Spinoza was uiteraard nog niet bekend met Gödel's bewijs

Spinoza zou, als hij in de 20e eeuw zou hebben geleefd en geschreven, een heel andere filosofie hebben opgesteld. Hij was dan wel geen wiskundige, maar had daar wel zoveel belangstelling voor dat hij niet meer zo'n naar nu lijkt naïeve - voor hem toen nog vanzelfsprekende - categoriespong van het logische naar het ontologische, van de kenorde naar de zijnsorde, zou hebben kunnen maken. Hij zou van Kurt Gödel hebben begrepen dat geen enkel formeel systeem (zoals hij er een ontwierp) zijn eigen correctheid kan bewijzen.
En toch, als je daar allemaal even van afziet, is het wel bijzonder indrukwekkend om te zien hoe hij zo'n consequent samenhangend begripssysteem heeft kunnen ontwerpen. En als je z'n metafysica even laat voor wat het is: z'n emotieleer en psychologie heeft een mate van concreetheid en passendheid, dat je merkt hoe goed hij  het 'verschijnsel mens' heeft geobserveerd. Daar is hij geen metafysicus meer. Het is ook dát gedeelte van zijn filosofie dat almaar meer serieus wordt genomen - o.a. bij therapie wordt gebruikt.

Dit schrijf ik als reactie op wat Math mij per e-mail liet weten: 
"wat mij wel steeds opviel bij de lectuur van Spinoza is het volgende:  vaak gaat het over de betekenissen van woorden in verschillende taalspelen [Wittgenstein], vooral het woordje god; en dit in de betekenis van een Christen of Spinoza; als een Christen zegt "alles komt van  God" dan is dat voor hem waar; maar voor Spinoza zal het ook wel waar zijn echter de betekenis is totaal anders;  m.a.w. via het begrip "taalspel"  is heel snel duidelijk te maken bij de discussie [tenminste dat denk ik]."
Ik vermoed dat ik Math een beetje kan volgen met deze lezing van Spinoza met de taalspel-benadering van Wittgenstein. En daarop schreef ik bovenstaand tekstje.