Sigmund Freud (1856 - 1939) had niets met Spinoza

Freud heeft in zijn werk nooit naar Spinoza verwezen. Slechts één keer gebruikte hij de term spinozisme die hij toepaste op Leonardo da Vinci en dat was niet positief bedoeld. Desondanks is er best veel geschreven over de connectie die er toch tussen Freud en Spinoza zou bestaan. Dat gebeurde dan meestal door geleerden die iets op hadden met zowel Spinoza en Freud en die vonden dat de laatste eigenlijk zou moeten toegeven dat hij sommige van zijn ideeën bij Spinoza zou hebben opgedaan.

Maar dat had hij niet. Freud had helemaal niets met Spinoza en heeft hem nooit echt gelezen. Wellicht om dezelfde reden als waarom hij Nietzsche niet las.*) Natuurlijk heeft elke intellectueel, zeker een joodse, wel iets opgepakt van de grote filosoof. Zo ook Freud. Maar hij had niets op met filosofen – ook niet met Spinoza. In een brief aan L. Bichel van 28 juni 1931 schreef Freud: “I got my presumptious not from studying him, but from the atmosphere he created."

Leslie Spencer Hearnshaw bij wie ik dit citaat vond [The shaping of modern psychology, 1987] beweert ‘schaamteloos’: "The influence of Spinoza on Freud is perhaps his most important contribution to the shaping of psychology. Certain resemblances between the theories of the two man had been noted for some time." (p. 75) En ook al moet hij toegeven dat er geen evidentie is voor rechtstreekse beïnvloeding, kan hij zelfs schrijven: “Spinoza can be regarded as providing a sort of philosophical legitimization of psychoanalysis.” (p. 76)

Maar goed, telkens weer wordt geprobeerd Freud met z’n neus op Spinoza te drukken. Onlangs deed dat weer Michael Mack in het laatste hoofdstuk “Spinoza and Freud, or how to be mindful of the mind” van zijn Spinoza and the Specters of Modernity: the hidden Enlightenment of Diversity from Spinoza to Freud (Continuum, 2010), dat aanleiding werd voor dit blog (en – tussen haakjes - tot herlezen van het boek van Miriam van Reijen). Het is het hoofdstuk waarin Mack zijn lezing die hij hield op de conferentie in Dundee september 2009 ‘Spinoza and Bodies’ verder uitwerkte (hier te beluisteren). Ook bij hem is te lezen hoe Freud de uitnodiging voor het bijwonen van de herdenking van Spinoza’s 300e geboortedag in 1932 afwees maar wel z’n grote waardering uitte voor de grote Nederlandse filosoof (Brief aan S. Hessing van 9 juni 1932). Mack ziet er, anders dan ik, wél een voorbeeld in van Freuds Spinoza-interesse. Mack gaat zelfs zover dat hij Freuds verwijzing naar Heine met wie hij verwantschap voelt als “Unglaubensgenossen”, uitlegt als eigenlijk een referentie naar Spinoza, omdat Heine juist met deze term zijn verwantschap met Spinoza had geuit: zij waren “Unglaubens-genossen”. Freudiaans vernuftig, maar hoe ver kun je gaan in je idolatrie! **)

Mack laat zien hoe Freud zich verzet tegen het benadrukken door Kant van het autonomie-begrip en het zelf-begrip. Hoe hij daarmee eigenlijk uitkomt bij Spinoza bij wie ons ‘zelf’ in het geheel niet ‘vrij’ is, onderhevig als het is aan causale krachten die wij niet onder controle hebben maar die ons ook onbekend zijn, waardoor wij ons vrijer wanen dan we zijn. Maar Freud komt helemaal niet uit bij Spinoza. Dat is een constructie vanuit wishfull thinking.

            

Freuds “wetenschap van het onbewuste” had niets van doen met Spinoza’s kenleer, waarin sprake ervan is dat wij ons vele dingen niet bewust zijn, dat we de oorzaken van veel dingen niet kennen en dat wij meer inadequate dan adequate ideeën hebben. Onze geest is dan wel het “idee van ons lichaam”, maar wij zijn ons van onze geest niet volledig bewust. Die bevat meer dan wij weten, net zoals het lichaam meer vermag dan wij weten. Dat heeft echter niets met verdringing van traumatische herinneringen te maken, of van het wegwerken van bewustzijnsinhouden die ons te huiveringwekkend zijn (zoals vader dood wensen en met moeder naar bed willen, of vergelijkbare zaken die Freud verzon).

