Zweermans secure inleiding tot Spinoza
Op een ander blog waar ik indertijd boekbesprekingen onderbracht, plaatste ik in januari 2008 een enthousiaste leeservaring over het boek van Th. Zweerman Spinoza’s Inleiding tot de filosofie. Ethiek als verhuiskunde [2006]. Maar na enige jaren hield de provider van dat blog ermee op, zodat ik de tekst kwijt raakte. Ik had hem ook geplaatst in een schrijfblog dat Trouw aanbood, maar dat verdween ook en ik had me al met spijt neergelegd bij m’n verlies, maar ontdekte onlangs dat ik toch een kopie op een oude harde schijf bewaard had. Ik breng het in dit blog alsnog terug op internet. Ik ben het boek weer aan het lezen en ben benieuwd in hoeverre ik nog helemaal achter die bespreking van vijf jaar geleden sta. Intussen heb ik wel in een reactie van 29 jan. 2011 kunnen merken dat Adrie Hoogendoorn “Theo Zweerman's elliptische retorica-constructies voor de TIE in diens 'Ethiek als verhuiskunde' - de idiote ondertitel zegt al genoeg” – als gekunsteld ervoer. Misschien heeft hij daarom dat boek niet gelezen?Hier breng ik dus mijn recensie terug onder de aandacht.
Zweermans secure inleiding tot Spinoza
Th. Zweerman, Spinoza’s Inleiding tot de filosofie. Ethiek als verhuiskunde. Met medewerking van redacteur Paul Juffermans, Boom, Amsterdam, 2006, ISBN: 9789085061489, 285 blz.
Een buitengewoon knappe inleiding op Spinoza’s eigen inleiding tot de filosofie, diens inleiding namelijk bij zijn “Vertoog over de verbetering van het verstand.”De ongeveer 150 regels tekst van deze inleiding van Spinoza, krijgen hier een boek van 285 bladzijden, waarin de lezer aan de hand van de ‘langzame lezer’ Theo Zweerman (Paul van Tongeren) wordt meegenomen in de lezing van een tekst die Spinoza schreef met, zoals Zweerman aantoont - kennelijk de bedoeling om belangstellenden te verleiden om met hem de weg van de filosofie te gaan. Zo wordt een grote verleidende inleiding van Zweerman, toegevoegd aan de qua omvang veel bescheidener, maar inhoudelijk zeer ingenieuze verleiding, die de inleiding van Spinoza blijkt te zijn.
Dat dit laatste zo is, komt de lezer te weten die zich laat meevoeren aan de hand van Zweerman, hoogleraar wijsbegeerte en franciscaanse spiritualiteit aan de Katholieke Theologische Universiteit te Utrecht, die enkele weken na de voltooiing van het manuscript van dit boek, op 13 oktober 2005 overleed.In rondcirkelende bewegingen van close reading, deelt Zweerman aan de hand van Spinoza’s tekst deze eerst in zeven delen in: een aanhef en zes delen, waarvan hij eerst de inhoudelijke betekenissen en structuur en vervolgens nog eens de met literaire middelen opgebouwde retorische structuur aantoont. Bij het soms woord voor woord langslopen van de tekst, waarbij hij teksten uit de Ethica, het Theologisch-politiek traktaat en de Brieven meeneemt, laat hij zien hoe Spinoza al van op jongere leeftijd de grote lijnen van zijn filosofie voor ogen staan. Hij toont het doordachte en door-en-door oprecht authentieke van Spinoza’s niet dus zomaar bedachte en in elkaar geknutselde tekst.
Zweersman schrijft rustig, erudiet en bezinnend, soms is zijn tekst een meditatie gelijk, waarbij ondanks de voortdurende herneming, telkens weer een verdere voortgang in de gedachtegang wordt bereikt. Hij toont zich een grootmeester van de hermeneutica. Zijn close reading met telkens verwijzing naar Spinoza’s eigen teksten en naar secundaire Spinozistische literatuur, alsmede naar algemeen filosofische literatuur, levert een betoog op dat binnenleidend en nergens polemisch is.Je zit als lezer voortdurend op het puntje van je stoel. Geen moment verslapt je aandacht, daar het gemediteer nergens iets van geouwehoer brengt, maar alles to the point en relevant is. Hier wordt filosofie van de bovenste plank beoefend.
