Voorjaarscursus VHS over de Korte Verhandeling

Gisteren was weer de eerste bijeenkomst van de voorjaarscursus die de Vereniging Het Spinozahuis jaarlijks organiseert.

Nog maar net een week geleden hadden we de uitnodiging voor de heropening van het Spinozahuis op 24 maart a.s. ontvangen en nu kregen we al te horen dat wie het antwoordkaartje nog niet had ingezonden, dat verder wel kon nalaten, want de intekening was al gesloten. Het had dus - als was het een popconcert - storm gelopen!

             

Net als vorig jaar konden we in de nieuwe aula van het Spinoza-lyceum terecht. Hiervoor waren, zo te zien, best nog wel kaarten verkrijgbaar geweest. Deze aulazaal biedt groeimogelijkheden voor de vereniging.

            

De eerste inleider was Jan Knol, wiens hertaling van de Korte Verhandeling het uitgangspunt voor de cursus is.

Hier een impressie van boven: spreker eenzaam op het podium. De emeritus dominee begon er dan ook over dat hij gewend was van een hogere positie naar kerkgangers in een lagere positie te preken, in het moderne onderwijs gaat dat dus omgekeerd...

            

                 

Jan Knol schetste een aantal moeilijkheden waar hij als hertaler van het 17e eeuwse Nederlands (hij bleef liever zeggen: oud Hollands) tegenop was gelopen en welke keuzes hij had gemaakt. Hij attendeerde de toehoorders op een aantal zaken waarop ze bij het lezen van de (hertaling van) de KV moesten letten.

Na het eind van zijn praatje was er gelegenheid om nog plenair wat vragen te stellen - een 'vernieuwing' die vorig jaar als proef was begonnen - waarna we in kleinere gespreksgroepen werden ingedeeld om een en ander te bespreken dat zoal bij ons opkwam al dan niet in verband met de KV.

Reacties

1. Zoals beloofd hierbij een reactie op je blog. En wel met betrekking tot je opmerking in de discussiegroep over hoofdstuk 15 van de TTP met betrekking tot de verhouding tussen theologie en filosofie. Hoofdstuk 15 van de TTP is duidelijk een verzet tegen de scholastiek (filosofie dienstmaagd van de theologie), waarbij Spinoza uitgaat van de scheiding van de theologie ten opzichte van de filosofie. Zie titel en eerste regel.

2. Heel opvallend is dat Spinoza in hoofdstuk 15 (na hoofdstuk 14, waarin hij de theologie van de filosofie scheidt en definieert wat hij onder ‘fides’, ‘geloof’ verstaat) met deze scheiding uitdrukkelijk niet de filosofie, maar de theologie centraal stelt. Niet meer op een scholastische wijze, waarbij de filosofie dienstbaar is aan de theologie, maar op een nieuwe wijze, waarin de theologie centraal staat - zie de laatste alinea van hoofdstuk 15 [10], waarin Spinoza zich onbelemmerd theologisch uitspreekt over ‘het gezag van de heilige Schrift’.

3. Het diep verwarrende in de Spinoza-uitleg is, dat in de eeuwen na Spinoza de theologen - óf in de traditie van de scholastiek (rechts) of in verzet tegen de scholastische traditie (links) - niet weten van deze scheiding van theologie en filosofie. Zij plaatsen Spinoza vervolgens in het kamp van de filosofen. En dat wordt vervolgens bevestigd doordat na de zgn ‘Spinozastreit’ (Lessing, Jacobi, Goethe, Mendelssohn) de filosofen aan de andere kant Spinoza met een (volgens mij niet-adequate) naturalistische uitleg in de verlichtings-filosofie hebben opgenomen.

4. De anti-scholastische scheiding tussen theologie en filosofie van hoofdstuk 15 van de TTP is in de 19de eeuw gemeengoed geworden. Maar met betrekking tot Spinoza - merkwaardig en hoogst verwarrend - is daarbij precies het omgekeerde gebeurd van wat Spinoza beoogt. In de TTP wil hij het uitdrukkelijk voor het geloof en de theologie opnemen en bepleit hij het ‘gezag van de heilige Schrift’, terwijl hij kritiek uitoefent op de predikanten, die op een scholastische manier Plato en Aristoteles (als het ware de aartsvaders van de filosofie) ‘verkondigen’ (zie Voorrede, editie Akkerman, midden blz. 88; hoofdstuk 13, slot [2]).