Ook de doodsdrift waar Freud in de jaren ’20 mee kwam en waar niet elke freudiaan gelukkig mee was, heeft volstrekt niets van doen met Spinoza’s conatus-begrip. In Leuven kan dan wel iemand (Kristof Nijssens) bezig zijn met bij Paul Moyaert te promoveren op “Conatus en doodsdrift - De dialoog tussen Spinoza en Freud, vanuit Deleuze”, maar daarover is al bij voorbaat te zeggen a) dat die beide begrippen niet met elkaar van doen hebben en b) dat er helemaal geen dialoog tussen Spinoza en Freud was – de term dialoog alleen al, die naar tweerichtingsverkeer wijst, slaat uiteraard nergens op. Maar goed, de behoefte om Freud tot Spinoza te brengen is groot. En inderdaad, Gilles Deleuze's “Spinoza et le problème de l'expression”(1968), heropende na de 20-iger en 30-iger jaren sinds eind 60-iger jaren een nieuwe confrontatie tussen Spinoza’s Ethica en Freuds psychoanalytica.

Het is onzin om bij Spinoza een “dynamica van de affecties” te lezen die dan later door Freud wetenschappelijk bevestigd zou zijn. Van intra-psychische dynamica tussen Ich, Es en ÜberIch is bij Spinoza in het geheel geen sprake. Uiteraard weet Spinoza alles van de moeilijkheid om vooroordelen en eeuwenlang via opvoeding en religie overgeleverde (culturele) met name antropomorfische verbeeldingen te lijf te gaan en illusies door te prikken. En als iemand weet dat niet de ratio maar de sterkste (passionele) krachten altijd de overhand hebben, dan Spinoza wel. Maar Freud en Spinoza zitten op heel verschillende sporen. Freud is al blij als door zijn therapie mensen nog slechts normaal ongelukkig zijn, gewoon lijden ondergaan. Spinoza ziet geluk en blijheid en zelfs amor Dei intellectualis als resultaat – voor de wijze althans. Kennen IS liefhebben, als het althans om echt inzien gaat, scientia intuitiva, wat niet eenvoudig is en niet voor iedereen is weggelegd.

Bij Freud is het doel: Wo Es war, soll Ich werden. Spinoza is helemaal niet bezig met het versterken van het subject, met het autonoom worden van het Ik, maar juist met het leren loslaten van het Ik en het besef (kennis) ontwikkelen dat alles onderdeel is van en opgaat in een groter geheel.
Spinoza’s “Therapie van zelf-verstaan” (Freuer, 1958) maakt hem nog geen Johannes de Doper van Freud en de Ethica geen voorstudie van de psychoanalyse ("a prop for psychoanalitic theory",
Spencer Hearnshaw); ‘Spinoza's philosophy was not a proto-psychoanalytic science’ (Abraham Kaplan, 1977).

Het doel bij Spinoza zou ik niet, als Yovel, als ‘verlossing’ willen benoemen en niet, zoals De Dijn, als ‘heil’ (hoewel die term bij Spinoza voorkomt), daar die teveel religieuze connotaties hebben. ‘Loskomen’, ‘onafhankelijk worden’, niet meer of minder bepaald worden door vooroordelen en inadequate ideeën, door almaar duidelijker de dingen ‘vanuit de eeuwigheid’, of ‘vanuit nergens’ te beschouwen – dat is waar het Spinoza om gaat.

Ja, beide aanpakken, de gedragsfilosofie van Spinoza en de psychoanalyse van Freud, betreffen zware intellectuele arbeid, waarbij het mede gaat om inzien van de effecten van opvoeding en religieuze en sociale disciplinering.

Miriam van Reijen somt een reeks overeenkomsten op tussen Freud en Spinoza: beiden zien de eenheid van lichaam en geest, beiden gaan uit van naturalistisch determinisme, beiden ontkennen de vrije wil, beiden zien geen autonoom subject (geen heer en meester in eigen brein), beiden benadrukken het zelfbehoud door conatus resp. libido (niet helemaal vergelijkbaar: bij Freud gaat het om benadrukken van de seksuele driftenergie),  beiden zijn godsdienstkritisch (maar op verschillende wijze), beiden achten realiteitsbesef en acceptatie van belang.