Het eerste en langste hoofdstuk bestaat uit zes grote paragrafen, waarin de betekenis en de plaats in het geheel deel voor deel wordt ontvouwd. Zweerman laat zien hoe de centrale betekenis van de tekst gesitueerd is in de middendelen drie en vier, waartussen zich een veel betekenend scharnierpunt bevindt, waar vanuit het eerste deel naartoe wordt geschreven, en waar vanuit het laatste deel naar wordt teruggedacht.Je krijgt als lezer gevoel voor de onoverbrugbare duale spanningsboog tussen tijd en eeuwigheid, tussen de onophefbare eindigheid, het tijdelijke en bedreigende van de menselijke situatie, waarbinnen de mens zich moet zien te nestelen en zich een deugdzaam leven moet zien te vormen in het licht van het geleidelijkaan via de rede en sprongsgewijs via de intuïtie bereikbare uitzicht op en begin van inzicht in het onderdeel zijn van, ja zelfs van liefde tot de eeuwige noodzakelijkheden van de Natuur ofwel God.
Meesterlijk is hoe de schrijver in het tweede en laatste hoofdstuk enige hulpmiddelen uit de literatuurwetenschap en de klassieke retorica weer eens op deze inleiding eerst toepast, en vervolgens nóg eens langsloopt maar de lezer nu een kijkje gunt in de keuken van hoe dit wetenschappelijke instrumentarium te gebruiken. Deze aanpak maakt deze tekst, zowel een schitterende inleiding in de leer van Spinoza, als een voorbeeld van het nut en de mogelijkheid van toepassing van literatuurwetenschappelijke analyse-instrumenten op een filosofische tekst.
Iets miste ik dat ook in een filosofisch boek op z'n plaats zou zijn geweest. Zweerman haalt aan hoe Spinoza als 'de asceet van de filosofie' werd getypeerd (p. 61). Zijn 'filosofie van de bevrijding' acht hij 'vergelijkbaar met wat de grote mystici voorhouden over de radikale keuze die gemaakt moet worden.' (p. 63). Naar aanleiding hiervan had het boek wellicht ook nog zinvol met een (religie-) historische paragraaf uitgebreid kunnen worden, waarin werd onderzocht hoe de hang naar religieus-ethische praxis in de 17e eeuw a.h.w. in de lucht hing. Een vergelijking van hoe Spinoza filosofie aanbeval tegenover zovele anderen in zijn tijd die religie als middel tot zelfverwerkelijking en tot heil propageerden. Het hing in de lucht. De vroeg 17e eeuwse Silezische mysticus Jacob Boehme, de mystiek chiliast Petrus Serrarius, Jean de Labadie met z'n mystieke gezinsgemeenschap, Antoinette Bourignon met haar driebruggen-leer (de wereld achter je laten, de hebzucht en hartstocht beheersen, de wil overwinnen en ondergeschikt maken aan die van God=van haar), het quiëtisme, piëtisme, de quakers... het ontstond allemaal in Spinoza's tijd. Het bijzondere was hoe Spinoza hiertegenover de filosofie aanbeval.
Hierover kan men elders genoeg vinden, maar het had een aardige aanvulling kunnen zijn.
Ik bracht er ook een schema bij dat ik maakte van de retorische constructie van de Inleiding op de TIE die Zweerman ontrafelde. Ik breng hem hier. Het is wellicht bij het lezen van het boek te benutten [klik op plaatje]. Het vergt teveel woorden om het toe te lichten.
Zie de bespreking van dit boek door Herman De Dijn, "De mens als schipbreukeling," in Tertio in 2006 (dat daar niet meer te bereiken is, maar gelukkig in jan. 2007 is overgenomen op despinoza.nl)