De ketter en de hoveling - Spinoza en Leibniz

Vandaag  plaatste ik hier* een bespreking van dit boek:

Matthew Stewart, De ketter en de hoveling. Spinoza en Leibniz en het lot van God in de moderne wereld, Meulenhoff, Amsterdam 2008 (Oorspr.  The Courtier and the Heretic: Leibniz, Spinoza, and the Fate of God in the Modern World, 2006)

Een werkelijk schitterend boek - om van te genieten.

*) Inmiddels is dat weblog alweer van de buis gehaald, zodat de link niet werkte. Gelukkig kon ik mijn tekst, die ik op 16 maart 2008 bij diogenes  publiceerde, nog wel te pakken krijgen. Die plaats ik nu - 14 mei 2012 - hierna.

De ketter en de hoveling – Spinoza en Leibniz In één week tijd werden twee boeken in de markt gezet, die beide een illustratie zijn van de almaar groeiende interesse in en populariteit van Spinoza en zijn leer, maar die in vergelijking geen grotere tegenstelling kunnen demonstreren. Het gaat om

Matthew Stewart, De ketter en de hoveling. Spinoza en Leibniz en het lot van God in de moderne wereld, Meulenhoff, Amsterdam 2008 (Oorspr.  The Courtier and the Heretic: Leibniz, Spinoza, and the Fate of God in the Modern World, 2006)

Miriam van Reijen, Spinoza. De geest is gewillig, maar het vlees is sterk, Klement-Pelckmans (in de reeks Denkers), Kampen, 2008

Beide boeken zijn geschreven door bewonderaars, adepten van Spinoza. Maar wat vertonen ze een verschil. Het ene, dat van Stewart, werd geschreven door iemand die echt goed kan schrijven: een verteller van een verhaal die meester is over zijn stof, die een meeslepend verhaal vertelt, dat goed opbouwt met cliffhangers aan het eind van de hoofdstukken, die de geïnteresseerde lezer mee zijn betoog binnenzuigt. Een echte pageturner. Daarnaast een boek van een schrijfster, Van Reijen, die wel zeer deskundig haar stof beheerst en die aantoonbaar een onverschrokken adept van Spinoza is en bereid is om hem als een advocaat tegen aanvallen te verdedigen, maar die absoluut niet kan schrijven: zo vreselijk chaotisch, zo warrig de dingen door elkaar verhaalt en er allerlei zaken bij sleept die op die plaats en dat moment in het betoog niet aan de orde (hoeven) zijn. Ik kom hier in een aparte bespreking op terug, nu heb ik het verder over dit schitterende boek van Matthew Stewart.

Het wordt al snel duidelijk dat Stewart aan de kant staat van de mens Spinoza en diens filosofie die aan het begin staat van de moderniteit en niet aan de kant van Leibniz die hij ziet als de laatste verdediger van de oude (nog aan de kant van de theologie staande) filosofie van het ancien régime.

Stewart heeft zich voorgenomen aan te tonen, hoe belangrijk Spinoza voor Leibniz is geweest, dat Leibniz een korte periode even dicht in de buurt van Spinoza kwam, maar toen - diens filosofie begrijpend – terugschrok voor de consequenties (gevaar voor het geloof in de liefhebbende God-Schepper en in de persoonlijke onsterfelijkheid), niet wilde toegeven en uiteindelijk een eigen metafysisch systeem ontwierp dat helemaal bestond uit een bestrijding van Spinoza (zonder hem direct te noemen), om zijn God uit de klauwen der spinozisten te redden. Net als Spinoza zijn Ethica durfde Leibniz zijn Monadologie niet tijdens zijn leven te publiceren.

Spinoza concludeerde tot een god die overigens door niemand als goddelijk werd beschouwd, terwijl Leibniz als een advocaat de overgeleverde God (die ons liefheeft en voor ons zorgt) verdedigde, waarbij het voor Stewart de vraag is of hij er zelf eigenlijk nog wel in geloofde.

Het is werkelijk prachtig om mee te maken hoe de auteur dit beschrijft, zijn verhaal op een heel geloofwaardige manier opbouwt en zijn betoog onderbouwt. Heel suggestief oppert Stewart dat dit in-de-buurt-van-Spinoza’s-gedachten-komen samenviel met de enige keer dat Leibniz Spinoza opzocht in diens nederige onderkomen in Den Haag, en hoe hij daarna almaar meer zijn best deed én om méér van Spinoza in handen te krijgen én om de sporen van die toenadering uit te wissen.

En hij laat zien hoe Leibniz zijn metafysica uitwerkte als in de grond een reactie op Spinoza, op zo'n manier dat als het in elkaar stortte, louter het spinozisme over zou blijven. Specialisten in Leibniz en andere vakfilosofen zullen er vast wel een of ander op af te dingen hebben, maar een schitterend en overtuigend verhaal vormt het wel. Wat maakt dit filosofie interessant, hoe levendig wordt het wanneer men kan meebeleven met welke kwesties in hun tijd de denkers bezig waren.