5. Met jouw opmerking, dat Spinoza in de KV de calvinistische scholastische traditie op een bepaalde manier ombuigt, stem ik van harte in. Maar de manier, waarop dit gebeurt is niet filosofisch, maar theologisch van aard, waarbij het ‘gezag van de heilige Schrift’ naar mijn overtuiging een rol speelt. Ik heb zelf ondervonden dat je met argwaan, achterdocht en hoon benaderd wordt als je op een spinozistische wijze aan dit ‘gezag van de heilige Schrift’ vorm wilt geven. Maar dat stimuleert mij tegelijkertijd om daarvan meer verantwoording af te leggen. Centraal staat daarbij de wijze waarop de scholastiek ontstaan is en in de moderne tijd weer verdwenen is. Heel kort samengevat gebruik ik daarbij op dit moment de volgende inzet: Boethius (480 - 524) kan gekarakteriseerd worden als de laatste antieke mens en de eerste scholasticus, Spinoza als de laatste scholasticus en de eerste moderne mens. Om goed zicht te krijgen op Spinoza (ook in de Ethica) en het hele tweede millennium is kennis van de wijze waarop in Boethius de aanzetten tot de scholastiek van de 11de tot de 17de eeuw vorm krijgen, onontbeerlijk. Tegelijk valt er verhelderend licht over de diepe verwarring tussen theologie en filosofie, die na Spinoza is ontstaan.

Pieter, als je me toestaat commentaar te geven op je interessante stelling van Spinoza als laatste scholasticus:
Ad 2: Spinoza spreekt zich in TTP 15.10 inderdaad onbelemmerd uit over het gezag van de Schrift. Welke is dat gezag? In 15.6 zegt hij dat de geest zonder de rede 'niets dan dromen en verzinsels ziet', en dat de theologie 'het doel aanwijst wat de Schrift beoogt', namelijk 'de wijze en methode van het gehoorzamen'. Een nogal uitgekleed theologie-begrip dus.
Ad 3. In de theologie is er geen anti-scholastieke traditie, en zeker niet in de 19e eeuw, althans volgens theoloog Kuitert (in 'Alles behalve kennis', m.i zijn beste boek). A l l e theologie berust op scholastiek. Zelfs Karl Barth is een en al scholastiek, Kuitert wijdt er 100 pagina's aan.
Ad 4. De Schrift is in 15.10 second best na de rede, want 'allen kunnen zonder meer gehoorzamen', en maar weinigen kunnen zich 'de deugd tot een gewoonte maken uitsluitend onder de leiding van de rede'. Spinoza zelf is trouwens het voorbeeld van de mens die uitsluitend via de rede en de 3e kennissoort- en zonder de Schrift - het 'hoogste goed' verwerft (TIE13).
Ad 5. De scholastiek is in de moderne tijd in het geheel niet verdwenen, zie boven de opvatting van Kuitert. Het is bovendien nog steeds de leer van de R.K. kerk.

Beste Pieter en Adrie,
Wat een coïncidentie. Vanochtend was ik bezig met m'n nieuwe blog en vlak voor ik wilde uploaden zag ik dat Adrie ook op het boek van Harry Kuitert ingaat.
Nu ga ik eerst mijn hoofd wat laten uitwaaien, voor ik in staat zal zijn inhoudelijk op jullie reacties in te gaan - want dat vergt enig denken

