Spinoza’s sterven, maakt deel uit van zijn filosofie over de dood
De titel van dit blog is mijn conclusie, niet die van Piet Steenbakkers wiens recente brochure ik in dit blog aan de orde wil stellen:
Piet Steenbakkers, Over de dood van Spinoza, en Spinoza over de dood. Mededelingen vanwege het Spinozahuis nr. 105, met de lezing van 26 mei 2012. Uitgeverij Spinozahuis, 2013
Is een fraai boekwerkje geworden over Spinoza en de dood. Voor deze blogger is uiteraard wel aardig dat in voetnoot 2 op blz. 4 zijn naam wordt gemeld als degene die Piet Steenbakkers na zijn lezing erop wees dat Colerus niet bij de Van Spyck’s aan de Paviljoengracht, maar bij de weduwe van advocaat Willem van de Werve aan de Stille Veerkade had gewoond. Ik was blij hem voor het verspreiden van die fout in de gedrukte versie te behoeden en voor mij hoefde dat dus niet nog eens vermeld te worden. Maar het illustreert Steenbakkers wens naar preciesheid. Ik vermoed dat hij het daar zo nadrukkelijk markeert, daar hij waarschijnlijk in een of andere eerdere publicatie die fout al wél heeft verspreid. Die fout is hiermee dus duidelijk en in het openbaar rechtgezet. Waarvan acte.
Dé fascinatie voor Spinoza’s dood heeft er alles mee te maken dat zij die in onsterfelijkheid van de ziel en ‘een voortleven na de dood’ geloven en vooral in het daarin definitief en eeuwig gestraft of beloond worden door de oordelende God, niet kunnen geloven dat iemand zijn atheïsme tot aan het moment van z’n dood zou kunnen volhouden. Iemand als Pascal raadde daarom het wagen van zijn bekende calculerende gok aan! Die fascinatie zijn wij kwijt.
Steenbakkers behandelt bijna alle getuigenissen die er zijn over wat zich bij de dood van Spinoza afspeelde, en wie er bij waren. Ook behandelt hij uitvoerig de roddel die een jonge Utrechtse student enige jaren na Spinoza’s overlijden daarover ter ore was gekomen, hoewel het ons geen inhoudelijk bruikbaar materiaal biedt.
Vervolgens behandelt hij Spinoza’s eigen filosofie over de dood en plaatst die tegen de achtergrond van hoe er door filosofen over de dood is gedacht. Hoe sinds Socrates en Plato filosoferen, zoals samengevat door Cicero, eigenlijk leren sterven is: je voorbereiden op de dood. Waartegenover de stoïcijnen, vooral Epicurus, het negeren van de dood voorstonden. Via een studie van Chantal Jaquet laat Steenbakkers vervolgens zien dat Spinoza een heel eigen benadering heeft. Hij ziet de dood als iets slechts, niet omdat er absoluut kwaad zou bestaan, maar daar wij dat vanuit ons streven naar zelfbehoud zo beoordelen. Uiteindelijk staan we machteloos tegenover het feit dat we eindig zijn en vernietigd zullen worden. Maar wie veel kennis heeft van God, van zichzelf en van de wereld om zich heen, zal nauwelijks angst voelen voor de dood (Ethica 4/39s). Nauwelijks! We kunnen ons immers nooit geheel losmaken van door dingen aangedaan te worden. Naarmate een mens vrijer, d.i. redelijker wordt, neemt de angst voor de dood af, zonder evenwel ooit geheel te verdwijnen.
Vervolgens zet Steenbakkers de (hier zeer kort samengevatte) filosofie van Spinoza over de dood af tegen de historisch-biografische inschattingen van zijn filosofie. Daar diens filosofie over de dood ongebruikelijk was, zou Spinoza zelf onbedoeld bewerkstelligd hebben dat zijn einde tot een filosofisch probleem werd. Zijn beruchtheid maakte dat zijn overlijden al snel legendarische trekjes begon te krijgen, aldus Steenbakkers. Daartoe behoorden geruchten over pijnstillers of zelfs opium die zijn einde zou hebben verzacht, met zelfs de suggestie van een zelfgekozen einde. Voor velen toen iets moreel verwerpelijks én tevens pleitend tegen zijn filosofie die dan de angst voor de dood onvoldoende heeft kunnen bedwingen. Dan schrijft Steenbakkers: “Een zelfgekozen einde kan echter ook heel anders worden benaderd, namelijk als een autonome beslissing.”Maar om daarover iets te kunnen zeggen zou hij Spinoza’s filosofie van de onmogelijkheid van zelfmoord en zijn filosofie van vrijheid (en de vraag naar de mogelijkheid van ‘autonome beslissingen’) aan de orde hebben moeten stellen. Daarover behandelt hij niets. Wel eindigt hij met de bewering: “Een wijsgerige theorie staat of valt niet met het vermogen van de filosoof om daar in alle omstandigheden zelf naar te leven.” En dat is eigenlijk opmerkelijk te vernemen van iemand die met zoveel waardering de uitspraak van Robert Menasse aanhaalde: “Spinoza’s leven is een van zijn werken.” Als Spinoza’s leven onderdeel uitmaakt van zijn filosofie, maakt de wijze waarop hij stierf, deel uit van zijn filosofie over de dood. In dat verband vind ik het wel opmerkelijk dat er geen plaatsje was ingeruimd voor wat Spinoza in 4/39s over sterven van het lichaam schreef.