Het boek opent met de beschrijving van die ontmoeting van Leibniz met Spinoza in november van het jaar 1676, waarbij duidelijk is dat die hele reis ondernomen was óm de vermaarde filosoferende jood te ontmoeten, maar die Leibniz later heeft willen bagatelliseren. De rest van het boek gaat het erom de betekenis van die ontmoeting naderbij te brengen: alles wordt daarnaartoe en daarvandaan beschreven.

Na dit eerste hoofdstuk volgen hoofdstukken waarin achtereenvolgens het leven van Spinoza en Leibniz en vervolgens hun leer wordt beschreven, waarin wordt duidelijk gemaakt hoe verschillend hun leven was: Spinoza bescheiden levend naar zijn leer, Leibniz levend en heel zijn leven hakend naar geld, genot, invloed en eer, zaken waarvan Spinoza in zijn Verhandeling over de verbetering van het verstand had aangegeven, dat ze beter geen doel, doch slechts middel dienen te zijn om een verder weg liggende en hogere gelukzaligheid te bereiken.

Het is duidelijk dat de auteur bewonderend opkijkt tegen de eigenzinnige en zelfstandige zekerheid van Spinoza en daarnaast weinig moet hebben van de wispelturig veelzijdige laatste uomo universale Leibniz (diplomaat, hoveling, mijningenieur, historicus, wiskundige, fysicus, theoloog en filosoof) – de ondanks z’n genie toch almaar onzekere, oneigenlijke en zelfs bedriegelijk laverende Leibniz.

Openlijk distantieerde Leibniz zich van Spinoza’s radicale ideeën en maakte hij naar derden toe laatdunkende opmerkingen over ‘de jood’, maar heimelijk trachtte hij diens werk in handen te krijgen en schreef hij Spinoza brieven van een bewonderaar.

Stewart (psycho)analyseert Leibniz van alle kanten en oppert dat hij “het spinozisme zozeer vreesde omdat hij dacht dat het wel eens waar kon zijn” (p. 305).

Grappig is te lezen hoe Stewart, die na zijn filosofiestudie en voor hij zich wijdde aan zijn schrijverschap, management consultant is geweest, schrijft over de jarenlange bemoeienis van Leibniz als mijningenieur in het Harzgebergte en hoe door de echte ingenieurs over deze management consultant gemopperd moet zijn.

Van dit boek zou een film te maken zijn. Ergens doet het boek denken aan de film Amadeus: de obsessieve bewondering voor en bestrijding door Salieri van Mozart, maar met dit verschil dat dít een werk van fictie is, terwijl Stewart voor zijn compositie toch aardig wat bewijsplaatsen tevoorschijn kan toveren.

Tot slot nog een paar opmerkingen: het is betwijfelbaar (en betwijfeld) of Pierre Bayle zo "genadenloos vijandig" tegenover Spinoza stond als Stewart op p. 70 beweert.

Enige malen heeft Stewart het over Spinoza's "doctrine van parallellisme", terwijl dat geen typering van Spinoza van zijn leer is. Het is juist een niet spinozistischse typering van de hand van Leibniz. Kleinigheden bij een zo genietbaar en erudiet gecomponeerd boek.

Aanvulling.
Zojuist ontdek ik
hier een fraaie bespreking van Bas Heijne ooit (Leon Kuunders vermeldt nooit data bij de overnames op zijn site) in de NRC (Kuunders plaatste de tekst april 2006). Tot mijn verrassing zie ik daar dat ook Heijne de associatie had met de film Amadeus van Peter Schaffers. Het is inderdaad een vergelijking die zich opdringt aan een lezer die die prachtige film heeft gezien.
Recensie Marinus de Baar in Trouw van zaterdag 29 april 02006 op Despinoza.nl

Recensie Hans Driessen in De Volkskrant van 18 april 2008

Review on salom.com Everybody loves Spinoza By Laura Miller

Review LIESL SCHILLINGER in NYT 26 febr. 2006: Great Minds Don't Think Alike - met deze cartoon van Boris Kulikov:

                    

Spaanse recensie door Fernando Savater van 22 SEP 2007, waarin deze cartoon van Loredano

              

Nog een aanvulling dd 6 mei 2008

Onlangs vond ik hier op internet en las ik een interessante tekst van de Tsjechische (taal)filosoof Fritz Mauthner (1849 – 1923): Spinoza. Ein Umriß seines Lebens und Wirkens. Dresden, 1921 (2. Auflage; erweiterte Neubearbeitung) – 157 Seiten – oorspronkelijk uitgegeven in 1906.

Zonder dat ik wil beweren dat Stewart plagiaat pleegde, meen ik dat hier in Mauthners tekst van een eeuw geleden in hoofdlijnen ongeveer hetzelfde beeld van Leibniz’ relatie tot Spinoza wordt gegeven.

Was eerder gepubliceerd op 16 March 2008 By diogenes on 13:35