Ruim 300 jaar Spinoza-receptie [4] - wat ik mis

Het accent in mijn bespreking van Henri Krop's boek, Spinoza. Een paradoxale icoon van Nederland [Prometheus Bert Bakker, 2014] lag op eerst globaal weergeven van de hoofdlijn waarover het boek gaat [cf. blog van 28 juni] en het in positieve zin aangeven waarom ik dit een indrukwekkend boek vind dat geweldig veel biedt [cf. blog van 29 juni]. Maar er zijn uiteraard ook kritische kanttekeningen te maken. En dat geldt wat mij betreft niet zozeer dat wat wel behandeld is (eigenlijk heb ik daarover slechts behoefte op één ding te wijzen), maar betreft een paar onderwerpen resp. personen die ik mis.

Van de behandelde stof vond ik eigenlijk alleen de tekst over Lodewijk Meijer schuren, in die zin dat nergens, althans onvoldoende, blijkt dat de Philosophia S. Scripturae Interpres (PSSI) anoniem verscheen. Het feit dat de tijdgenoten moest gissen wie de schrijver was en dat het hem lukte dat tijdens zijn leven geheim te houden, komt niet over. Tamelijk versluierd kan men uit een passage van volle pagina's vóór PSSI behandeld wordt, opmaken dat het een anonieme publicatie betrof. Krop schrijft vanuit wetenschap achteraf en noemt steeds Meijers naam bij de behandeling van de inhoud, zodat het net lijkt alsof de tijdgenoten dat ook wisten. Dat schuurt vooral bij zijn verklaring waarom Balling en Jelles niet serieus werden genomen, maar Meijer moest men "of men wilde of niet serieus nemen" en "de reden was dat hij als lid van de gereformeerde kerk haar theologie van binnenuit bekritiseert." Die indruk kon men alleen maar uit de deskundige tekst krijgen, maar nu lijkt net alsof men wist wie de schrijver was. De veel latere mededeling (op p. 142) dat een eeuw later nog Spinoza als schrijver ervan werd gezien, komt dan ook zomaar uit de lucht vallen, daar van die anonimiteit geen enkel punt was gemaakt.

Dan over naar wat ik mis

Geen Herman De Dijn
Aan Herman De Dijn had eigenlijk een paragraaf gewijd moeten worden. Nu wordt als min of meer vanzelfsprekend aangenomen dat vanwege de keuze voor het behandelen van Spinoza als icoon van Nederland, de grenzen van Nederland en niet het taalgebied als criterium dient te worden genomen. Daar kan ik op zich wel begrip voor hebben, al was het maar om de omvang beperkt te houden. Maar zelfs waar het om de relatie tot Nederland gaat, had De Dijn behandeld kunnen worden, net zoals er een heel hoofdstuk wordt gewijd aan het Spinozisme buiten Nederland (van 1900 - 1940) wegens het belang voor Nederland. Ik kan er dan vrede me hebben, daar zij weinig speciaal voor Nederland betekenden, dat filosofen als Etienne Vermeersch, Rudolf Boehm, Leopold Flam, Ulrich Libbrecht of Hubert Vandenbossche buiten beeld blijven. Maar voor De Dijn geldt dit niet. Hij komt nu wel hier en daar in het boek voor, maar zijn spinozisme en wat hij dienaangaande voor de Nederlandse receptie van Spinoza betekend heeft, komt niet aan de orde. En dat vind ik jammer - een gemis.

Geen Bernard Damme (1864 - 1953)
Siebe Thissen die op mijn verzoek een gedegen recensie schreef over Krops boek [cf. blog van 3 mei] noemt een aantal figuren waaraan Krop geen aandacht besteed, zoals Multatuli, Jacob Moleschott en Bernard Damme. Multatuli die zich als spinozist zag, had wel een aantal aardige citaten kunnen opleveren, m.b.t. Moleschott weet ik het niet, maar Bernard Damme, de 'werkman-filosoof' en spinozist [cf. blog], had m.i. toch wel behandeld moeten worden, vooral daar er niet zoveel Spinoza-propagandisten uit de rijen der arbeiders zijn opgestaan. Hier wreekt zich wellicht dat uit het hele boek blijkt dat Krop sterk op het academische is betrokken. Het valt op bij hoeveel herdenkings- en andere bijeenkomsten hij aangeeft of er wel of niet of hoeveel hoogleraren uit de universiteiten erbij betrokken waren. Ergens lijkt het 'geleerd spinozisme' als een soort norm bij hem mee te spelen. Wellicht viel daardoor Damme uit de boot?