Maar niets hoor ik over een fundamenteel en belangrijk verschil tussen Freud en Spinoza. Freud ging uit van de werking van de geest op het lichaam en van de wederzijdse wisselwerking van beide. Zo schreef hij bijv. in Psychische Behandlung (1905): " ... dass wenigstens bei einem Teil dieser Kranken die Zeichen des Leidens von nichts anderem herführen als von einen veränderten Einfluss ihres Seelenlebens auf ihren Körper, dass also die nächste Ursache der Störung im Seelischen zu suchen ist."
Kortom, zoveel echte Spinoza vind je niet in Freud.

Uiteraard kunnen er (toevallige) parallellen, correspondenties, zijn tussen Freud en Spinoza. Dat is niet verwonderlijk, daar beiden streven naar het ontwikkelen van wetenschap. Spinoza had 200 jaar of toch zeker de laatste 100 jaar vóór Freud doorwerking op de cultuur gehad, zodat Freud kon schrijven: “I got my presumptious not from studying him, but from the atmosphere he created."

Mij dunkt was Spinoza veel meer (objectieve) wetenschapper dan Freud, die erg veel creatieve speculatie in zijn pogingen tot wetenschap stopte. Freud was wel bezig met empirie, maar stopte daar erg veel (heuristische) interpretatie in. Ik wil dus niet zeggen dat vergelijkende studie naar Spinzoa en Freud geen zin zou hebben. Beiden vergelijken kan elk van beiden beter doen kennen. Maar die studies zullen, als ze goed en onbevooroordeeld geschieden, meer grote verschillen dan overeenkomsten aan het licht brengen (cf Bidney) en de onmogelijkheid aantonen om de ene (Freud) in het verlengde van of als de verdere ontwikkeling van de ander (Spinoza) te zien.

Sigmund Freud in zijn werkkamer in 1938

Bronnen & aanvulling

*) "Hij [Freud] heeft ooit gezegd dat hij niet veel van Nietzsche gelezen had, hoewel hij niettemin al diens boeken bezat, omdat hij bang was te ontdekken dat Nietzsche al op veel waarheden van de psychoanalyse vooruitliep." (In: Mark Emundson, De dood van Sigmund Freud. Het vitale belang van Freud voor onze tijd. Arbeiderspers, 2008; oorspr. 2007). Een typische Freudiaanse verspreking trouwens: Freud laat hiermee zien dat hij enige 'voorkennis' althans een vermoeden had van wat er in Nietzsche te vinden zou zijn. Zo zal het met Spinoza wellicht ook gegaan zijn.

**) Nadat ik het vorige geschreven had zie ik dat anderen al die vergelijking maakten:

"Although Freud recognized his profound affinity with Spinoza, we seldom find explicit and direct references to the philosopher in his works. The correspondence between Romain Rolland, the 'Christian without a church', and Freud, the 'atheist Jew', is full of Spinozian reminiscences that nourish their works of this period and are underpinned by their mutual transference. The Future of an Illusion is written according to a Spinozian blueprint and aims at replacing religion, qualified as superstition, by psychoanalysis. A quotation from Heine, 'brother in unbelief', is a direct reference to Spinoza. Concurring with Freud's critiques of dogmas and churches, Rolland proposes an analysis of the 'oceanic feeling' as a basis of the religious sentiment. Freud replies with Civilization and Its Discontents. In 1936, on the occasion of Rolland's 70th birthday, Freud sends him an open letter, A disturbance of memory on the Acropolis, where the strange feeling that he has experienced in front of the Parthenon refers inter alia to his double culture: Jewish and German. In the light of this correspondence, the creation of psychoanalysis turns out to be a quest for the sacred that has disappeared in modernity; Freud, though, was able to find it inside man's unconscious." [abstract]
Henri Vermorel: The Presence of Spinoza in the Exchanges between Sigmund Freud and Romain Rolland. In: International Journal of Psychoanal. 2009 Dec;90(6):1235-54.  [hier en hier]

Miriam van Reijen, 'Spinoza. De geest is gewillig, maar het vlees is sterk', Klement-Pelckmans (in de reeks Denkers), Kampen, 2008, p.119-128

Michael Mack, Spinoza and the Specters of Modernity: the hidden Enlightenment of Diversity from Spinoza to Freud, Continuum, 2010, p. 193-216

Over onderzoek van Kristof Nijssens "Conatus en doodsdrift - De dialoog tussen Spinoza en Freud, vanuit Deleuze" zie hier en hier

Leslie Spencer Hearnshaw: The shaping of modern psychology. Taylor & Francis, 1987, p. 75-76 - bij books.google

