Willem Bilderdijk (1756 – 1831) en diens zicht op Spinoza

Spinoza in de Nederlands-joodse historiografie # 6  

Willem Bilderdijk, geschilderd in 1810 door Charles Howard Hodges - uitsnedeOnlangs ging de EO-serie “God in de Lage landen, Réveil” uitgebreid over Willem Bilderdijk, de dichter en advocaat die in de Verlichte periode geïnspireerd werd door het Réveil, een stroming die tegen de Verlichting inging en de nadruk legde op de beleving én het handelen naar je geloof, zoals je het ervaart, beleeft vanuit je hart. [uitzendinggemist]

Wat moet zo iemand hier in een serie over Spinoza in de Nederlands-joodse historiografie?

Net als ’t vorige blog over Koenen meen ik dat nodig is iets over Bilderdijk, beiden niet-jood, te behandelen met het oog op een later blog over Isaac da Costa. Het zijn Willem Bilderdijk en Isaäc da Costa die aan de basis staan en de kern uitmaken van het Nederlandse Réveil. Het contact tussen de oudere, zich graag als homo universalis voordoende, Bilderdijk en de jongere Isaac da Costa ontstond, doordat diens vader Daniël da Costa voor zijn zoon Isaäc in 1816 de oranjegezinde dichter Mr. Willem Bilderdijk als leermeester uitkoos. Deze vriend van de joden, dat ‘oud en edel volk’, stimuleerde Da Costa’s belangstelling voor zijn joodse verleden. En die omgekeerd zal mogelijk enige invloed gehad hebben op Bilderdijks kijk op Spinoza.

Bilderdijk had het over: “De kundige, schrandere, diepdenkende, maar arme Philosooph B. de Spinosa”, – ik kom er zo op.

Maar was er bij deze advocaat-dichter-historicus, de bedenker van de leuze ‘God, Vaderland en Oranje', sprake van enig spinozisme? Zou hij ook maar enige interesse in Spinoza hebben gehad? Het is nauwelijks voorstelbaar. Ik stel die vraag daar - nogal onverwacht - Joris Van Eijnatten die hypothese oppert in zijn Hogere sferen: De ideeënwereld van Willem Bilderdijk (1756-1831) [Uitgeverij Verloren, 1998], waarin hij het denken van Bilderdijk tot op het bot fileert. [books.google]

Volgens de in 1797 opgemaakte Catalogus van Bilderdijks werken – bij zijn verbanning uit de lage landen verkocht hij heel z’n bezit – bezat hij De Nagelate schriften van Spinoza en de levensbeschrijving door Bayle (1698), alsook een commentaar op Prediker van de van spinozisme beschuldigde coccejaanse theoloog Frederik van Leenhof, De prediker en magtigen konink Salomon (1700), waarin deze leerde dat het lot met blijdschap aanvaard dient te worden, daar het deel uitmaakt van Gods eeuwige orde. Daarbij gebruikt hij de termen 'blijdschap' en 'genoegen'. Welnu, Bilderdijks Vertoogen van Salomo bevat twee thema's: blijmoedige arbeidsethiek en de noodlots- of voorzienigheidsgedachte. De Vertoogen zijn een lofzang op een volledig door God gedetermineerd wereldbestel.

Dan schrijft Van Eijnatten: "Niet onbelangrijk is de constatering dat de thema's ook voorkomen in de ethiek van Spinoza.” (98) En op de volgende bladzijde: "Het kan dus zijn dat Bilderdijk zijn ideeën over een blijmoedig te aanvaarden determinisme mede of indirect aan Spinoza heeft ontleend," oppert de Bilderdijkbiograaf. Het lijkt mij te weinig. Later constateert hij dat uit niets blijkt dat Bilderdijk iets van de Spinozastreit heeft meegekregen, wat toch verwacht zou mogen worden als er werkelijke belangstelling voor Spinoza geweest zou zijn.
Wat er verder van Bilderdijks 'spinozisme' ook zij, “het is duidelijk dat hij het bestaan verdedigt van de ziel en dat hij haar over het lichaam bovendien het primaat laat voeren."(359)

Over de dichtregel “Of is 't een wijziging van eenig ander wezen?” in het gedicht “De wareld” zegt Van Eijnatten dat die z.i. niet verwijst naar “een neoplatoonse leer, zoals Bosch meende, maar naar Spinoza's theorie der 'modi' of zijnswijzen.”(p. 87) Dat gedicht erbij gezocht

De wareld.

Wat zijt ge, ô samenstel van onbegrijplijkheden?
     ô Schaakling van gewrocht en oorzaak zonder end?
     Wier mooglijkheid de geest ter naauwernood erkent;
Wier dadelijk bestaan een nacht is voor de reden!

ô Afgrond! dien 't besef geen weg vindt in te treden!
     Wat zijt ge? Een bloote schijn, het zintuig ingeprent?
     Een indruk van 't verstand, waarom 't zich vruchtloos wendt?
Een denkbeeld, dat we ons zelf uit ijdle meening smeden?

     Of zijt ge in tegendeel een wezen buiten my?
     Bestaat ge? is dat bestaan geen enkle droomery?
Of is 't een wijziging van eenig ander wezen?

     Dus vraagde ik reis op reis, tot God my 't andwoord gaf
     Hy sprak: 't bestaan is 't mijn'; wat is, hangt van my af,
De Wareld is mijn stem, en roept u, my te vreezen.

