ontstellende gedachte aan de ‘eeuwige wederkeer van alles’. Als alles wederkeert is de werkelijkheid niet een proces richting een (eind)doel (van de eschatologische heilsgeschiedenis of het utopische vooruitgangsgeloof, of een ‘finale in het niets’). De ontkenning van elk einddoel, elke teleologie, kan dan op twee manieren geïnterpreteerd worden: ofwel dat alles volstrekt zinloos is, ofwel dat alles volmaakt is.
De eeuwige wederkeer van hetzelfde kan betekenen, ofwel dat er nooit een einde komt aan het proces, ofwel dat het proces zijn ‘doel’ altijd al heeft bereikt. Je kunt ofwel de houding aannemen (vanuit een vermeend ideaalbeeld evaluerend) dat alles tevergeefs is (de absurditeit van de door Sisyfus almaar omhoog te rollen steen die nooit bovenkomt; dan neem je kennelijk een te realiseren doel aan). Maar anderzijds, als zo’n einddoel er niet is, kan er dus ook nooit iets mislukken en is er nooit iets wat aan het proces ontbreekt; m.a.w. dan is ‘alles volmaakt, goddelijk, eeuwig’.  

De eerste positie of houding omschrijft Nietzsche als ‘de extreemste vorm van nihilisme’ die hij ook noemt ‘de Europese vorm van (..) boeddhisme.'
De alternatieve positie is de ‘pantheïstische ja-zeggende stellingname tegenover alle dingen’ die Nietzsche, zo schrijft Van Tongeren, bij Spinoza vermoedt, maar “zijn geval is maar één geval.” Waarom Nietzsche Spinoza weer terzijde schuift is Van Tongeren niet duidelijk, wellicht omdat hij een uitzondering is, ofwel omdat hij de werkelijkheid alleen maar kon affirmeren vanwege haar logische noodzakelijkheid. Alleen iemand als Spinoza kon leven terwijl hij het leven reduceerde tot kennis van logische verbanden, tot ‘begrips-spinnenwebben-weverij’ (Begriffs-Spinneweberei); “wat van Spinoza overbleef, amor intellectualis dei, is geklepper, meer niet! Wat is amor, wat deus, als elke druppel bloed eraan ontbreekt?...”
Spinoza is de ‘logicus [voor wie] de absolute consistentie en dialectiek van de werkelijkheid al voldoende [is] om met alles verzoend te raken…” [Nagelaten aantekeningen 1887/8)

Van Tongeren vat dan van Nietzsche samen: “Spinoza ‘triomfeerde met zijn logische basisinstinct’ over de zinloosheid van een wereld zonder telos, maar dat logische instinct is een teken van bloedarmoede, het overwint slechts dankzij de negatie van het bloed, van het leven. En het affirmeert daardoor niet ‘elke fundamentele karakteristiek die aan elke gebeurtenis tot uitdrukking komt’, het affirmeert niet ‘elk ogenblik van het bestaan op alle fronten; maar uiteindelijk alleen dat wat logisch is in onze doelloze werkelijkheid. De vraag die Nietzsche stelt blijft dus staan: “Kunnen we de doelvoorstelling uit het proces weghalen en niettemin ja zeggen tegen het proces?”
Het antwoord op die vraag wordt voor Nietzsche een proefsteen, ‘een leer die de mensen uitzift: tussen afgrijzen (en/of vernietigingswoede) of dankbaarheid: kun je liefhebben wat noodzakelijk is – amor fati.

Hier neem ik de draad die Van Tongeren spon en waarmee hij veel inzichtelijk maakt over.

Het is dan voor mij de vraag of tenslotte Nietzsche zich wel zo definitief van Spinoza afwendde; of hij niet met hem bleef worstelen en manhaftige pogingen deed om – sub specie Spinozae – naar wat de filosoof van de blijheid naar het schijnt zo vanzelf afging, te proberen - zich geweld aandoend – om elk in hem woedend pessimisme als levenshouding te overwinnen en te trachten de levenshouding te omarmen van: amor fati.

Zo zien we via Nietzsche, zoals Van Tongeren hem ons voorzet, een Spinoza voorbij elk fatalisme (laat staan nihilisme), voorbij ook een simpele Stoïsche berusting, maar met een - via een diep intuïtief doorzien - positief en dankbaar accepteren dat we het resultaat zijn van een proces zonder doel; een proces dat is wat het is – en dat perfect, volmaakt, eeuwig, goddelijk is.

Wat Spinoza laat zien (en dus als het ware van je vraagt) is dat je volledig kunt accepteren dat de wereld, dat alles géén doel heeft.

Er is geen enkele sprake van (gevoel van) zinloosheid voor wie weet dat de vraag naar zin, naar doel, geen enkele zin heeft.

                                                   * * *

Nu, eindelijk, heb ik een antwoord op een uitspraak die iemand die veel lezingen over Spinoza geeft, deed in de VHS-zomercursus van 2008 over de Korte Verhandeling. Op een opmerking van iemand op zijn uitleg van/over Spinoza, die concludeerde (min of meer angstig?): "maar dan heeft alles geen zin?" was zijn antwoord: "Mooi toch, dat alles geen zin heeft!"

Ik had daar toen geen antwoord op, maar had wel het gevoel dat er wellicht iets van waar kon zijn, maar dat er ook iets niet klopte - iets wrong. Gek, die opmerking raakte ik nooit kwijt, die bleef in mij rondhangen en kwam soms weer boven. Nu, drie of vier jaar later, heb ik via dit blog (en vooral dus via het boek van Van Tongeren) eindelijk een antwoord. Het staat hierboven, ik hoef het niet te herhalen.

[Voor de precieze verwijsplaatsen naar Nietzsches teksten in de reconstructie van Van Tongeren verwijs ik naar diens boek, p. 146/7]

________________

Hier noteer ik dat in 2011 dit Spaanse boek verscheen:

BARRETO, Ana Cláudia G.; BILATE, Danilo; BARROS, Tiago M. da S. (org.), Spinoza & Nietzsche - Filósofos Contra a Tradição. Rio de Janeiro: Mauad X, 2011 

Zie recensie van Leonardo Mees in: Revista Trágica: estudos sobre Nietzsche. Rio de Janeiro, Vol. 4, nº 2, 2011, pp. 95-98 [PDF]

 Brandon Look, “Becoming Who One Is” in Spinoza and Nietzsche (2009 - PDF)

 

Sarah Armstrongs, "An exploration of metaphysical affinities between Spinoza and Nietzsche under the Deleuzian lens" [1 juli 2012 - html]  

Aardig ook om hier te verwijzen naar het blog van Loek Bergman, "Nietzsche in het universum van Spinoza" 

Latere ontdekking en toevoeging (voor degenen die Spaans lezen). In 1991 promoveerde Enrique Valiente Noailles op een dun proefschrift (zo'n 60 getypte pagina's op 1,5 regelafstand)

Enrique Valiente Noailles, La presencia de Spinoza en el pensamiento de Nietzsche. Universidad de Buenos Aires. Facultad de Filosofía y Letras,1991 [cf. en PDF]

______

*) Later realiseerde ik mij dat ik hem in deze periode even verward had met Paul van Geest, die inderdaad kenner van Augustinus is.