Beste Adrie
Mijn reactie - heet van de naald - blijkt niet doorgekomen te zijn, dus nu nog maar eens proberen.
Allereerst: ik noemde Spinoza 'laatste scholasticus en eerste moderne mens'. Je reactie gaat helemaal in op het eerste (scholasticus) en neemt ook niet de achtergrond van Boethius als laatste antieke mens en eerste scholasticus erg serieus. Eigenlijk neem je die scholastiek veel te ernstig. Met die omlijsting van Boethius en Spinoza wil ik een poging wagen de scholastiek in een relativerend kader te plaatsen. Kort gezegd luidt dat kader: 'Intellectus quaerens fidem' (de titel van een publicatie, waaraan ik werk, naar analogie van het beroemde 'fides quaerens intellectum').
Maar dan elk punt:
ad2 Ik zou dit uitgeklede theologie begrip van harte willen onderschrijven. Dus hiermee geen enkel probleem!
ad3 Kuitert is een gefrusteerde theoloog uit de Kuyper traditie, waarmee ik geen enkele verwantschap voel. Ik kan net zo goed met chinezen gaan praten als met die rare Kuyper mensen uit de Doleantie, ook al verzetten zij zich tov die traditie . Ik kom zelf uit een vrijzinnig milieu, en al moet ik van die zich enigszins superieur opstellende vrijzinnigheid ook niet veel hebben, toch blijft het je hele leven als grondhouding bij.
Dat Barth (naast Miskotte en Breukelman een van mijn leermeesters in de 20ste eeuw) ook niet vrij is van scholastiek zal ik niet ontkennen. Maar tegelijk is zijn oeuvre geschreven in het aangezicht van de ineenstortende christelijk-scholastische cultuur, die in de twee wereldoorlogen van de 20ste eeuw geschiedde. Als zijn eigen opvolger heeft Barth aan het einde van zijn leven nog een boek geschreven, waarbij hij niet van God, maar op anti-scholastische wijze van de mens uitgaat: Einführung in die evangelische Theologie. Dat boek zou als een modern voorbeeld van anti-scholastische theologie naar voren willen brengen.
ad 4 Het gaat niet om de schrift, maar om de uitleg van de schrift en wel om een 'redelijke uitleg' in de trant van Spinoza. In dat verband zou ik willen opmerken dat er vele zeer schriftgetrouwe mensen zijn, die volstrekt in strijd met de geest van de schrift spreken en handelen en omgekeerd: dat er vele schrift-vijandige mensen zijn, die in de geest van de schrift spreken en handelen. De schrift zelf spreekt ook in die paradoxale geest.
ad 5 Ja, met zo'n redenering zijn de farao's ook niet verdwenen, omdat de pyramides er nog staan. Over Kuiter: zie boven. Over de RK kerk: in de 16de eeuw ging die kerk al niet met z'n tijd mee en op dit moment doen zij met al die schandalen hun uiterste best om te verdwijnen.

@ Pieter
Ik ga niet in op alle beschouwingen (over Boethius, Kuitert, Scholastiek etc.) en wil mij beperken tot wat volgens mij het hoofdpunt in je eerste reactie was: dat Spinoza in H15 van de TTP, na het scheiden van filosofie en theologie, tenslotte de theologie centraal zou stellen. Jij hoort Spinoza in H15§10 als theoloog spreken over ‘gezag van de heilige Schrift’ en niet als filosoof (wetenschapper). Ik meen dat je je vergist. A] Er is en ontstaat geen hiërarchie in de domeinen van filosofie en theologie. Ze staan onafhankelijk naast elkaar, hebben beide hun eigen doel en vooral: aparte doelgroepen. B] In de hele TTP, ook in deze paragraaf is Spinoza filosoof/wetenschapper. Nadat hij eerder in H14 theologie (houdt zich bezig met uitleg van gehoorzaam leven) van filosofie (houdt zich bezig met kennis en waarheid) heeft gescheiden, maakt hij in deze paragraaf 15§10 een onderscheid tussen de weinigen (die – als ‘filosofen’ - onder leiding van de rede weten te leven) en de velen (eigenlijk allen, die in ieder geval in staat zijn te gehoorzamen aan het gebod van gerechtigheid en naastenliefde – i.p.v. zelf na te denken).
Dat is het nut dat hij uit de Schrift haalt: de filosofie had dat nooit kunnen bedenken, het is de Schrift die leert dat de mensen door te gehoorzamen bereiken: ‘de weg naar behoud’ §15 ofwel ‘gelukkig kunnen zijn’ §6. Waarvoor niet geloof, maar ‘werken’, het juiste handelen (te bepalen door de staat H20) criterium is. Met het natuurlijk licht (de rede) hadden we nooit kunnen begrijpen dat eenvoudige gehoorzaamheid de weg naar het behoud is (en dat is de troost die de Schrift de mensen biedt). Met ‘morele zekerheid’ zie H15§7 kan door de rede worden ingestemd met deze uitkomst van de analyse van de Schrift. Hoe de profeten, hoe de Schrift tot deze ‘openbaring’ heeft kunnen komen: dat begrijpt Spinoza niet. Van een ‘bovennatuurlijk licht’ moet Spinoza niets hebben. De kracht van het natuurlijk licht is voldoende (en het enige waarover we beschikken) om de Schrift te onderzoeken (H7§19). Het is op alle plaatsen duidelijk dat Spinoza als wetenschapper (filosoof) en niet als theoloog de Schrift onderzoekt. De plaatsbepaling van theologie en filosofie bereikt hij als filosoof/wetenschappelijk onderzoeker van de Schrift, waarvan hij z’n methode in H7 toelichtte.