          1786.     [van DBNL]

Albert Verwey typeerde dit gedicht in De Beweging [Jaargang 8. 1912] met “redenaarsopgeschroefdheid.” Ook al zou de regel “Of is 't een wijziging van eenig ander wezen,” naar Spinoza wijzen, het wil absoluut niet zeggen dat er een appreciatie van die benadering in steekt – eerder het tegendeel, zoals uit het vervolg blijkt.

Iets (maar heel weinig) van Bilderdijks visie op Spinoza vinden we in zijn Geschiedenis des vaderlands. Bilderdijk’s Geschiedenis des vaderlands wordt meestal simpel afgedaan als ‘romantisch.’ De uiterst orangistische geschieddichter had echter de sympathie van Robert Fruin, de eerste in 1860 te Leiden aangestelde hoogleraar vaderlandse geschiedenis. "Bilderdijk was in de ogen van Fruin de eerste moderne Nederlandse historicus die geschiedschrijving bedreef 'als leermeesteres voor de eigen tijd', in dienst van het heden dus." Maar, aldus P.B.M. Blaas van wie deze zin stamt, ook Fruin was meer monarchaal-orangistisch dan staatsgezinds-Loevesteins. Maar goed het gaat hier over Bilderdijk en hoe hij stond tegenover Spinoza.

Wat Willem Bilderdijk over Spinoza schreef:

In Willem Bilderdijk’s Geschiedenis des vaderlands. Deel 9. [P. Meyer Warnars, Amsterdam 1836] schrijft hij over Voetius: “Doch als het Cartesianismus opstond, toonde hij zich een geducht tegenstander van dit nieuw en inderdaad gevaarlijk systema van Filosofie, dat al dadelijk het Spinosismus uitbroeidde, waarvan het het ei in zich had.” [p. 131, bij DBNL]

En in Deel 10: Ophelderingen en bijvoegselen, schrijft hij een noot 14 bij de De Witten:

“J. de Witt had uit zijne eigen beurs een jaargeld van ƒ 200 geschonken aan den kundigen, schranderen, diepdenkenden, maar armen Philosooph b. de spinosa; die op zijn handwerk leefde, gelijk in de 18de eeuw j.j. rousseau. Hij schijnt zelfs daarvan een acte gepasseerd te hebben, en de Graaf deboulainvilliers, in zijn Leven van spinosa (p. 67)1, verhaalt daaromtrent eene bijzonderheid, die den Wijsgeer, en ook de familie van de Witt, eer doet: ‘La conduite qu'il (Spinosa) tint après la mort fatale de M. de Witt est une nouvelle preuve de son desintéressement. Cet Illustre Ministre lui avoit assuré une pension de deux cens florins; il montra le seing de son Mècene aux héritiers de M. de Witt, qui faisoient difficulté de la lui continuer. Spinosa le leur remit entre les mains avec autant de tranquilité, que s'il avoit eu d'ailleurs des fonds considerables. Cette maniere desinteressée les fit rentrer en eux-mêmes, & lui accorderent avec joye ce qu'ils venoient de lui refuser.’ - Meer bekend is het, dat Spinosa, gedurende het verblijf der Franschen te Utrecht in 1672, derwaard genoodigd, [251] door Stouppa en den Hert. van Luxemburg-zelf zeer beleefd onthaald, en er vrij lang opgehouden is; en, na het ombrengen der de Witten in den Haag teruggekeerd, in groot gevaar over die expeditie naar den vijand geweest is. - Ik heb al gedacht, of hij ook die geheime onderhandelaar voor de Witt bij den Hertog van Luxemburg, waarvan boven bl. 230-234, kon geweest zijn? Doch dit kan niet wezen. 1o. Omdat Spinosa naar Utrecht verzocht was, toen de Prins van Condé aldaar nog commandeerde, (ofschoon 't onzeker is, of hij dien er nog aangetroffen heeft); de opening nopens dien Agent eerst aan den H.v. Luxemburg gedaan is: 2o. en vooral, om dat, indien de onderhandeling eenigzins gevorderd was, J. de Witt aan dien persoon eene openlijke zending door de Staten aan Koning Lodewijk had zullen doen opdragen (p. 232); waar toe Spinosa toch wel niet in aanmerking kon komen.” [bij DBNL]

Dat was alles – en dus niet zoveel – over Spinoza.

Spinoza in de Nederlands-joodse historiografie #1, #2, #3, #4, #5 

_____________

En passant gezegd, aan het rijtje dat recensent Atte Jongstra opsomt (en waarvan Van Eijnatten dus verstand van zou hebben) wolffianisme, malebranchisme, naturalisme, stoïcisme, christelijke theosofie, coccejanisme, trinitarisme, neoplatonisme, kabbalisme, onomantie, rationele orthodoxie, piëtisme, quiëtisme, alchemie, nigromantie, fysiognomie, rosicrucianisme, esoterisch conservatisme, monadologie, sabellianisme, chiliasme, sebastianisme, epicurisme, neologie, preformisme, traducianisme, somnabulisme, mesmerisme, euhemerisme - ik geef maar een indruk… aldus Atte Jongstra… aan dat rijtje kan dus spinozisme worden toegevoegd. [cf NRC]