Op weg naar de cursus over de PPC [8] toelichtingen van Edwin Curley

Niet is het mijn plan om alle korte toelichtingen op de PPC uit encyclopedieën e.d. die ik maar vind naar dit blog te halen. Piet Steenbakkers’ behandelt in zijn artikel “BENEDICTUS DE SPINOZA (1632-1677) - EEN OVERZICHT” dat verscheen in Filosofie [jg 9 nr 6, december 1999/ januari 2000, pp. 4–14] uiteraard ook de PPC. In tegenstelling tot wat ik eerder bedacht, neem ik hier de paragrafen over de PPC niet op en volsta met slechts naar zijn website te verwijzen.

Om daarna op een kritisch artikel van Edwin Curley over interpretatie van Lodewijk Meijer’s voorwoord op de PPC te wijzen, haal ik uit het lemma van Curley’s hand, "Spinoza, Benedict (Baruch) de -  1632-1677" [in : Encyclopedia of Philosophy, 2nd ed., vol. 9, New York: Thomson Gale, 2006 - overgenomen door Andrey Maidanski op zijn Russische Spinoza-site caute.ru] eerst de paragraaf over de PPC dit blog binnen.

Parts I and II of Descartes’ Principles of Philosophy Demonstrated Geometrically (1663)

Although the preface Meyer wrote for this work proclaimed that Spinoza’s work was no more than an exposition of Descartes’ Principles – and that this was true even for the appendix, which Spinoza called Metaphysical Thoughts – in fact his work is more than that. For one thing, Spinoza also draws on other Cartesian works in constructing his account of Descartes’ philosophy. Sometimes his reconstruction implies a criticism of the way Descartes himself argued for his positions. Sometimes he is openly critical of Descartes’ assumptions. And sometimes (particularly in the appendix) he uses this venue to develop his own ideas, independently of Descartes. An interesting example involves the question of miracles. He offers a reason for doubting them along the lines he subsequently published in the TPT But in this work he does not endorse the argument; he merely leaves it as a problem for the theologians.

Perhaps his most important differences with Descartes in this mainly expository work are those he asked Meyer to call attention to in his preface: that he does not think the will is distinct from the intellect, or endowed with the freedom Descartes attributed to it; and that he does not think the human mind is a substance, any more than the human body is a substance. Just as the human body is “extension determined in a certain way, according to the laws of extended nature, by motion and rest, so also the human mind, or soul, is … thought determined in a certain way, according to the laws of thinking nature, by ideas” (Gebhardt I, 132). He also disassociates himself from the Cartesian claim that some things – such as the nature of the infinite – surpass human understanding. He claims that these and many other things can be conceived clearly and distinctly, provided the intellect is guided in the search for truth along a different path from the one Descartes followed. He does not say precisely how that path would have to differ, but he does say that the foundations of the sciences Descartes laid are not sufficient to solve all the problems arise in metaphysics. We need to find different foundations for the sciences.

                                              * * *  

Zoals ik in het recente blog over Hobbes & Spinoza al op wees, zijn de artikelen en hoofdstukken van Edwin Curley, die na zijn emeritaat een poos offline waren, daarna weer in een aparte website ondergebracht. Daarop is het nog altijd waardevolle artikel “Spinoza's Geometric Method” dat in 1986 in Studia Spinozana verscheen, als PDF te vinden.

Hij behandelt daarin de interpretatie die Lodewijk Meijer in het voorwoord op de PPC geeft aan de geometrische methode en beargumenteert dat die niet zomaar aan Spinoza mag worden toegeschreven. Intussen bespreekt hij Spinoza’s waarheidsleer. Vooral behandelt hij de aard van axioma’s, postulaten en vooral definities bij Spinoza (reële definities, met waarheidsaanspraak). En passant geeft hij kritiek op het toepassen van het ‘Principle of Charity’, waarvoor in de plaats hij liever uitgaat van een “principle of respect for the intelligence of the great dead philosophers." (p.125). Een m.i. buitengewoon belangrijk, leesbaar en informatief artikel. Aangeraden.

                                              * * *  

Aardig is het kennelijke "voortschreidend inzicht". Ging Curley er in zijn eerdere artikel*) nog van uit dat Spinoza geheel achter het door Lodewijk Meijer geschreven voorwoord op de PPC stond, in het boven genoemde zo'n tien jaar latere artikel, geeft hij argumenten, waarom hij denkt dat Spinoza zich van sommige beweringen erin (nl. over de geometrische methode) zou hebben gedistantieerd.

*) Edwin Curley, "Spinoza - as an exposer of Descartes," in: Siegfried Hessing, Speculum Spinozanum 1677-1977. Routlegde &Kegan, London etc, 1977, p. 133-142, hier p. 138. Ook opogenomen in: Genevieve Lloyd (ed.): Spinoza. Critical assessments, (London, 2001, vol. I, part iii, pp. 133-9  - ook dit artikel staat op zijn website, rechtstreeks de PDF.

Nog iets dat mij opviel: tot en in 1977 was Curley nog niet de Spinoza scholar die hij korte tijd later zou worden. In die tijd zag hij zich nog vooral als Descartes historian.

Reacties

Aan eind van blog opmerking toegevoegd mét verwijzing naar een in dit verband nóg een relevant artikel van Curley