Voorts Pieter, kan ik je bezorgdheid en onrust delen over het feit dat velen niet (meer) inzien dat Spinoza een postitieve houding had tegenover religie. Hij was geen bestrijder van godsdienst. Hij was alleen bestrijder van verkeerd gebruik van religie door theologen en clerici die teveel macht naar zich toe willen trekken en het gelovige volk willen overheersen en op superstitieuze dwaalwegen brengen.
Maar positief was hij over de 'ware religie' van het 'leven volgens de rede' (van de weinigen) en over de 'ware religie' zoals hij die geschetst had vanuit zijn bijbelstudie: in gehoorzaamheid aan Gods gebod leven in gerechtigheid en naastenliefde (en wat gerechtigheid en goede werken aan de naasten zijn wordt bepaald door de staat).

Stan, in Br21.1 schrijft Spinoza in 1665 aan Blijenbergh 'dat ik de Heilige Schrift niet begrijp, ook al heb ik heel wat jaren aan haar besteed'. Wellicht had hij toen ook al een wat je noemt 'positieve houding tegenover de religie', alleen begreep hij haar niet. Vijf jaar later peurt hij er in de TTP, ondanks dat onbegrip, twee voorschriften uit, gehoorzaamheid en naastenliefde. Ook daar heb je de godsdienst niet persé voor nodig, want de hoofdstukken over de staat in de TTP geven aan dat de staat dat ook leert, zij het dat naastenliefde in staatsverband vertaald wordt door rechtvaardigheid. Kortom, de positieve houding tegenover de religie van Spinoza is niet zodanig dat je daarop een bloeiend godsdienstig leven kan bouwen.

Pieter,
1. Wat de persoonlijke motieven van Kuitert zijn om zijn boek te schrijven doet niet veel ter zake, mij gaat het om het resultaat. Zijn centrale stelling is: alle theologie is scholastiek = christelijk aristotelisme. Ik denk dat het zelfs geldt voor Jodendom en Islam, hoewel hij daar niets over schrijft, en je het daar niet scholastiek noemt maar gewoon aristotelisme. Athans Wolfson zegt dat alle drie de tradities theologisch op de leer van Aristoteles berusten (Wolfson 1, blz 10). Dit betekent: als je de scholastiek weghaalt, dan valt het hele bouwwerk van de dogmatiek in elkaar. Het is een intuïtie die ik door bestudering van Wolfson kreeg, en die ik bij Kuitert bevestigd zie. Ik denk dat dit in gelijke mate geldt voor zowel de orthodoxen als de vrijzinnigen.
2. M.b.t de R.K. kerk denk ik dat ze een kat is met zeven levens. Vergeet niet dat de Islam in de twintiger jaren voor dood verklaard werd, terwijl de orthodoxe wahabieten nu met gevulde geldbuidels als een zegevierende witwasmachine door de mohammedaanse landen trekken, en de tolerantere versies van die godsdienst in Pakistan en Indonesië wegvagen.

Beste Stan en Adrie,

Bedankt voor jullie reactie, met name voor de tweede reactie van Stan. In die reactie voel ik mij begrepen. Die reactie verwoordt de grondhouding, die Spinoza in de 17de eeuw op een voorbeeldige manier heeft geformuleerd en die door ons aan het begin van het tweede millennium opnieuw onder woorden moet worden gebracht. Vanuit die grondhouding vermoed ik dat iedereen, die ‘het natuurlijk licht’ laat vallen over de overige kwesties die jullie oproepen, antwoorden kan formuleren:

- zoals het ‘natuurlijk licht’ vanzelf de wrange vruchten van een ‘bloeiend godsdienstig leven’ openbaart;

- zoals het ‘natuurlijk licht’ vanzelf de onwaarheid van alle bovennatuur - met name de ‘wetenschappelijke bovennatuur’ van het teleologische denken van Aristoteles -ontdekt;

- zoals het ‘natuurlijk licht’ vanzelf over alle misdaden van welke religie dan ook, of die nu christelijk, moslim, of aristotelisch-wetenschappelijk van aard is, een oordeel velt.