Geen De Stijl
De Tachtigers worden zeer uitgebreid behandeld, maar over de kunstenaars van de latere beweging De Stijl die op hun beurt ook interesse in Spinoza hadden en in hun geometrische kunststijl Spinoza's geometrische stijl van filosoferen probeerden te vatten, wordt niets vermeld. In hun manifest bevalen de kunstenaars van De Stijl uitdrukkelijk het lezen van de Ethica aan. Voor sommigen van hen was Spinoza zeker een icoon. Er is jammer genoeg te weinig over gepubliceerd en daarom is het ontbreken van aandacht in dit boek over de receptie van Spinoza in alle breedte, des te spijtiger.

Geen Jaap Meijer
Juist als een soort tegenwicht tegen de geringe belangstelling uit joodse kring in Nederland van 1880-1940, waaraan een heel hoofdstuk wordt gewijd, had de sterke Spinoza-interesse van de joodse historicus Jaap Meijer aan de orde kunnen komen. Nu worden wel enige malen zijn publicaties over Spinoza in de eindnoten genoemd, maar hijzelf komt in het boek niet voor, terwijl hij er wel in thuis had gehoord: zie mijn blog "Jaap Meijer (1912 - 1993) was een redelijk felle Spinozafan." Ter vergoelijking kan wellicht gelden dat het tweede deel van Evelien Gans' dubbelbiografie Jaap en Ischa Meijer; Een joodse geschiedenis nog niet is verschenen, maar zijn publicaties waren Krop wel bekend.

Geen Hendrik Wyermars
Van wie ik het 't meest jammerlijk vind hem in dit boek helemaal te missen, is Hendrik Wyermars (± 1685 - ? na 1749), over wie ik in augustus 2010 een zestal blogs schreef: "300 jaar martelaar wegens 'Spinozisterey'. Zijn geschiedenis ís al zo verwaarloosd, maar in deze receptiegeschiedenis had hij niet mogen ontbreken. Je kunt je blijven afvragen of deze autodidact nu als een aanhanger of bestrijder van Spinoza moet worden gezien - zelf zag hij zich als 'verbeteraar', zijn boek uit 1710 Den ingebeelde Chaos de zag hij als een “Tractatus de emendatione Spinozae” - maar zowel aanhanger of bestrijders komen in de receptiegeschiedenis aan bod. Jonathan Israel behandelde hem wel in zijn Radicale Verlichting en noemde hem “martelaar van het radicale denken” (blz. 357).

Zo zijn er nog wel zaken te noemen die men niet in het boek aantreft. Bijvoorbeeld een zeker smeuïg op te dissen verhaal als het verzet van Anthonius Driessen in Groningen tegen de komst van Jacob Wittich in Groningen, wegens diens vermeende spinozisme - en zo zijn er nog wel wat kleinere affaires te noemen. Ik hád nog willen opmerken dat ik een paragraaf over Wiep van Bunge mistte, daar die met de publicatie van zijn Spinoza Past and Present. Essays on Spinoza, Spinozism, and Spinoza Scholarship [Brill, 2012] en met zijn plotselinge beëindiging van het voorzitterschap van de VHS in 2013 blijkbaar een Spinoza-periode afsloot (en het boek ging toch t/m 2013?). Enfin, ik heb het hiermee toch 'tersluiks' opgemerkt, maar kan er begrip voor opbrengen dat Henri Krop van het 'geleerd spinozisme' van Van Bunge de historicus niet kan zijn. Dat vraagt immers meer afstand, zowel in de tijd als sociaal-psychisch. Krop verwijst op blz. 724 naar Van Bunge's wens de aandacht voor Spinoza  "geleidelijk achter zich te laten" en naar het feit dat hij zich niet als spinozist beschouwde. Maar dát kan toch de reden niet geweest zijn om zijn 'werk aan Spinoza' niet te behandelen? Maar goed, deze 'omissie' die nauwelijks een omissie is, kunnen we dus accepteren.

Het al zo (bijna) complete werk over de receptie van Spinoza had dus nóg completer en omvangrijker kunnen zijn. Dat wat ik mis mag mijns inziens genoemd worden, maar maakt hetgeen het boek wel biedt zeker niet minder waar(d).

_____________-

Toevoeging 25 augustus 2016

Geen Adriaan Verwer en zijn
't Mom-Aensicht Der Atheistery Afgerukt door een Verhandeling van den Aengeboren Stand Der Menschen, Vervattende niet alleen een Betoogh van de Rechtsinnige Stellinge, maer ook voornamentlijk een Grondige Wederlegging van de tegenstrijdige Waen-gevoelens en in't bysonder van de geheele Sede-Konst, Van Benedictus de Spinoza. Amsterdam: Wilhelmus Goeree, 1683. [cf. blog]

Toevoeging 7 oktober 2016

Geen P.A.S. van Limburg Brouwer (1829 - 1873) Pionier van de Nederlandse Spinoza-studie [cf. blog]