Spinoza. Filosoof van de Blijheid over de Paradox van de Liefde

De Vereniging Het Spinozahuis heeft de goede gewoonte tijdens bijeenkomsten altijd een boekentafel in te richten. Het is een heel gesjouw, maar ik ben blij dat de secretaris het ervoor over heeft. De meeste boeken die daar liggen ken en/of heb ik wel, maar gelukkig is er ook regelmatig iets nieuws bij. Zo lag er tijdens de jaarvergadering van afgelopen zaterdag dit boekje, dat ik nog niet eerder had gesignaleerd. Wat ook niet zo verbazend is, want het is pas 9 juni uitgekomen. (zie hier bij de uitgever)

SPINOZA, FILOSOOF VAN DE BLIJHEIDTinneke Beeckman (red.): Spinoza. Filosoof van de blijheid. ASP, 2009. ISBN: 9789054875383, € 19,95 *) 

Ik ben er sindsdien flink mee bezig geweest.

In de trein terug van de jaarvergadering begon ik eerst maar eens het laatste artikel te lezen van de samenstelster van het boekje, Tinneke Beeckman. Van de anderen (behalve de vertaalden dan, daar kom ik zo op) had ik al aardig wat gelezen, maar zij was nieuw voor mij. En ik moet zeggen: zij heeft mij met dit boekje erg blij gemaakt.

Ik kende haar niet en ben inmiddels behoorlijk onder de indruk geraakt van waarmee zij zich zoal heeft bezig gehouden en wat zij al heeft gepubliceerd. Want ja, je gaat dan wat snuffelen op internet. Wat ik van dat googlen leerde laat ik hier rusten, want ik wil in dit blog enige indrukken geven die ik aan de hand van het lezen van het boekje heb opgedaan. En aangeven, waarom ik blij werd van deze uitgave.

Het boekje is ontstaan naar aanleiding van een studiedag met als thema ‘Spinoza. Filosoof van de Blijheid’ die op 4 december 2007 in de Vrije Universiteit Brussel werd gehouden, georganiseerd door het ‘Centrum voor de Studie van de Verlichting en het Hedendaagse Humanisme’, waar Tinneke Beeckman aan verbonden is. [Zie hier het programma]

Van een aantal inleiders, Beeckman, Van Reijen, De Dijn, en Terpstra, zijn de teksten in dit boekje opgenomen. Waarom die van Wiep van Bunge, die zou spreken over Spinoza’s Moderniteit, en Jef Van Bellingen, die het over Bene agere et laetari zou hebben, niet zijn opgenomen, wordt niet vermeld. Wel heeft Tinneke Beeckman de moeite genomen en de medewerking gekregen van de betreffende Franse auteurs en uitgevers om twee passende artikelen, resp. hoofdstukken te vertalen en in dit boekje op te nemen: nl. van Alexandre Matheron en Laurant Bove.

En daarmee doet ze mensen, zoals ik, die zeer geïnteresseerd zijn in Spinoza, maar het Frans onvoldoende meester zijn, een groot genoegen omdat ze hiermee enigszins kunnen kennismaken met deze auteurs, waarvan hen inmiddels voldoende duidelijk is geworden dat zij grootheden zijn, referentie-auteurs, binnen het wetenschappelijke spinozisme.

Nu zijn dit zulke gedegen artikelen dat het, ondanks de goed leesbare vertaling, nóg niet een twee drie duidelijk is, wat deze auteurs betogen. Bij eerste lezing lijkt vooral Matherons tekst  erg op “jongleren met Spinozaverwijzingen”. Ik wilde eerst schrijven Spinozacitaten, maar wáren het maar citaten, dan was zijn tekst wellicht vlotter te volgen; je krijgt echter steeds een onnoemelijk aantal verwijzingen. Iets van een grandioze Spinoza-jongleeract blijft de compacte tekst van Alexandre Matheron toch wel enigszins hebben. Maar voor wie het kan opbrengen om zijn tekst (Spinoza en de seksualiteit) van nabij, met de Ethica langszij om verwijzingen te volgen en dan nauwkeurig te lezen en nog eens te lezen, krijgt grote bewondering voor (en, nogmaals wordt blij – dat overkwam mij althans) als hij mee kan voltrekken hoe deze auteur met slechts in eerste aanleg een tiental plaatsen uit heel het werk van Spinoza een complete spinozistische seksuologie en amorologie - zowel een seksuele politiek en ‘liefdespolitiek’ (mijn term) als een seksuele ethica en ‘liefdesethica’ weet op te trekken. Lees er hoe ‘het seksuele drama’ zich onder mannen afspeelt! Schitterend vind ik hoe hij uitgebreid laat zien hoe makkelijk liefde omslaat in haat en hoe, wat ik noem, de “paradox van de liefde” werkt: we spannen ons volledig in om anderen te doen liefhebben wat we zelf liefhebben (E III, stelling 31, toegift), we willen rivalen, verheugen ons te worden benijd om wie wij liefhebben, maar tegelijk is er niets dat ons zo bang maakt. Terwijl we de lof zingen van de beminde persoon, vrezen we nochtans te worden geloofd (E IV, stelling 37, opm 1 - zo mooi past Matheron Spinoza's stellingen op zijn onderwerp toe, zodat het Spinoza's leer blijft).

