Spinoza rozenkruiser? [2]
Na het vorige blog over rozenkruisers in de 17e eeuw en een eventuele relatie met Spinoza (DIE DUS VOLSTREKT AFWEZIG IS) kijken we hier ruim twee eeuwen verder.Siebe Thissen heeft in zijn boek De Spinozisten (2000), veel aandacht voor vrijmetselarij en andere occulte bewegingen en de interesse uit die kringen in Spinoza. In het tweede hoofdstuk, HET GEHEIME GENOOTSCHAP VOORBIJ.'NATUURLIJKE GODSDIENST' EN SPINOZISME, schrijft hij over de wortels die volgens Willem Meijer (1842-1926) en Antoon Vloemans (1898-1968) Spinoza zou hebben in vrijdenkersgenootschappen als de rozenkruisers:
“In 1916 presenteert Willem Meijer - met Bierens de Haan de belangrijkste spinozist van de eeuwwende - een studie van de zeventiende eeuwse Rozenkruisers en hun relatie tot Spinoza. Meijer, zelf een bevlogen vrijdenker, beschouwt dit genootschap als een richtinggevend organisatiemodel, als een vroege voorloper van de door hem bepleite wijsgerige kringen, vrijdenkersgenootschappen en opvoedkundige verenigingen - vrijplaatsen waar de volksverlichting ter hand kan worden genomen:
"De koopman, de priester en de soldaat kunnen ieder op hun wijze veel menschen te zamen brengen, maar het eigen belang, het geloof en het geweld kunnen geen duurzame vrede stichten. Dat kan alleen de vera philosophia".
Met zijn 'ware filosofie' doelt Meijer op het spinozisme. Occultisme, hermetisme, theosofie, Rozenkruiserij en andere verborgen stelsels van zingeving - de zogenaamde 'petites religions' of 'cults' - maken gedurende het fin de siècle weliswaar een opvallende herleving door, maar Meijers voorkeur gaat expliciet uit naar een netwerk van publieke, laagdrempelige verenigingen. Zo werkt hij gedreven aan de oprichting van de vereniging Het Spinozahuis (1897), wordt hij haar eerste secretaris, en speelt hij als bevlogen spreker een aanzienlijke rol in het verenigingsleven van vrijdenkers en filosofieliefhebbers. Toch wordt hij nog bij zijn dood een 'macon zonder schootsvel' genoemd - een geseculariseerde genootschapdenker, iemand die handelt vanuit 'den geest der Rozenkruisers', zoals een secretaris van de Vereniging Het Spinozahuis in 1922 opmerkt.
In de eerste decennia van deze eeuw maken onderzoekers dankbaar gebruik van nieuwe historische en bibliografische studies - het zijn met name de werken van de vrijdenkers Meijer en Koenraad Meinsma die hier moeten worden genoemd. Opvallend is het feit dat Meijer, ondanks zijn wetenschappelijke staat van dienst, zelf geen nieuwe biografie van Spinoza publiceert. Die taak wordt overgelaten aan Antoon Vloemans (1898-1968), de popularisator van Spinoza in het tijdvak tussen de twee wereldoorlogen. Net zomin als Meijer en Meinsma echter speelt ook Vloemans een rol van betekenis in de gevestigde wijsbegeerte. Verhoeven wijt zijn afwezigheid in de Nederlandse canon aan het feit dat ook Vloemans' filosofie in laatste instantie een heilsleer is:
In zijn kloeke biografie, Spinoza, gaat Vloemans uitvoerig in op de occulte wortels van het spinozisme, al worden feit en fictie niet altijd even goed van elkaar onderscheiden. Met veel sympathie voor zijn onderwerp brengt hij Spinoza in relatie tot de leef- en denkwereld van de Rozenkruisers en de kabbalisten, maar moet hij uiteindelijk concluderen dat harde bewijzen voor een mogelijk occultisme bij Spinoza ontbreken. En trouwens, merkt Vloemans op, noemde Spinoza de kabbalisten geen 'beuzelaars die werkelijk weten vermengen met zelfbedrog'?
Ook besteedt Vloemans aandacht aan de erfgenamen van de Rozenkruisers, de vrijmetselaars, en stuit hij op de invloed van de Britse radicaal en cryptospinozist John Toland. Toland, een gepassioneerde liefhebber van loges en genootschappen, kneedde zijn loges naar het model van The Invisible College, de voorloper van Newtons Royal Society. Dit Onzichtbare College was onmiskenbaar geïnspireerd door de verlichte utopie van Francis Bacon, New Atlantis, waarschijnlijk geschreven in 1624, waarin het leven van de utopische gemeenschap Bensalem - een eiland in de Stille Zuidzee - wordt geschetst. De geestelijke en spirituele leiding van deze gemeenschap berust bij de Vaders van Salomons Huis die een gedegen kennis van de natuur voorstaan als voorwaarde voor zedelijke en maatschappelijke vooruitgang.”
Ooit zal Henri Krop in zijn aangekondigd overzicht van meer dan 300 jaar Spinozisme in Nederland dit door Siebe Thissen geschetste accent op de samenhang tussen occulte bewegingen en het spinozisme in de 19e eeuw bestrijden, naar ik uit uitlatingen van hem aanneem.
