Wat zeg ik, als ik God zeg?

     http://1.bp.blogspot.com/-ggRag00Xys0/U-cxiWZDHKI/AAAAAAAATzE/oU_n4cwbyOQ/s1600/Vier_dichters.jpg

Dat is een vraag die de dichters van de generatie van Achterberg, Marsman, Nijhoff en Gerhardt intensief heeft beziggehouden. Ze hadden door dat het woord ‘God’ aan slijtage onderhevig was: het was eerder een stoplap geworden dan een woord dat tot de verbeelding spreekt. Toch lieten ze ‘God’ niet links liggen. Integendeel. Ze namen geen genoegen met het oude vertrouwde. Ze zochten naar nieuwe woorden voor een oud begrip. In hun dichterlijke verwerking van religieuze gedachten zijn ze hun tijd minstens een halve eeuw vooruit. Hun vragen zijn grotendeels ook onze vragen, maar is daarmee hun God ook de onze?”

Aldus de uitgeverstekst bij het boek dat dit jaar verscheen:

Martien E. Brinkman, Hun God de mijne? Over de God van Gerrit Achterberg, Hendrik Marsman, Martinus Nijhoff en Ida Gerhardt. Meinema - ISBN 9789021143569 - 176 pagina's. Het boekje heeft inmiddels al z'n tweede druk gehad.

Dr. M.E. Brinkman (1950) is hoogleraar theologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en was vele jaren verbonden aan het Centrum voor Interculturele theologie, Interrelgiueze dialoog, Missiologie en Oecumenica (IIMO) te Utrecht. Eerder verscheen van hem o.a. ‘Het drama van de menselijke vrijheid’(2000), ‘De niet-westerse Jezus’ (2007) en ‘Jezus Incognito’(2012).

Wat doet dit boeksignalement op dit Spinozablog?

Aanleiding is een recensie van Marjolein de Vos in NRC Handelsblad die Adrie Hoogendoorn mij toezond vanwege hetgeen zij in de eerste twee kolommen schreef en dat neerkwam op: de God van de dichters is zonder dogma of ritueel. Zij noemt Spinoza’s God niet maar die associatie ligt wat Adrie betreft, wel voor de hand. Verwijzingen naar God en het christelijk gedachtegoed kunnen in een gedicht mooi worden gevonden en ook door ongelovigen worden genoten, terwijl deze laatsten zich afwenden als hetzelfde in een prozatekst wordt gezegd.

Misschien wordt dit aanleiding voor iemand om aan de hand van dit boekje na te gaan of en in hoeverre de dichters wellicht ook een beetje door Spinoza geïnspireerd geweest zijn.

Reacties

Stan,
Wellicht is het dienstig te citeren wat Marj. de Vos schrijft in deze recensie van 20.06.2014. Ze begint met te refereren naar Rudy Kousbroek die zich afvroeg waarom hij, als atheïst, de poëzie van Willen Jan Otten zo waardeerde, maar zijn essays over het geloof zo onverdraaglijk vond. Evenzo voor de (religieuze) gedichten van Ida Gerhardt.Ze zegt dan:
'Menigeen zal die vraag herkennen. Verwijzingen naar christelijk gedachtegoed of zelfs het aanroepen van God in een gedicht kan heel mooi zijn (''Redt Marsman, die in Frankrijk woont, o God''). Maar zodra iemand buiten het gedicht om zulke dingen gaat zeggen, maakt de poëzielezer zich uit de voeten. Dat komt, heb ik altijd gedacht, doordat een gedicht, elke kunst trouwens, ruimte laat. Ruimte om de beelden op een eigen manier te beleven, zonder dwang of dogmatiek.' Aldus Marj. de Vos.
Welnu, ik denk dat menig spinozist zich in hierin zal herkennen. Het is zelfs een antwoord op de vraag waarom waarom Spinoza zo'n grote aantrekkingskracht heeft op leken en kunstenaars. Zeker niet om zijn uiterst complexe filosofie, maar omdat zijn filosofie 'ruimte' schept.

Dank, Adrie, voor het aanvullend en verdergaand citeren. Het maakt het inderdaad zinvoller dat dit blog er is.
[Je begrijpt dat ik wat op m'n hoede ben sinds zowel NRC als Trouw me op de huid zaten dat ik teveel van ze had overgenomen en daarmee © zou hebben geschonden. Ik werd geprest allerlei eerdere blogs uit te dunnen of helemaal te wissen.]

In zijn boek Tractatus theologico-politicus gaf Spinoza een aanzet tot een vrijzinnige uitleg van de bijbel en in de Tractatus politicus sprak hij zich uit voor de democratie en wees