Maar, hoe dan ook, Piet Steenbakkers levert ons, zoals we van hem gewend zijn, een interessante bijdrage die het denken over Spinoza en de dood verder brengt.
Stan Verdult________________
Eerdere blogs over Spinoza en de dood:
30 juni 2011: Spinoza, de dood en het in eeuwigheid 'onsterfelijke'
20 sept. 2011: Spinoza over de onmogelijkheid van zelfmoord
31-03-2011: Was dokter Schuller aanwezig bij Spinoza’s sterfbed?
* * *
Het leek me wel aardig om achteraf alsnog de gespeelde sterfscene uit de film van Robin Lutz uit 2015, Spinoza, een vrije denker, hier bij te plaatsen.
Verder wijs ik op het artikel op academia.edu van
Yitzhak Melamed, Spinoza on Death, ‘Our Present Life’ & the Imagination
Reacties
Het zal wel een verschrijving van jou of Steenbakkers zijn, maar Epicurus is geen Stoicijn. Evenmin 'negeert' hij de dood. Wegens uithuizigheid beschik ik momenteel nog niet over de tekst van de lezing, zodat ik niet kan nagaan wie voor wat verantwoordelijk is. Ik heb ook bezwaar tegen je 'vrijer, d.i. redelijker' in de zin dat daarxoor de angst voor de dood zou afnemen. Zijn we dan de machteloosheid van de rede (ratio) t.a.v de reacties vergeten? Het is pas de beatissima visio dei (de intuitieve kennis) die ons de dood doet overwinnen en verachten. En die ons van 'eeuwig leven' voorziet en ons onderscheidt van de 'doden', die bovenal bezorgd zijn voor de begrafenis van een verwant. Jezus: 'Laat de doden de doden begraven' (geciteerd door Sp. in 'n brief 75).
Wim Klever 11-05-2013 @ 16:55
Zie het gelijkstellen van Epicurus met de Stoïci als mijn mogelijk verkeerde interpretatie. Steenbakkers schrijft: "Anders dan de Stoa of het epicurisme belooft Spinoza dus niet dat zijn filosofie de angst voor de dood geheel zal wegnemen, wel dat die hanteerbaar kan worden gemaakt." (p. 19)
Ik las dat als Stoa SIVE epicurisme, maar misschien werd bedoeld Stoa AUT epicurisme.
Wat de "beatissima visio dei" ("quae fidelibus promittitur") betreft, vind je niet dat Spinoza daar in CM 2/8 een beetje aan 't preken is? "credamus [..] Deum hoc suis revelaturum." Hij spreekt jou daar kennelijk meer aan dan mij.
Stan Verdult 11-05-2013 @ 17:58
Accoord. Het is volop religieuze terminologie, die Spinoza, zoals zo vaak, gebruikt; zeker ook in de door jou aangehaalde contekstwoorden. Toch intendeert Spinoza met de door mij geciteerde drie woorden wat later aangeduid wordt als 'intuitio'. In deze hoogste vorm van perceptie AANSCHOUWEN wij god of ZIEN wij het algemene of onveranderlijke in het bijzondere of veranderlijke.
Wim Klever 11-05-2013 @ 19:23
Stan, is E4/39s geen typo en bedoel je niet 5/39s?
Mark Behets 11-05-2013 @ 21:51
Nee, Mark, ik bedoel echt E4/39s (waarin het ook over de Spaanse dichter gaat). Daarin bespreekt Spinoza dat er al van sterven sprake kan zijn zonder dat er een lijk is.
Wim, je toont niet aan (en kunt m.i. niet aantonen) dat het "beatissima visio dei" van deze plaats later (ik neem aan dat je het 5e deel van de Ethica op 't oog hebt, want in de CM komt dit niet voor) aangeduid wordt als 'intuitio'. Ik vrees dat je wat te ruime inlegkunde beoefent.
Stan Verdult 11-05-2013 @ 22:42
Je hebt gelijk dat 'intuitio' verder niet voorkomt inde CM. Dat wilde ik ook niet beweren. Doch WEL wat Spinoza met dat woord op het oog had. Zie CM 2/10/11, waarin hij helemaal zichzelf (en niet Descartes) is en schrijft in de trant van de KV over het 'hoogste genot' dat men verkrijgt in 'beatissima huius entis CONTEMPLATIONE''.
