Sipsma, Spinoza en 'de goddelijke rol van de mens'...
Het boekje “Van oude mensen, de dingen die gaan komen” van Dick Sipsma beschouw ik als meer boekenweekessay dan het echte, officiële boekenweekessay "Laat me niet alleen" dat Renate Dorrestein schreef en waarvoor ze een beetje oubollige vorm van raadgeefboek had gekozen. Het kon mij niet bekoren; dat van Sipsma wel.Sipsma, emeritus hoogleraar klinische geriatrie, maakt zich in zijn essay boos over het hardnekkige negatieve beeld over oude mensen en de ouderdom (wat hij wijt aan gerontofobie). Maar hij ziet de sterke toename van ouderen na hun (re)productieve leeftijd als een noodzakelijke socioculturele evolutie en hij ziet dan ook de toekomstige ‘novogeronten’ (nieuwe ouderen) of ‘zilverlingen’ (andere term die hij graag gebruikt) hun invloed aanwenden voor een andere inrichting van de samenleving, waarbij de drie centrale levenstaken, educatie, arbeid en recreëren, niet meer zoals tot heden als levensfasen achter elkaar worden gezet, maar ofwel naast elkaar komen te bestaan of in onderling afwisselende opvolgingen worden gemengd. `De levensloop wordt een mengeling van de drie levensactiviteiten.` Opmerkelijk is, zoals je veel bij futurologen tegenkomt, Sipsma's uiterst positieve verwachtingen over de zegeningen van de voortschrijdende wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, vooral ook op biologisch terrein en in de informatica. Hij ziet een verdere op comfort gerichte robottisering wel zitten - volstrekt kritiekloos en zonder enige negativiteit. Hij zet daarvoor, en dit is de reden waarom ik er hier aandacht aan geef, zelfs zijn eigen Spinoza-interpretatie in elkaar en heeft het over "de goddelijke rol van de mens volgens Spinoza" - we zouden "grip hebben gekregen op wat Spinoza de Natura Naturans heeft genoemd" (p. 83). Is dit een benadering die je bij Spinoza kunt tegenkomen? Is er bij Spinoza iets te vinden van een notie dat wij mensen, via wetenschap en techniek, ooit zullen ‘worden als God’? Ik denk het niet, als zelfs Spinoza’s God niet de ‘maker’ is van de natuurwetten - alsof hijzelf erbuiten zou staan en in staat zou zijn geweest andere wetten te maken…
De natura naturans is de natuur beschouwd als voortbrengende macht. Ik weet niet of Sipsma bedoelt dat er in ons, net als in de hele natura naturata (de voortgebrachte natuur), nog altijd de natura naturans werkzaam is, dat dynamische en vormende aspect in al het bestaande, die als naturerende/voortbrengende natuurkracht uiteraard altijd werkzaam is en blijft, maar dat is toch iets anders dan te menen dat wij er grip op zouden kunnen krijgen, alsof wijzelf de verantwoordelijkheid voor de kennisontwikkeling van natuurwetenschappelijke wetten en zelfs verder als de subjecten voor het ontstaan en/of de werkzaamheid ervan zouden kunnen worden. Alsof wij de rollen in de natuur zouden kunnen omdraaien. Alsof wij als een soort Baron von Münchhausen onszelf zouden kunnen voortbrengen.
Ik weet niet waar Sipsma zijn ‘inzicht’ vandaan heeft, waarschijnlijk heeft hij het zelf bedacht. Maar misschien heeft hij zich laten inspireren door de Amerikaanse theoloog Philip Hefner die als zijn bijdrage aan de bioculturele evolutieleer komt met zijn definitie van de homo sapiens als "geschapen mede-schepper". Als we diens schepper-notie hertalen zou de mens als natura naturata op zijn beurt een mede-natura-naturans worden, waarmee niet alleen een eigen wereld wordt 'geschapen', maar we met een eigen dynamiek ingrijpen in de ontwikkeling van de hele natuur. Zo denken heeft - in het licht van het hele universum en zeker in het licht van de eeuwigheid - iets komisch grotesks.