Verhandeling over de verbetering van...
Gisteren was de eerste cursusdag van de voorjaarscursus, georganiseerd door de Ver. Het Spinozahuis. Het was voor de tweede keer dat Spinoza’s onafgemaakte Tractatus de intellectus emendatione (TIE; Verhandeling over de verbetering van het verstand) cursusonderwerp was. We konden nu voor het eerst gebruik maken van de onlangs gerenoveerde aula die in een fraaie toneelzaal was omgevormd.
Prof. dr. Theo Verbeek verzorgde een eerste algehele inleiding. Hij vertaalde de TIE met daarbij een uitgebreide toelichting, fraai uitgegeven door de Historische Uitgeverij. Verbeek gaf een interessante inleiding, waarbij duidelijk was dat hij zich ervan bewust was dat er ook mensen in zijn gehoor zaten die pas begonnen met zich in Spinoza te verdiepen. Ik streef hier geen samenvatting van zijn college na, maar haal er enige dingen uit die voor mij ’t interessants waren.Over waar het werk geplaatst moet worden in de reeks van uitgaven van Spinoza is onderwerp van discussie onder de geleerden en zal dat wel blijven. Verbeek ziet de Korte Verhandeling als eerste werk, maar gaf daar verder geen argumenten voor. Hij benadrukte dat Spinoza zelf de TIE nooit als werk van zijn hand had uitgegeven. De in de Opera Posthuma door zijn vrienden gepubliceerde TIE was niet alleen onvoltooid, maar misschien zelfs wel nog geen complete tekst. We weten namelijk niet of het al een manuscript was. Misschien bestond het uit een map met losse vellen en bijgevoegde stroken met aantekeningen, zoals vóór het computertijdperk boeken ontstonden. Het meeste zal in de begin 1660-jaren geschreven zijn, maar sommige delen van de tekst dateren misschien van later. Zelfs kunnen we er niet zeker van zijn of de titel van Spinoza zelf is. Het feit dat hij in een van zijn eerste brieven omschrijvingen geeft van een werk waarmee hij bezig is, kan voor de uitgevers aanleiding zijn geweest om achteraf die titel aan het (in elkaar te zetten) werk te geven. Weinig is zeker.
Content was ik met zijn opmerking dat hij zich, wat de vertaling van de titel betreft, aan een ontstane conventie had aangepast, maar dat ‘emendatio’ beter met ‘zuivering’ vertaald kon werden – zeker ook als je kijkt naar de tekst zelf: dan gaat het meer om “uitzuivering van het verstand.” [Zie ook mijn blog over Barbara Polovtsova (1877 - 1936) De eerste Russische filosofe en Spinoziste, die een pleidooi voor die vertaling deed].
Verbeek begon vervolgens met te stellen dat de TIE goed vergeleken kon worden met Discours de la Méthode van René Descartes. In de jaren 1660-1670 werd deze, zo weten we uit meerdere collegedictaten, in Leiden als inleiding op de filosofie behandeld. Het Griekse methodos betekent letterlijk ‘de weg’ en ook Spinoza (of de redactie) gebruikte de term ‘weg’ in de titel. Beide werken beginnen met ‘ontgoocheling’, maar daar blijkt ook meteen het verschil in opzet van beiden. Bij Descartes betreft de ‘ontgoocheling’ de desillusie van de wetenschap, terwijl bij Spinoza de desillusie betreft hetgeen er verstaan wordt onder geluk. Hem gaat het dus meer om levenspraktische kwesties.Om op te merken vond ik het feit dat Verbeek meermalen benadrukte dat het nastreven van het hoogste geluk zoals dat normaliter verstaan werd (nastreven van lust, geld en eer) noodzakelijk tot desillusie leidt – dat niemand ooit en uiteindelijk tevreden is.