Wim Klever 12-05-2013 @ 11:15
Akkoord en duidelijk, Wim, die tweede plaats verduidelijkt wat Spinoza bedoeld moet hebben met het eerder gebruikte "beatissima visio dei". Hij houdt dus in de Ethica de benadering van zijn jongere tijd vast, maar naar mijn indruk heeft er wel een zekere verschuiving plaats naar een minder mystiek klinkende taal. Bij intuitio ligt het accent iets sterker op begrijpen van de samenhang van het tijdelijke en eindige met het eeuwige en oneindige: een genietend inzicht. Maar dat is niet "de dood overwinnen en verachten" - om terug te komen op je eerste reactie. De 'vrije mens' is een limietbegrip waar we (ook Spinoza niet) nooit bij komen, maar wel naar kunnen streven.
Stan Verdult 12-05-2013 @ 11:45
Akkoord Stan, de dood verachten lijkt niet in overeenstemming met wat in de Ethica staat: "...Geesten, die grote kennis van zichzelf en van God hebben en waarvan het grootste en belangrijkste deeleeuwig is, zodat zij de dood nauwelijks vrezen." (E5/39s). Ik zie nu ook het probleempje dat ik had met je verwijzing: je haalt 2x E4/39s aan in je blog hierboven. De tweede keer bedoel je inderdaad 4/39s (sterven van ht lichaam), maar de eerste keer heb je volgens mij toch over 5/39s (de dood nauwelijks vrezen).
Mark Behets 12-05-2013 @ 12:22
Mark, je hebt een punt te pakken.
De eerste keer 4/39s nam ik over van Piet Steenbakkers tekst waar voluit staat: (Ethica 4, stelling 39, scholium). De tweede keer 4/39s over sterven bracht ik zelf in. Maar die eerste keer moet inderdaad 5/39s bedoeld zijn. Daar heb je volkomen gelijk in. Je hebt hiermee Piet Steenbakkers (of de eindredactie of de drukker van het boekje) op een foutje betrapt!
Stan Verdult 12-05-2013 @ 12:37
Vrijheid is, wil ik toegeven, een limietbegrip in ETHICA 4, maar niet in E 5. De potentia van het intellectus (niet Ratio) is ongeclausuleerd en ongelimiteerd en IS OP ZICHZELF OVERWINNING VAN DE DOOD. Ik sluit mij bij Spinoza's Christus (brief 75) aan. Via de hoogste kennissoort zijn wij verrezen. Wie doet ons wat?
Wim Klever 12-05-2013 @ 19:31
Ik pas
Stan Verdult 13-05-2013 @ 10:02
Een dikke week na voorgaande discussie vind ik bij thuiskomst Steenbakkers' essay "Over de dood van Spinoza en Spinoza over de dood". En kan ik je oordeel, Stan, globaal bevestigen. De feiten netjes op een rijtje wat betreft het eerste onderdeel van de opzet. Twee opmerkingen zou ik daarbij willen maken. Ten eerste zit er in Lucas wel een biografische tendens, maar vind ik 'fictieve levensbeschrijving' te depreciatief gezien zijn indrinende taxatie van Spinoza's betekenis (op basis van affiniteit). Ten tweede vind ik 'zijn huisarts' een ongeschikte vertaling van 'medicus suus familiaris' in hs 1284. Ik zou kiezen ''n bevriende medicus'. "Familiaris" heeft in neolatijn, maar ook bv bij Cicero duidelijk de betekenis van iemand waarmee men vertrouwd omgaat of mee samenwerkt. Trouwens van een (plaatselijke) arts kan men niet verwachten dat hij bij de patient in een aangrenzende kamer de wacht houdt, terwijl het wel voor de hand ligt dat een aangereisde arts uit Amsterdam er even 'wacht' om de ontwikkeling aan te zien. Ma.w. Ik zie in de term familiaris een in het gerucht ingeslopen bevestiging voor de
aanwezigheid van Meijer.
Wim Klever 21-05-2013 @ 14:31
Lees 'biografische'. Als 'hagiografische' in voorgaande reactie
Wim Klever 21-05-2013 @ 14:33
Ik zie niet in waarom de term familiaris dokter George Hermann Schuller, die (gezien z'n briefwisseling met Leibniz) Spinoza in 't eind van z'n leven vaker bezocht moet hebben, zou uitsluiten van Spinoza's familiaire kring, daar die term alleen Lodewijk Meijer zou insluiten.
Stan Verdult 21-05-2013 @ 14:51
Omdat ik mij gezien de info over hem bevat in Van Gent's briefwisseling met Tschirnhaus (waar ook Steenbakkers naar verwijst; destijds door mij grotendeels geherpubliceed) niet kan indenken dat hij voor Spinoza zou kunnen figureren als een medicus SUUS FAMILIARIS. Spinoza was niet op zijn achterhoofd gevallen.
Wim Klever 21-05-2013 @ 15:49