Doen we tenslotte nog even een stapje van een eeuw terug.
Bij Jonathan Israel vind je nauwelijks iets over de Rosicrucians. In het Postscript van Enlightenment Contested zegt hij een en ander over de Freemasonry, waaraan hij vindt dat beter niet zoveel aandacht gegeven kan worden, daar dat maar afleidt van de werkelijke thema’s die er toe doen. Nog meer zal dat in zijn ogen gelden voor de rozenkruisers, neem ik aan.
In Democratic Enlightenment zegt hij iets vaker iets over rozenkruisers, maar dan toch vooral in het voorbijgaan en dan gaat het in zijn ogen steeds om reactionairen, mensen van de contra-Verlichting. Nergens geeft hij er enige behandeling aan. Ook niet echt in Hoofdstuk 31, "Aufklärung and the Secret Societies (1776-1792)." Daarin typeert hij de Rosicrucians en passant als “mystery-mongers, proclaiming faith, alchemical doctrines, and Templar legends.” De weerzin druipt er van af. Van enig zoeken naar een soort van relatie van Spinoza met de rozenkruisers zal hij wel helemaal gruwen.
Wat mij betreft terecht.
Aanvulling 5 aug. 2012
Hier een boekbespreking door B. d. H. (zal wel Bierens de Haan zijn)In: Tijdschrift voor Wijsbegeerte, jg 11, 1917, van:
Dr. W. Meijer, De Rozekruisers of de vrijdenkers der 17de Eeuw. Haarlem, Erven F. Bohn. „Er zijn, aldus Dr. Meijer, in de inleiding van dit geschrift, geheele richtingen mythisch geworden en tot de sprookjeswereld verwezen, omdat het verhaal van hun bestaan door de tijdgenooten is overgelaten aan de onkundige, wonderzuchtige menigte. Tot die, door gebrekkige overlevering voor ons bijna onkenbaar geworden overblijfselen der menschelijke beschavingsgeschiedenis, behoort de secte der Rozekruisers". De wetenschap heeft tot heden toe aan het bestaan dezer secte getwijfeld. De kerk bleef haar uitermate vijandig en de staatslieden beschouwden haar als van geener waarde.Toch heeft deze beweging onmiskenbaar haar waarde en deze is tweeërlei. Vooreerst is zij een bemoeiing met „het occulte" en een handhaafster en voortzetster der occulte tradities van de Middeleeuwen. Deze beteekenis te miskennen, of met de kortzichtigheid der weleer officieele wetenschap daarover den staf te breken gaat niet aan. Het is aan allen bekend dat er een gebied is van psychische werkingen, dat niet aan de dagzijde van ons bewustzijn ligt. Ten tweede is de Rozekruiserij, zooals Dr. M. in den titel van zijn geschrift aangeeft, een beweging van vrije gedachte en neemt zij dus een plaats in in de geschiedenis des menschelijken geestes.
Dr. M. heeft zijn overzicht bepaald tot het laatste gezichtspunt. Het vrijdenkerschap der Rozekruisers bestaat hierin, dat zij zonder bemiddeling der geestelijkheid het heil in 't vooruitzicht stellen, de scolastische methode en de kerkelijke wereldbeschouwing verwerpen. Zij hebben hun bestaan en bedoelingen aan de wereld bekend gemaakt in een geschrift Fama Fraternitatis Roseae Crucis, in 1614 gepubliceerd te Cassel. Hierin blijkt onder meer, dat het der broederschap te doen was om een hervorming der geheele wereld, vrede voor alle volken door eenheid van geloof, opheffing van armoede en ellende, en verlossing van allerlei kwalen, door magische middelen. De bronnen door Dr. M. geraadpleegd zijn de vlugschriften der eerste Rozekruisers en eenige latere werken, aanwezig in de Klossiaansche Bibliotheek te 's-Hage.Achtereenvolgens handelt de schrijver over : het ontstaan, de standaardwerken en het zinnebeeld der R. C; over hun optreden in Spanje, Duitschland, Frankrijk, Nederland en Engeland. Vele wetenswaardige heden heeft Dr. M. in zijn boekje meegedeeld. Dat hier nog maar pionierswerk gedaan is, erkent de Schr. zelf ; gaarne hadden wij gezien dat hij zijn vondsten meer tot een geheel had verwerkt. De geschiedschrijving eischt een nader onderzoek waarbij de beteekenis dezer strooming voor rationalisme en mystiek, wijsbegeerte en godsdienst wordt uiteengezet. Het werkje van Dr. M. bevat nog niet meer dan een reeks van aanteekeningen tot dit doel dienstig. Met Torrentius treedt het Rosekruiserwezen in onze kunstgeschiedenis op, en ook Spinoza heeft met deze strooming verband gehouden. In het theologisch-politisch traktaat werkt hij in de richting hunner vrij-godsdienstige idealen mee. B. de H.
[van archive.org]
____________________
De afbeelding van het boek De Spinozisten van Siebe Thissen is van hier, waar het voor €19,50 te koop staat.