Walter Bernard (C. W. Post College of L. I. U.): Spinoza's influence on the rise of scientific psychology a neglected chapter in the history of psychology. In: Journal of the History of the Behavioral Sciences, Volume 8 Issue 2, Pages 208 – 215 [hier]

Spinoza and Freud: Self-Knowledge as Emancipation. Chapter 6 of Yirmiyahu Yovel: Spinoza and Other Heretics: The adventures of immanence. Volume 2 van Spinoza and Other Heretics. Princeton University Press, 1992 - books-google

Abraham Kaplan: Spinoza and Freud. In: Journal of American Academy of Psychoanalysis, 5 (1977), 299-326. Citaat: "While historians of philosophy have often said that “to form a correct estimate of Spinoza's worth we must keep in view his relation to Descartes”, to form a correct estimate of his contemporary relevance we would do well to keep in view his relation to Freud." [Hier]

Isidor Silbermann, M.D.: Some Reflections on Spinoza and Freud. N: Psychoanalytic Quarterly, 42 (1973), 601-624 [Hier]

Info over Freud & Spinoza bij Answers wat weer gejat lijkt te zijn van encyclopedia.com

Toegift

Misschien is aardig om nog te vermelden dat dit boek dat deze maand uitkwam, van Hub Zwart De waarheid op de wand, psychoanalyse van het weten [Vantilt, 2010] uiteraard zou je haast zeggen, helemaal niets over Spinoza heeft. Zwart zegt een psychoanalytisch onderzoek te doen naar de verbeelding die in de wetenschappelijke arbeid werkzaam is, vanaf de vroegste mythen van het weten tot en met de (levens)wetenschappen van vandaag. Over zo'n onderwerp zou je bij Spinoza je licht op kunnen steken, maar ja, zo vader - zo zoon.
.

Reacties

Stan, drie opmerkingen:
1. Wellicht zijn de overeenkomsten tussen Spinoza en Freud nog het sterkste in hun godsdienstkritiek, Miriam van Reijen, somde het al op in haar rijtje overneekomsten. Peter Gay schrijft op blz 47 zijn boekje "Een goddeloze jood, Freud, het atheïsme en het ontstaan van de psychoanalyse" het volgende:
'Reeds in de 17e eeuw verkondigde Spinoza, een van de twee of drie filosofen die Freud ooit bekende te bewonderen, dat men de bijbel diende te lezen zoals elk ander boek: kritisch. ... Freud zette hun werk voort met zijn eigen slopende intellectuele instrument, de psychoanalytische methode'. In een brief aan Pfister schreef hij in 1928 dat hij de analyse wilde beschermen tegen de dokters en de priesters. 'Freud's gelijkstelling van de uitgangspunten van de psychoanalyse met die van de wetenschap was bepaald grimmig'.
2. In Peter Gay's grote biografie van Freud wordt Spinoza geen enkele keer genoemd, in Freud's brieven aan Fliess ook niet.
3. Het merkwaardige is dat Freud in de psychologie geheel afgedaan heeft, maar dat hij in de filosofie een flinke revival beleeft, met name in de Franse filosofie. Zijn opvatting dat a. de menselijke geest geen eenheid vormt, maar een eclectisch geheel van introjecties is, dat b. er een verglijdende schaal is tussen normaliteit en pathologie, bijvoorbeeld seksuele pathologie, heeft grote invloed gehad op bijvoorbeeld Lacan. Deze filosoof-psychoanalyticus zegt zowel schatplichtig te zijn aan Spinoza als aan Freud. Hij had grote Spinoza-schema's op de muren zijn werkkamer, maar in zijn filosofie vind je er niets van terug.

Dag Adrie, dank voor je opmerkingen.

Als motto nam Lacan in zijn medische dissertatie EIIIp57 op. En dat was het dan? "Het verschil tussen de hartstochten van twee individuen is even groot als dat tussen hun beider wezen."
Die stelling geldt dus ook voor het verschil tussen Freud, resp. Lacan en Spinoza.

Wat Peter Gay beweert (dat Freud Spinoza's bijbelkritiek voortzette) klopt niet. Dat zou alleen kloppen als er enige referentie van Freud naar Spinoza's kritische bijbelstudie was. Die was er niet. Er wordt vaak maar wat beweerd.
De overeenkomsten tussen Spinoza en Freud wat betreft hun godsdienstkritiek was niet sterk. Daarom zette ik bij Miriam van Reijens opsomming "beiden zijn godsdienstkritisch", tussen haakjes: "maar op verschillende wijze". Het voert me te ver om daar nader op in te gaan.