De Amsterdamse Spinoza Kring die de Spinozadag op 22 november a.s aan het thema ‘de liefde’ gaat wijden, beveel ik dit boekje en daarin vooral dit hoofdstuk van harte aan.

Ook de tekst van Laurent Bove, “Epicurisme en spinozisme: de ethiek” is een verrijking van de Nederlandstalige Spinozakunde. Hiermee wordt de lezer een inkijkje geboden in de rijke zienswijze van deze auteur op de conatus, die – volgens de ondertitel van zijn boek, Stratégie du conatus, zowel affirmation als résistance is.

Van Miriam van Reijen (Spinoza’s naturalistische filosofie van de affecten), Herman De Dijn (Spinoza: ethiek in een naturalistisch perspectief) en Marin Terpstra (Opgewekte politiek, of een politiek van de ‘laetitia’?) hebben we vaker wat kunnen lezen en krijgen we niet veel nieuwe inzichten. Het minst geslaagd, want een beetje kunstmatig, geforceerd in de richting van ‘blije politiek’ vond ik eigenlijk het stuk van Terpstra, alsof in Spinoza’s politieke filosofie geen plaats is voor vrees (voor dwang), dus droefheid.

Tenslotte wil ik nog iets zeggen over de twee eigen bijdragen die Tinneke Beeckman zelf aan dit boek gegeven heeft. Haar laatste hoofdstuk (De weg naar Blijheid, Spinoza en de boeddhistische meditatie) vond ik een eye-opener. Fijn (blijmakend!) om te lezen door het enigszins persoonlijke karakter, doordat haar meditatiebelevenis het vertrekpunt is voor een bewustworden van de grote plaats die het lichaam in Spinoza’s filosofie van de geest inneemt. Het tweede deel van de Ethica over “de natuur en de oorsprong van de geest”, begint immers niet voor niets bij het lichaam. Eerst krijgt het lichaam zijn stellingen. Dat wéten we intussen, maar Beeckman lukt het om via het beschrijven van haar meditatie-ervaringen dit nog eens meevoelbaar te maken – een stuk dat bepaald niet minder geleerd filosofisch is.

Haar andere hoofdstuk (Blijheid in overvloed. Spinoza over verlangen en macht) is ook een boeiende bijdrage, waarin ze, Spinoza vergelijkend met Hobbes, en geïnspireerd door Bove, laat zien hoe het de conatus van Spinoza (itt dus tot Hobbes) niet gaat om aanvullen van tekorten, van wat verloren raakte, van wat schaars is, en waarbij andere mensen als concurrenten rationeel berekenend instrumenteel voor eigen behoeften kunnen worden ingeschakeld, maar - bij Spinoza dus – de conatus juist veel meer dynamisch groeiende machtsontwikkeling betreft van wat men in essentie is en vermag, waarbij vergelijking (en strijden) met anderen geen ware kennis opleveren, maar tot het kenniveau van de verbeelding behoort. De spinozistische wijze verheugt zich niet omdat hij zijn wijsheid in vergelijking met anderen het grootst vindt, maar gunt en verheugt zich juist erover dat anderen net zo tot wijsheid komen.

Een heerlijk boekje. Een aanwinst. Maar laten we duidelijk zijn: het is geen boekje dat je mensen moet aanraden die pas beginnen met Spinoza. Het is typisch iets voor hen die al wat langer met Spinoza bezig zijn. Maar die krijgen hier dan wel een nieuwe impuls – een lekker shot pure blijdschap!

Toch nog een paar kleine opmerkingen tot slot.

[1] Eén kleine omissie. Van de twee toegevoegde uit het Frans vertaalde artikelen is de herkomst van dat van Bove te vinden in de secundaire literatuur. Dat van Matheron echter niet. In de 'Contributions d'Alexandre MATHERON' in de Index du Bulletin de Bibliographie Spinoziste van Cerphi.net is het volgende te vinden. 

“Spinoza et la sexualité", Giornale critico della filosofia italiana, Firenze, 4e série, vol. VIII, fasc. III-IV, luglio-dicembre 1977, p. 436-457. Tevens opgenomen als laatste artikel (p. 209-230) in Anthropologie et politique au XVIIe siècle (études sur Spinoza), Vrin, Paris, coll. "Vrin-Reprise", 1986, 231 p. N IX, 21-24 (Jacqueline Lagrée).
Nogmaals: een kleinigheid.

