Bernard Damme (1864 - 1953) 'werkman-filosoof' en Spinozist
Bernard Damme was als ambtenaar bij Publieke Werken te Rotterdam werkzaam in het gemeentelijk havenbedrijf. Hij was lid van de SDB, daarna van de vrije groep De Vaandelwacht; medewerker aan De Vrije Socialist; schrijver van populair-filosofische werken. Hij was Spinozist, anarchist, volksopvoeder en voorvechter van rechten van de arbeider. Hij was aanhanger van Domela Nieuwenhuis en tevens leerling van de Spinozist en vertaler van Spinoza’s werken Willem Meijer.Siebe Thissen is degene die het meest over Bernard Damme geschreven heeft en ik baseer me hier dus vooral op hem (zie onder bronnen).
Bernard Damme publiceerde een aantal populair-wijsgerige boekjes en wel zo'n vijfhonderd kleinere en grotere artikelen voor periodieken als Anarchist, De Vrijdenker, De Vrije Socialist en De Nieuwe Cultuur. Het is hem erom te doen arbeiders die zelfontwikkeling zoeken, bekend te maken met de ideeën van Erasmus, Spinoza, Multatuli, Nietzsche e.a.
Damme kwam tot vrijdenken door bijwonen van de wekelijkse voordrachten van de Rotterdamse Lutherse predikant Willem Meng (1843-1924) die zich na zijn ontslag ontwikkelde tot anarchist en vervolgens theosoof. Meng maande zijn gehoor zich los te maken van theologie, kerkelijke dogma’s en zeden.
Damme sloot zich aan bij de Vrije Rotterdamse Groep De Vaandelwacht, deze arbeidsersgroep beschouwde Domela Nieuwenhuis als haar leider. Damme, geïnspireerd door Meng, hechtte groot belang aan zich bekwamen in de wijsbegeerte en maakte graag gebruik van de gelegenheid die de seksuele hervormer J. Rutgers bood die zijn bibliotheek openstelde voor zelfstudie van arbeiders. Zijn Spinozistische inzichten deed Damme op in allerlei volkscursussen: zoals die van de “Vereeniging tot bevordering van de studie der wijsbegeerte”, een vereniging die in 1904 ontstond uit een fusie van de Rotterdamse Spinoza-studieclub en de Filosofische Studentenvereeniging. In deze vereniging was Willem Meijer de grote leider en voor mensen als Damme het grote voorbeeld. Damme spreekt de meester die in handel en wandel, in merg en ziel spinozist is, aan met 'Meijer-Spinoza'.

Meijer is van mening dat Damme Spinoza goed begrepen heeft (‘dat hij den geest van het geheele stelsel goed begrepen en in deze bladzijden juist heeft weergegeven’), maar kan niet instemmen met al zijn gevolgtrekking en conclusies. Ik kan Meijer daarin volgen. Ook mij viel op hoe goed Damme de hoofdlijnen van de Ethica weet weer te geven. Frappant is hoe vaak hij door heel het boekje heen, telkens als weer de idee God valt, de lezer oproept toch vooral voor ogen te blijven houden dat Spinoza op geen enkele manier een persoonlijke God à la de joods-christelijke godsdienst voor ogen heeft. Hij laat duidelijk merken dat hij het eigenlijk vervelend vindt dat Spinoza zoveel Godsleer heeft. Duidelijk laat Damme merken dat hij zich in de staatsleer (het Staatkundig Vertoog) niet kan vinden. Hij vindt het jammer dat Spinoza “zich van de staatsleer niet kon losmaken (p. 84) “Een ideaal van in vrijheid, zichzelf onderling regelende en samenlevende menschen koesterde hij niet.” (83) Een dergelijke anarchistische utopie dat verstandige mensen het zonder staat konden doen, had Damme kennelijk wel.