Waar gaat het Spinoza om? was het volgende aandachtspunt. Waar het bij Spinoza altijd om gaat: om het hoogste goed. Meteen corrigeerde Verbeek zichzelf: behalve in de Tractatus theologico-politicus en de Tractatus Politicus dan, want die staan apart van de TIE en zijn hoofdwerk de Ethica; in die andere werken ontwikkelt hij verschillende andere mogelijkheden. De kernpassage was volgens Verbeek te vinden in § 13 waar Spinoza het onderscheid maakt tussen ‘het ware goed’ en ‘het hoogste goed’. Het ‘ware goed’ zouden wij tegenwoordig omschrijven als alle middelen die kunnen bijdragen tot het bereiken van het eigenlijke doel: het bereiken van het hoogste goed, te weten “het bewustzijn van de eenheid van de geest met de hele natuur” en dat dan te bereiken “samen met anderen.” Later duidt Spinoza het effect van het bereiken van dit “hoogste goed” ook aan met beatitudo, gelukzaligheid; en blijkbaar is díe gelukzaligheid dus niet onderhevig aan desillusie, twijfel of onzekerheid.
In § 12 was al kort aangegeven dat dit alles gebeurt in een eeuwige orde van onveranderlijke natuurwetten. En dus poneert Spinoza eigenlijk een nogal paradoxale stelling, want hoe pas je morele preoccupaties in in een deterministische orde. Zo zet hij zichzelf met zijn opvatting over de gedetermineerde natuur voor het blok. Zicht krijgen op hoe Spinoza met die moeilijkheid omgaat is eigenlijk waar alles om draait.
Verbeek wees bij het bespreken van de diverse kenvormen door Spinoza op verschil tussen ratio en verstand, waarbij het bij Spinoza niet om aparte vermogens of faculteiten gaat. Maar om verschillende vormen van werkzaamheid van onze geest (waarin wij ons dingen kunnen verbeelden, of rationeel kunnen beredeneren of intellectueel rechtstreeks schouwen). De ratio (de rede) is dus het - via de zintuigelijkheid – ontdekken en vormen van begrippen en redenerenderwijs afleiden van nieuwe begrippen. De intellectus (het verstand) is de - niet via de zintuigelijkheid, maar - rechtstreekse schouwing van de essentie van een object. In dit werk van Spinoza is rede dus niet hetzelfde als intellect.
Daarom is “zuivering van het verstand” nodig (het wegwerken van allerlei vooroordelen en hindernissen) om daartoe te kunnen komen. Deze “zuivering van het verstand” is dus niet het doel, maar een middel om (zie § 14) zoveel van de natuur te begrijpen als nodig is om een betere natuur te verwerven (waarmee het lukt om dat hoogste goed, het schouwen van de eenheid met de hele natuur te bereiken). En zo kwam Verbeek met een nieuwe suggestie voor de titel. Eigenlijk zou die titel het best kunnen luiden: Verhandeling over de verbetering van de menselijke natuur, via de zuivering van het verstand.Vanuit het a priori vermoeden dat zulke intellectuele kennis mogelijk is (“dat elk mens intussen wel een begrip heeft van de menselijke natuur die sterker is dan de zijne” - § 13) ontstaat de wenselijkheid om het praktische probleem om te zetten in een kentheoretisch probleem en vandaar Spinoza’s behandeling van de diverse kensoorten.
Daarna was het tijd voor pauze. Je kon merken dat Verbeek er van uit ging dat wij na de pauze terug zouden komen om hem vragen te stellen en discussie aan te gaan. Maar na de pauze werd de groep verdeeld in aparte discussiegroepen. Ik was graag in de gelegenheid geweest om enige meer technische vragen aan de inleider voor te leggen, waarvoor de discussiegroep geen oplossing kon bieden. Dat vind ik het nadeel van dit cursus-format van de VHS: er bestaat geen ruimte voor nadere toelichting, laat staan debat met de inleider. Ik had graag nadere toelichting gehad op bijvoorbeeld de stelling van Spinoza dat wij allen in onze geest beschikken over “idea vera data” een gegeven ware idee; of nadere toelichting op het onderscheid tussen objectieve resp. formele essentie; en over de toelichting van Verbeek in voetnoot 19 van zijn inleiding over wat passie bij Spinoza betekent i.t.t. wat het bij Descartes betekent (een toelichting die ik wil betwisten). Maar goed we moeten ons neerleggen bij de formule en gingen na de pauze naar de groepsdiscussie (daarover heb ik hier weinig te rapporteren).
Iemand mailde mij: “Vanmiddag mooie lezing Verbeek gehoord, had wat mij betreft nog een uur door kunnen gaan.” Daarmee ben ik het dus eens.