[2] Onze taal reikt ons nogal wat dualistische wijzen van spreken aan. Een zin als “De voortreffelijkheden van de geest hangen dus af van de ontvankelijkheid van het lichaam voor indrukken,” (Beeckman op p. 137) is riskant. De term ‘afhangen’ lijkt een causaal verband te suggereren; ‘weerspiegelen’ zou wellicht een spinozistisch treffender uitdrukking zijn geweest.

Ook riskant (onspinozistisch) is, schrijven bij affectio, die altijd een inwerking op het lichaam is om, als Spinoza meteen daarop zegt: “Tevens versta ik daaronder de voorstellingen van die inwerkingen” (E III, def 3) dat te vertalen als: “Tegelijkertijd geldt de ‘affectio’ ook voor de inwerking op de geest. (Beeckman op p. 132). Riskant geformuleerd, want lichamelijke aanrakingen werken niet in op de geest. Ja, het luistert allemaal erg nauw.

Ook twijfelachtig geformuleerd lijkt mij: Het verschil tussen de twee soorten (actieve en passieve) affecten wordt dus volgens Spinoza uitsluitend veroorzaakt (sic!) door de manier van kennen. De actieve affecten berusten (sic!) op een adequate voorstelling, de passieve op een inadequate. (Van Reijen op p. 20)

Ik zet deze opmerkingen in kleinere letter, omdat sommige eigenlijk misschien een beetje muggenzifterij zijn. Ik wil er bepaald geen afbreuk mee doen aan de zeer positieve indruk die ik van dit fraaie boekje heb – een boekje, zoveel moge duidelijk zijn, dat ik als een echt blij makend geschenk ervaar.

*) Correctie op 9 juli. Aanvankelijk had ik hier staan: "wij leden van de Vereniging betaalden slechts € 15." Daarin heb ik mij vergist - de leden betalen hetzelfde bedrag.

Reacties

Gefeliciteerd, Stan, dat je ook eens Matheron hebt meegemaakt, zij het dan virtueel. De precisie van zijn Spinoza-lectuur is inderdaad fenomenaal. Lang geleden heb ik ook zelf genoten van zijn "Spinoza ET LA SEXUALITE" en daarbij o.a. vooral zijn betoog bewonderd dat de sexualiteit niet voor de procreatie is. Met het gebouw dat Laurent Bove optrekt op zijn interpretatie van de CONATUS zou ik maar voorzichtig zijn! Hij toont geen gevoeligheid voor de CONATUS als effect (waarover ik met hem in 1996 heb gediscussieerd n.a.v. zijn proefschrift LA STRATEGIE DU CONATUS). De titel van Terpstra's bijdrage, nl. "Opgewekte politiek. Of politiek van de laetitia" werkt op mijn lachspieren. Dat doet mij denken aan die altijd zo onnatuurlijk opgewekte snuit van onze, op de VOC zo trotse. premier, terwijl hij daarbij ontwijkend voorbijgaat aan de ernstige en levensgrotre problemen.

De heer Klever heeft zijn oordeel al klaar zelfs voordat hij de titel helemaal heeft uitgelezen. Er staat namelijk een vraagteken aan het eind en die staat er niet voor niets. Dat de heer Klever denkt dat ik zo dwaas ben om te menen dat voor Spinoza alles rozegeur en maneschijn is in de wereld, lijkt mij zonder meer beledigend. Als hij uitgelachen is, kan hij wellicht de hele tekst lezen om vast te stellen dat ik niet meer heb gedaan dan proberen te omschrijven wat Spinoza eventueel met een politiek van de blijdschap te maken zou kunnen hebben - met alle waarschuwingen en voorbehouden die daarbij horen. Ook de heer Verdult raad ik aan wat zorgvuldiger en wat meer open oog voor wat de auteur beweert te lezen.

Omdat ik niet had doorgeschakeld naar HET PROGRAMMA van de bijeenkomst waar het boekje een neerslag van is, wist ik niet dat Terpstra een vraagteken had geplaatst achter de titel van zijn bijdrage. Ik was enkel afgegaan op Verdult's signalement van het weinig geslaagde stuk, nl. "in de richting van een blije politiek". En dat was voor mij voldoende om te gaan lachen. Maar wat let Terpstra om HIER in enkele zinnen aan te duiden wat hij op het oog heeft met "een politiek van de blijdschap", zoals hij het nu aanduidt? Ik kan mij er nog steeds niets bij voorstellen en ben dus nog onvoldoende gemotiveerd om het boekje aan te schaffen.