"Spinoza moet wel bittere ervaringen hebben opgedaan om de rede, waarvan hij alles verwacht wat het individu betreft, zoo ver ten achter te zetten in zijn Staatkunde en door vrees betere resultaten voor het samenleven verwacht. Mij dunkt, een verzameling van naar de rede levende menschen, behoeven niet door vrees bedwongen te worden. [...] Wij kunnen met zijne ideeen daaromtrent niet meegaan, noch er mee sympathiseeren. Twee en een halve eeuw geschiedenis der lotgevallen van de verschillende Staten, hebben ons doen zien dat het ideaal wat Spinoza zich op dit gebied voorstelde en wat dan de Democratische regeeringsvorm wezen zou, ons niet de waarborg geven zal en kan 'waarin de belangen van den Staat alsmede die van de vrijheid van het individu' het best met elkaar over een te brengen zijn. [...] Spinoza is een voorstander van gezag en schroomt niet hetzelve in toepassing te brengen". (p. 100-102)
Uit het boekje blijkt dat Damme zich een ware Spinoza-vriend voelde, die hij een paar maal ‘deze merkwaardige groote man en denker’ noemt. Hij leefde zich sterk in en identificeerde zich – op de staatsopvatting na dan – sterk met Spinoza voor wie hij een grote bewondering koesterde, zoveel is duidelijk. Z’n levensschets heeft dan ook hagiografische trekjes. Op diverse plaatsen in het boekje is niet duidelijk of de ‘ik-figuur’ nu Spinoza of Damme is. Opmerkelijk is dat hij poogt Spinoza te ‘moderniseren’ door ‘denking’ of ‘geest’ te wijzigen in ‘kracht’, zodat hij spreekt van de ‘eenheid van stof en kracht’ (p. 43). Opvallend is ook, hetgeen misschien samenhangt met zijn aanvankelijke geringe educatie en door zelfstudie verkregen kennis, dat hij sterk in zwart-wit/goed-fout-schema denkt met name waar het gaat om de tegenstelling Spinoza-joodse leiders. Je zal hem niet betrappen op een poging tot inleven in de motieven en mogelijke angsten die de laatste gehad mogen hebben. Op een enkele plaats klinkt hij moralistisch. De vereenzelviging met zijn grote voorbeeld bleek ook in zijn vrij sobere leefwijze, waarbij hij kon genieten van zang en opera.
Gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw hield Damme overal in het land lezingen over de wijsbegeerte van Spinoza en
Ook in 1908 verschijnt, eveneens bij de anarchistische uitgeverij Bedeaux te Rotterdam, een door Damme verzorgde bloemlezing, Rijpe Halmen, uit de werken van Nietzsche, Multatuli en Spinoza. Verder vermeldt Siebe Thissen:
‘De anti-christyelijke gedachte, Spinoza; in De Nieuwe Cultuur van 14 januari 1928
‘Spinoza’; in De Vrije Socialist van 24 februari 1932
‘Spinoza’s sterfdag’; in De Vrije Socialist van 2 maart 1935.
Bronnen
B. Damme, B. de Spinoza. Populaire bijdrage over zijn leven en leer. Rotterdam, 1908, 2e druk: Delft, 1921.
Siebe Thissen: BERNARD DAMME EN HET SPINOZISME IN ROTTERDAM, 1991 [Hier]
Siebe Thissen: Spinoza en het 'einde van het christendom'. Spinozisme en de arbeidsersbeweging in Nederland (1895-1930). In: Geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland, Documentatieblad van de werkgroiep "Sassen", 2 (1991) nr 2, p. 143 -154
Siebe Thissen: Monisme en vitalisme in de libertaire beweging. Een bijdrage aan de biografie van de Rotterdamse vrijdenker Bernard Damme (1864-1953) .’ In: Eerste Jaarboek Geschiedenis van het Anarchisme. - Moerkapelle, 1994., p. 77-106 [hier]
Siebe Thissen, De Spinozisten, Sdu, Den Haag 2000, Hoofdstuk 8: 'ZIEN DOOR DE BRIL DIE SPINOZA GESLEPEN HEEFT'. WILLEM MEIJER EN DE LEERSTELLIGEN [Hier]
Het Internatinal Institute of Social Studies (IISS) heeft een Archief Bernard Damme
publiceerde hij tal van artikelen over Spinoza en anderen. Zo was hij vertolker van het ‘arbeiders’-spinozisme dat werd voortgezet door Anton Constandse die in 1927 de belangrijkste ‘arbeidersfilosofen’ wist te verenigen in een nieuw blad, De Nieuwe Cultuur, onafhankelijk atheïstisch weekblad. De oude Damme werd er de belangrijkste medewerker van Constandse op wie hij veel invloed had. Damme heeft volgens Thissen in het algemeen een behoorlijke invloed gehad op arbeiders, maar ook op intellectuelen.
Fotomechanische herdruk van de 1e druk: Rotterdam, 1992.